| |
| |
| |
7 Onze powesie, onze pinarie
Wat nu volgt heb ik, lang na het schrijven ervan, herhaalde malen zitten wegen in verband met het opnemen of niet. Wi na tongo, wi de a mindri tifi zegt een spreekwoord. Letterlijk vertaald komt dit gezegde neer op: wij zijn als de tong die zich tussen de (scherpe) tanden bevindt. Een kwetsbare positie dus. En dan mag je je afvragen of deze paragraaf op grond van onze kwetsbaarheid had mogen volgen.
Een ander ding is dat ik vind dat me werk op zich al voldoende is; ik hoef geen ‘boe’ tegen anderen te roepen om mezelf iets waard te voelen.
Tegenover die twee argumenten kontra kan je twee pro plaatsen, twee even zo belangrijke. Het eerste is dat we, hoewel langzaamaan de behoefte daaraan wordt erkend, als minderheidsdichters absoluut een gebrek hebben aan harde (zelf)kritiek.
Het tweede is dat ik als schrijver juist vanuit een enorme betrokkenheid het grootste recht en de plicht heb om zelfs op de meest cynische wijze (want dat is het) mijn ongenoegen kenbaar te maken over de minderheidspowesie. Een pijnlijke zaak, maar het moet!
| |
De aanvaarding van de bloedarme margekultuur
Is het voor de kenner een moeilijke aangelegenheid het achterliggende veld aan Srananpowesie (bij de authentieken) te ontcijferen, hoe ongemakkelijk zal het de leek wel niet vallen er iets van op te steken, ook al houdt hij het bij de in Nederland funktionerende (Sranan)dichters, indien deze zich eens wat dieper dan normaal zouden durven uiten. Met de authentieken doel ik op de dichters (dip'bere
| |
| |
skrif'man) die van het diepere Sranan (dip'bere tongo) gebruik maakten. Er bekruipt de moderne Surinamer een gevoel van machteloosheid bij het lezen van een diep en in goed Sranan geschreven gedicht.
Geen wonder dat er een aversie bestaat tegen alles wat ‘diep’ is. Ik laat dan nog even het feit buiten beschouwing dat de grote thema's (dood, leven, liefde etc.) óf worden gemeden óf ze worden niet in een werkelijk diepe duik uitgevochten. Het gesignaleerde onlustig tegengevoel, zoals de weerzin valt te kenschetsen, richt zich ook en vooral tegen powesie waarbij men enigszins moet nadenken. Het resultaat, zou ik zeggen, is bekend. De kanttekening wordt hier gemaakt dat kultuurvervreemding op zich geen misdaad inhoudt. Kunst an sich werkt ook op een bepaalde manier vervreemdend: er komt iets nieuws aan te pas dat in de loop der tijd veroudert. Maar het nieuwe vraagt om erkenning, waarna herkenning. De nieuwe schepping, liefst in een frisse, nieuwe stijl, schept dus eerst de zogeheten Verfremdung.
Wel is het verkeerd je opzettelijk te laten kortwieken door een gebrek aan zegdiepte te aanvaarden, met name wanneer dit tekort het gevolg is van kultuurvervreemding op grond van koloniale en post-koloniale invloeden.
‘Wij, minderheden,’ begint me tong te roepen, ‘met name wij, Sranan-powemaman, laten ons binnen de huidige situatie terugdringen tot het lamentabele terrein van klagers over (op zichzelf eerbare onderwerpen als) diskriminatie, Derde Wereld-ellende, vrouwenemancipatie in de vorm van klisjees, Bijlmeronlust, revolutionair pamflettistische bekschreeuwerij in de vorm van gauwgauw opgeschrifde versjes, al te vaak rijmelarij, die nooit aan een herbeschouwing lijken te kunnen worden onderworpen!’
| |
| |
| |
De roep om kwaliteit
O, in mijn slangvenijnige gedachten rijst het beeld van een o zo goedmoedig poweetje dat gedoken tussen de benen van een bruingebilde muze (het mag ook een man zijn, noem hem voor mijn part een muus) zijn of haar teksten aan het bilzittende publiek vóórdraagt in de vorm van afgeknauwde zinnen die bloemrijk op elkaar gestapeld, via de elementaire klankleer van kabaalmakerig stamelen, powetograag worden opgedist! De terloops voor de zoveelste keer verkrachte muus of muze laat niet na wraak te nemen door zijn/haar pissige lichaamsinhoud even bloemrijk over het powetohoofd te lozen, terwijl meneertje of mevrouwtje, met de beide schudhanden om de dijen van de muus of muze geslagen, op hartdraaierig antoesjaste wijze de wreeddadige salvo's dom-applaus staat te verbeiden. Baya! En dat heet dan haast lyrischmooi de lust der powesie.
powesie!!
Dat onzichtbare en naar het publiek gerichte uithangbord dat de muus of muze tot een halszaak hangt te wezen zegt dan ook met schreeuwletters:
onze powesie is neks dan pinarie!
