| |
| |
| |
4 Het eigen Surinaamse vers
Het traditionele vers
Over relativeren gesproken! Veel van wat we als typisch Hollands hebben geleerd blijkt een vrij universeel karakter te kunnen hebben. Een verschijnsel als rijm komt ook in bijvoorbeeld het ‘natuurlijke’ Sranan voor, al heeft het daar oorspronkelijk een heel andere opzet en verschijningsvorm. Zo is de herhaling van een versregel een vorm van volmaakt rijm. En wanneer iemand zingt:
dan zit er een vorm van rijm in de twee woorden ho en he die een vast, elkaar afwisselend paar vormen. Neem bijvoorbeeld een ander paar dat met dit paar ‘rijmt’ namelijk aye! en ayo! Mogelijk is natuurlijk ook, de volmaakte herhaling in hoho en hehe etc. etc.
Er is ook, jaja, een bepaalde vorm van beginrijm in deze traditionele verstechniek. Zo heb je de twee klanken a en o die als voorvoegsel dienen:
Deze a wordt soms na. De o wordt soms ho. Het zijn in wezen twee ‘startletters’ met schoonheidsfunktie. De rol van de initiële a en o biedt niet alleen de mogelijkheid tot het maken van beginrijm. Deze twee zijn soms te beschouwen als letters (klanken), soms als woorden en soms zijn ze woorddelen
| |
| |
(partikels). Ze paren elkaar, veranderen in elkaar en wijzigen zich in na en ho. Ze zijn ook overblijfselen van de zogeheten ‘class markers’ in de westafrikaanse talen. (Na of a bijvoorbeeld, kan de status hebben van copula, koppelwerkwoord. Kortom: een item dat zich nogal gekompliceerd gedraagt.)
In verband met het rijm nog dit:
Er komt in één en hetzelfde lied bijvoorbeeld de volgende versregel in verscheidene variaties voor, zónder wijziging van de informatieve (semantische) waarde:
Het is duidelijk dat zowel vóór als áchter in de versregel bepaalde ‘rijmpatronen’ voorkomen. De gebruikte moeilijkheden zijn van tweeërlei aard: het wel of niet aanwezig zijn van iets (a, na etc.; óf er is ‘niets’, wat blijkt uit het doorgestreepte nulletje). De afwezigheid van een taalteken of taalklank (c.q. woord) kan men nu eenmaal niet variëren. Maar als er ‘iets’ aanwezig is op de bewuste plaats in de versregel - voor of achter - dan kan men dat op twee manieren gebruiken: herhalen of variëren. Nemen we het variëren: a of na, o of e. Deze laatste kan men weer op twee manieren gebruiken: (h)o of (h)e.
Dan heb ik het niet over de zeer bepaalde aantallen lettergrepen in de zwarte verstypen en de dubbele zinskernen. Ik verwijs in verband met dit soort verschijnselen naar een later gedeelte in deze inleiding waarin ik praat over een esthetisch principe (ofwel de grondregel van de orale filosofie),
| |
| |
waar ik de toepassing van heb mogen konstateren in de kreools-orale powesie, namelijk een ‘binair-principe’. Dat lijkt moeilijk, maar het komt zo ongeveer neer op kunst maken met in je achterhoofd de gedachte: alles wat ik zeg moet op één of andere manier in twee delen uiteenvallen, die mogelijk met een derde, afwijkend ding zijn verbonden. Een gewichtheffer heeft bijvoorbeeld een halter met steeds twee bollen of gelijke gewichten die verbonden zijn met een staaf, die in wezen kan worden weggelaten. Nu is deze zogenoemde symmetrie, een stelsel van symmetrische verhoudingen, op zich niet zo bizonder. Meetkunde, muziek, zelfs architectuur... ze hebben het allemaal (gehad). Het gaat er echter om hóe men iets dergelijks gebruikt.
Welnu, net zoals een sonnet vroeger altijd ergens een wending of keer had, zoals het in twee gelijke dan wel gelijkwaardige delen uiteen moest vallen om mooi, goed en zelfs perfekt te mogen heten, zo kan er iets dergelijks in de bewuste orale literatuur het geval zijn. Het belangrijkste is dat men vooralsnog onthoudt dat zelfs volkeren die geen schrift en geen boeken kenden hun techniek hebben ontwikkeld om teksten samen te stellen, die te polijsten, te onthouden en die over te dragen. De grap is alleen dat men zoiets nooit eerder bij de kreoolse literatuur van Suriname heeft weten te ontdekken, zelfs niet in haar samenhang met houtsnijkunst waarop hetzelfde artistieke principe is toegepast. De overeenkomst tussen literatuur, met name liedteksten, en muziek is als vanzelfsprekend. Dat is de eerste relatie waarin men een dergelijke samenhang hoort te zoeken. Er kunnen nog meer gebieden zijn die, zoals dat heet, door een dergelijk principe worden gedomineerd.
