zo snel mogelijk ophouden zichzelf te bedriegen met romantisch-goedkope en o zo oppervlakkige ‘back to the roots’ nonsens!
X. Dit boek behandelt taal & kultuur van Suriname, met name de kultuur der Surinaamse negers. Daarin speelt de slaventijd een kapitale rol. Als zodanig gaat dit werk dus óók over een stuk Guyana. De geschiedenis van de Guyana's is al vaak genoeg beschreven. Een drietal recente bronnen zijn Sandew Hira (1982), Glenn Willemsen et al. (1983) en Albert Helman (1982, 1983). Zie voorts de literatuurlijst achterin.
‘Heldhaftigheid, strijd en verzet van negers en indianen’ schijnt het grote toverwoord te zijn. Men heeft zich dus moedig getoond tegen de kolonialen in Marronstrijd en Indianenverzet. Een waarheid die meerdere historische bronnen (Hartsinck, Wolberts, Netscher, etc.) opleveren is dat er ook sprake was bij de inheemsen van kollaboratie met de vijand. Voor Suriname is dit niet ontkend (zie bijv. Sylvia de Groot over de Zwarte Jagers, de Roodmutsen: Redimusu). In een roman als Dat Vuur der Grote Drama's (1982) verdedig ik die ‘arme geterroriseerde indianen’, en negers ook, in een Nederlandse kolonie als de Berbice. Zelfs mijn toneelspel Dagrati! Dagrati! / Verovering van De Dageraat! (1980), over de Berbice-opstand in 1763, toont bijna niets dan verzet.
Middels als deze geschiedbronnen betreffende de Guyana's kom ik echter tot de konklusie dat, dankzij de haast wetmatige kollaboratie van negers en indianen met het koloniale bewind, het kolonialisme in de Guyana's ééuwen te lang heeft geduurd.
Vooral in het geval van de Berbice-opstand hebben de indianen de negers in de rug aangevallen terwijl deze voch-