Armoede troef dus! Wie een van die vele welzijnsbladen openslaat zal merken hoeveel ‘gedichten’ de welzijnsherders der minderheidskudde wel niet met gouden emotie laten drukken in het belang van de voorlichting.
‘Strontpoeperij!’ roep ik, ietwat groffig, ‘want je bevordert allerminst hun kritische zin daarmee!’ (Al mag gesteld worden dat zij ook weer niet de aangewezen waakhonden zijn voor de kwailteitskontrole, mooier: ze brengen in elk geval schrijver en publiek tot elkaar!)
| |
| |
Met name jong, aankomend talent heeft aan zulke publikatie vooral goed kwaliteitsvoorbeeld. Epigonendom - dat is navolgerij - gegarandeerd! Waarmee de slapte triomfeert en het reserveparadijs dat Suriname is voor de zoveelste keer heimweeïg is gelyriseerd!
Toch is het niet mijn bedoeling alleen maar te staan galspuwen en te pispotten met de door mij in wezen zeer geliefde brada's en sisa's. Ik schrijf dit alles vanuit de bezorgdheid, zoals gezegd. Juist als we serieus genomen willen worden door de meerderheidsautochtoon die ons zo innig liefheeft dat hij ons, liefst een Bijlmerekspress vol, de hoogten in, massaal opneemt in zijn literaire Walhalla! Al gaat er heel wat muzepis over de powetohoofdjes moeten vloeien voordat hij, de meerderheidsmens, inziet wat voor grap hij heeft aan ons ‘talent’.
Talent! Er dreigt de doorbraak van talent. Voorwaar geladen zin, waarmee ik de hoop uit dat men zich publiekelijk gaat afvragen of er nieuwe ontwikkelingen zijn. Niet dat alleen, maar vooral welke en hoe deze in te schatten. Ach, talenten (klinkt als ‘valse munten’), ze zijn er altijd al geweest. Vooral de laatste paar jaar zijn er duidelijk tekens die wijzen op een nieuwe generatie powesie. Meerderheidsuitgeverijen dreigen wakker te worden gepowetiseerd. Wij, thans op Nederlandse scholen optredend met wvc-subsidie, terwijl de pers ons werk grotendeels negeert. Eén schrale troost: wij daardoor ook niet afgekraakt met onze wanprodukten.
| |
Positieve en negatieve kwaliteiten
Ieder heeft zijn talent, niewaar dan? Ook de talentlozen die per boek en grote bek omhoogvallen tot bekende dichter, dankzij de onkunde en het soms al te overmatige schuldbe- | |
| |
sef der ex-koloniale Batavieren plus diens angst om voor neo-koloniale diskriminator te worden uitgekafferd.
Nee, ik ben bloedzaam serieus waar het erom gaat de middelen te vinden waarmee je powesie, ónze powesie, een rijke basis kan verstrekken, zeg maar powetotechnische middelen, de eigen, ontwikkelde (maar ongeforceerde, uit de natuurlijke lijn van onze Sranankulturen voortvloeiende) procédé's. Ook dát moet onderdeel zíjn van de zo geliefde mensbevrijdingsstrategie! Zulks te beseffen, ook dát behoort tot een bevrijd bewustzijn. Want ik ben vóór een bloeiende, pluriforme en door meerdere personen gedragen minderhedenkultuur die verder strekt dan margekultuur (= alleen datgene wat vertelt van onze aanpassingsmoeilijkheden).
Wij dienen dus op te houden andermans racisme te belamenteren, andermans macht te bezingen in klaagzang over onze onmacht, andermans denkwijze te demonstreren, andermans schijriakseptatie te tolereren door als powetisch bijhangsel te fungeren, ons wezenlijkste deel te vergooien, gemakzucht te behagen uit naam van kultuur, onszelf op termijn te verarmen en ons ongeklisjeerde uitingsvermogen weg te drukken, te negeren en uit te vlakken. Kortom, optimale zelfekspressie op de meest geëigende manier! Maar niet goedkoop! Dat n'a tori!
Hoe makkelijk is het niet zich dichter te noemen, een algemeen en populair thema beschouwenderwijs aan de orde te stellen, deze regels in wat mootjes te hakken en ze onder elkaar te plaatsen, ze in gloeiend ijverige bundels bij elkaar te schrapen en ze voor te dragen, liefst op een manier waarbij men als welsprekerige (eigenlijk moet ik zeggen: welkwelende) dichter vooral sociale onlustgevoelens over het podium weet te slepen. Gelukkig is de techniek van het voordragen vaak wel goed ontwikkeld, veelal met drumbegeleiding en zo.
| |
| |
Maar het blijft een hopeloos feit dat we geen onderscheid kunnen maken tussen professioneel en amateur. En dat we dat ook nie durven. Want als je zegt: ‘Beste persoon, je noemt je dichter of dichteres, maar je hebt geen literaire kwaliteit’, dan diskrimineer je! Houtenbeen waant zich twee-voet-danser in minderhedenland! Anders gezegd: Meneer Ziende-Eénoog waant zich koning van het land der twee-ogig blinden!