Iets over de achtergronden van de studie van taal en kultuur (en dus ook van het zo belangrijke orale vers).
| |
| |
Met grote nadruk verwijs ik naar Boek III van deze bundel waar in het onderdeel Kreools-Orale Verzen met beschrijvingen en talloze voorbeelden op het verschijnsel wordt ingegaan. (Zie ook mijn studie Krioro Fa?, een funktionele analyse van strukturele elementen in de kreools-orale literatuur van Suriname. Deze skriptie hoop ik ooit te publiceren, maar dan niet zonder het uitputtende van langdurig veldwerk ter aanvulling van het een en ander.)
Eigenlijk is de totaal nieuwe visie op het orale vers die daarin getoond wordt, ook al om de zo weinig onderzochte stof en de vele vragen en hypothesen die rijzen, een ‘orale promotie’ waard. Zoiets dus als Wooding die de winti jarenlang onderzocht en daarop promoveerde, terwijl men voordien zo'n belangrijk kultuurgegeven als studie van de kreoolse godsdienst die winti is liet liggen.
De naam ‘winti’ slaat op de traditionele negergodsdienst in Suriname. Men zegt dat ‘winti’ afkomstig zou zijn van het Franse ‘ventu’ en dat het zoiets zou betekenen als ‘vluchtig, wind, geest’. Merkwaardig dat men alweer uitgaat van het Europese! Alsof de negers zelf geen naam konden hebben voor hun eigen godsdienst. Het klopt ook niet, want bij ‘winti’ valt de nadruk op de eerste lettergreep, terwijl bij ‘ventu’ de nadruk op de tweede lettergreep valt. Napraterij dus! Winti komt mogelijk van een woord uit de Ba-ntu-talen (Ba-ntu = menselijk, van de mens afkomstig). Winti komt van zoiets als ‘ku-ntu’ of ‘ki-nte’. Hoogstwaarschijnlijk komt het van ‘ki-ntu’.
Allereerst de sterke klankkombinatie (kluster) nt, die men in alle vier hoofdkategorieën vindt van de Bantu-filosofie: muntu, kintu, hantu en kuntu.
Wat deze woorden, die slaan op wezens en materie, precies inhouden valt heel moeilijk met twee woorden uit te leggen. Maar heeft men de nt van winti al zien staan?
| |
| |
In het Sranan vindt men elementen van deze oerwoorden telkens terug in woorden als kuduntu (kuntu-kuntu afgekort tot kukuntu en verbasterd tot kuduntu). Soms zijn ze er in hun geheel of in hun betekenis verbasterd tot andere begrippen zoals in het archaïsche woord dat ik in Holland, 1983, bij toneelgroep Afoe Sensi (Halve Cent, een oude munt), tegenkwam: Afrontoe Kin(t)a dee, heette het stuk. En kiná zijn... de goddelijke wetten. De betekenis van de goden is herleid tot hun voorschriften. (Het Affront der Goddelijke wetten, dus). Winti en kinta zijn precies hetzelfde, zowel vormelijk als inhoudelijk! Aangezien ik ook kinta heb horen zeggen, kan het niet anders zijn of deze twee woorden bestaan naast elkaar! Hoe het ook zij, men is niet gediend met goedkope verklaringen richting Europa.
De Afrikaanse taal-elementen zijn schromelijk genegeerd! Doordat men veel te weinig onderzoek van eigen kultuur pleegde, konden vele gegevens aldus verloren gaan, bang als men was geen eer te behalen met ‘domafgodische negerachtige dinges’. Ja, er dreigde zelf iets besmettelijks: men zou neger z'n schande op zich laden. Dat heet dan in het Surinaams-Nederlands: een hebi op je nemen. Nóg erger: als je je inliet met negerdinges kwam je er nooit meer vanaf! Boze geesten... ze zouden je hatelijk treffen! Je zou nooit meer ophouwen ‘Winti's te dansen en Dinges te dienen in afgoderij!’ Vervloekt was je, vervloekt met de kunu's van neger z'n buik!
Of moet ik mooi westers-rationeel redeneren en kalmmondig zeggen: Europa-gericht als men was terwijl men het eigene liet verkommeren en overliet aan... Europese en Amerikaanse onderzoekers? De tijden veranderen, maar toch: 't kreools-orale vers baart nog steeds angst!
| |
| |
| |
Typen van verzen binnen de Surinaamse powesie
Bescheiden verklaar ik nu maar: er zijn liefst vijf typen gedichten die men in de Surinaamse (minderheids)powesie kan onderscheiden:
- Type 1 is het authentieke krioro-vers. Winti-liederen stijl, zal ik maar zeggen, normaal gebracht door vertellers en zangers, toriman-singi. Zulks staat verteltechnisch gelijk aan de manier waarop een griot in Afrika of een minstreel zijn verzen bracht.
