Orale verzen 34
Tot slot van het onderdeel kreools-orale verzen een tweetal gedichten in meer moderne zin. Het eerste behoort tot die welke ik eigenlijk niet meer zou hebben willen publiceren als ze nieuw waren geweest. En waarom? Nou, omdat er veel is veranderd de laatste twintig jaar, sinds ik begon te schrijven.
Toen kon je nog zeggen dat wij, Surinamers, op de vuilnisbelt van de historie lagen, zoals in onderstaand gedicht vermeld staat. We zijn opgestaan, zo men wil: van de vuilnisbelt gerold, of liever: door de hand van het moderne bevrijdingsbewustzijn opgeraapt en op een menswaardige plaats gezet. Althans... pogingen daartoe zijn er ondernomen.
Het is net als met sommige andere gedichten, zoals bijvoorbeeld Jesi dat vertaald is met De stem van mijn geschiedenis (zie Boek I).
Jesi betekent: oor. In het Surinaams kent men het werkwoord (opgepast, beter: de werkwoordsfunktie) jesi (= geef oor!)
Jesi mi betekent luister naar me, hoor mij aan! Dat is wat het bewuste gedicht vraagt: luister naar mijn stem, luister naar de stem van mijn geschiedenis die iets vertelt.
In de Sranan-versie heeft men aan het einde de kreet: luister naar mij, want ik ben stem! In de voordracht komt het verschil in het gebruik van die twee talen veel beter tot uiting. In de oorspronkelijke tekst van Jesi staat er ook een oproep aan het (geh)oor tot luisteren.
De grote vraag is: waar vinden wij de zwoegers die ons historische krot kunnen vertimmeren?
Dat is later met het hervertalen, nu dus, anders verwerkt.