Trouwens, bij al dit gekanker vergeet ik niet te staan schreeuwroepen dat onze geachtige meerderheid niet veel beter presteert in het algemeen.
De goed naar het papier ogende lezer dezer lessen zal allang begrepen hebben dat er van zulke powesie niet veel heil valt te verwachten, behalve dat zij als modeverschijnsel glorieert.
Van hier af de roep om kwaliteitsverhoging zonder dat wij ons gaan blindstaren op de normen van de meerderheidskunst. Van deze aanpak uit (zie bundel Lelu! Lelu!) met powesie een verzoening teweegbrengen tussen basis en top, tussen intellektueel en massa (zie: volkse gedichten, met stip). Intellektuele vervreemding en kulturele vervreemding kunnen wij, scherp lettend op eigen kwaliteiten, beslist tegengaan.
Rest mij nog te zeggen dat we - uiteraard náást dat vele positieve dat er wel degelijk bestaat, zoals onze warmgekleurde powesie, onze vechtlustigheid, onze hoge mate van ongekunsteldheid, onze vaak wereldwezenlijke thema's, onze powetische muzikaliteit, onze enorme ritmiek, onze virile, levendige ekspressie en vooral onze vindingrijkheid etc. etc. - een aantal verzachtende omstandigheden kunnen aanvoeren. Wat te zeggen van de situatie die ik uitdruk met de woorden: we are half-tongued people, never speak the whole? We zijn halfgeworteld in ons verleden (kultuurkennis, taal- | |
| |
kunnen, dat alles is niet optimaal) en slechts halfgeworteld in ons heden (we missen het virtuoze gebruik van en de volkomen identifikatie met de taal die we toch dagelijks gebruiken, namelijk het Nederlands, we kunnen onze diepste gevoelens niet echt erin uiten met de absolute zekerheid die een geboren bakra hanteert). Zelfs onze tussentaal (en dat pleit weer tegen), het Surinaams-Nederlands, een natuurlijke mengvorm, knijpen we af. Dit uit vrees om voor dom te worden versleten. De Jamaicanen met hun door ons zo geliefde reggae gebruiken rustig hun ‘koeterwaalse’-Engels. De negers in Amerika laten steeds meer zien wat ze aan eigen tongkleur hebben. En dat wordt internationaal nog gerespekteerd ook! Maar de Hollandse kreool, de Euromigrant, de Njunbakra, verbergt zijn taalhebsels liever onder z'n mars!
Onze populatie, ons kleine aantal, werkt ook in ons nadeel. Daarnaast verkeren we in een dubbele, zelfs driedubbele! achterstandssituatie: als minderheid hier in Holland en als negeerbare hoeveelheid in internationaal verband. Plus nog pakt Holland liever een buitenlandse neger om iets te laten zeggen, dan dat ze ons zien staan. Dit zeg ik met alle aanwezige solidariteitsgevoel voor wat de onderdrukten en met name ook de zwarten in internationaal verband weten te bereiken. Maar toch! Iedereen weet dat er negers zijn in Frankrijk, Engeland, Amerika uiteraard, maar dat van Holland is er niet. Buitenland kent geen Hollands zwart, ja, de donkere lucht wel, maar verder niets. Tenslotte een punt dat vanzelf spreekt: we missen een goede begeleiding via recensies (die uiteraard niet diskriminerend of etnocentrisch mogen zijn, dus niet dat we bekeken moeten worden via enkel een Europese visie die alleen iets blanks in ons zoekt). Het wordt trouwens ook tijd dat wij zo breed mogelijk de kans krijgen met eigen achtergrondervaring zelf een aantal
| |
| |
Derde Wereld-zaken te bespreken om niet altijd maar met visies vanuit Europa te worden gekonfronteerd.
| |
De ideeënwereld, een bijdrage daaraan
Terug naar mijn idee over de tweede fase. (We weten, de eerste was: het primair uitdragen van eigen groepsidentiteit, in ons geval, de Surinaamse. In Holland laten zien dat je Surinamer bent met eigenwaarde, daar begint het mee. En verder?)
Wat zich binnen de wereld van één en dezelfde schrijver of dichter aan ideeënrijkdom uitspint vanuit een individuele fantasiewereld kan ruimschoots aanvullend en vernieuwend werken op de meerderheidskultuur. Het is daarnaast de bedoeling dat we ook vanuit onze achtergrond als allochtonen (noem ons: aanboorlingen tussen de Hollandse inboorlingen) nieuwe bijdragen leveren aan de bestaande ideeënwereld van de autochtonen (de Hollandse inboorling dus). Dat gaat heel duidelijk verder dan het tot uitdrukking brengen van groepsidentiteit, wat dus de eerste fase zou hebben betekend.
Maar hoe ziet die liefomhelsde meerderheid óns nu dan? En?! Wel, open-oog, lees verder baya!
|
|