- Type 2 is het oude lied van de overlevering (bijvoorbeeld Perun-Perun, een volksliedje) waarin ook heel duidelijk de slijtage. (‘Korruptie’ heet dat, literair-technisch gezien, ‘een korrupte tekst’. Eigenlijk is de tekst mogelijk niet (alleen) door de tand des tijds geschonden. Korruptie betekent in dit geval ook: betekenis verloren, inhoud onbekend, oorsprong onbekend etc.)
Toch moet men oppassen. Het woord perun poogde men (zie Creole Drum, pag. 64-65 en voetnoten 12 t/m 16) te verklaren als een mogelijke verbastering van de naam Peronne indien die zou hebben bestaan. Geen slecht idee. Maar waarom niet gewoon vanuit het Sranan-taalgevoel eerst gepoogd perun te erkennen als een speels element? Het feit dat het antwoord primair gezocht wordt in slijtage van teksten toont dat er niet direkt vanuit de taal zelf is gedacht. Dat is met vele beschouwingen zo, hoe waardevol ze ook mogen zijn.
Een ander, wèl traceerbaar geval van zo'n ‘korrupte’ tekst is het kinderliedje Kopro-Kanu (lett.: Koperen Kanon). Deze term gebruikt men voor een rooie neger, een boomkool, een neger die niet al te zwart, maar wel (vergeef ons die bestaande term) ‘bleekgeel is als ongepoetste koper’. In het
| |
| |
liedje wordt de ene dochter, Kopro-Kanu, ten opzichte van haar zusters gediskrimineerd. En ja hoor, juist zij vindt het geluk. Dit is de Surinaamse versie van het Assepoesterverhaal.
Toch bestond er wel degelijk een marronleider die Kopro-Kanu heette (en die in 1828 aan de Marowijne-rivier werd gedood). De vraag is: welke Kopro-Kanu bedoelt het liedje? Hier volgt de ‘korrupte’ tekst met overigens de struktuur van het liedje perfekt oraal:
Kinderen, komen jullie eten!
Vrijslaaf Tania, kom eten!
Vrijslaaf Bonia, kom eten!
blijf jij maar in een hoekje!
Fremantania betekent mogelijk Vrijslaaf Tania (een marronleider?). Het kan ook betekenen: meisje Tania, vrije mens Tania. De uitgang -ania kan ook op iets anders duiden. Holland noemden we spottend P'tatania, dus Patat-anië.
Freman is dus Friman, Vrije-mens.
Fremanbonia leidt mogelijk naar de Boni-negers. Als interpretatie zou men kunnen zeggen: alle vrije negers mogen komen genieten, maar Koperen-Kanon moet het ontgelden. Dat ‘genieten’ van die andere negers zou duiden op eerder gesloten pacten tussen de koloniale regering en de marrons. Deze late strijders van Kopro-Kanu krijgen dus geen pardon. Is dit liedje ontstaan na de dood van Koperen-Kanon? Of tij- | |
| |
dens zijn leven, als ‘verzetsliedje’? Is het oorspronkelijk een lied voor en door volwassenen? Was het een spotlied? Wordt er, zoals zo vaak in deze liedjes, precies het tegenovergestelde bedoeld van wat er wordt gezegd? Was er al een Afrikaans lied dat werd aangepast? De vragen zijn legio.
- Type 3 is het drumgedicht-type, ritmisch zeer sterk, ‘modern-oraal’. Dat wil zeggen dat er heel duidelijk invloeden uit de overgeleverde kreoolse kultuur in zitten. Maar in regelbouw, zinslengte, strofe-indeling, lengte van het gedicht en vooral in totale struktuur is het nieuw. (Het is dan ook hier dat Slory, Johanna, Dobru etc. beginnen te tellen.)
- Type 4 is het vrije vers dat zich binnen het gegeven van de volkstaal ontwikkeld heeft. (Het rijmloze gedicht, maar met duidelijke mogelijkheden en beperkingen van in dit geval het Sranan.)
- Type 5 is het echt moderne werk, waarbij iemand van Surinaamse origine een gedicht maakt, in het Hollands of in het Sranan (of Sarnami, welke taal dan ook), weliswaar niet meer rijmvast, maar met duidelijk Hollandse invloed in zinsbouw en versbouw en thema, zelfs al gebruikt men die andere taal van thuis. Hier vindt men het gros der nieuwlichters.
|
|