Het is Mientje Gewichtig, uit op het maken van naam & faam, niks anders. Krijgt zonder veel gemor ook haar toekomende aandeel. Dus zegt Truus Toekomst, debutante die wegens feministische oorlogstendenzen - en weinig méér - tot komeethoogte aan het rijzen is: ‘Tan?! Wacht hoor! Ik ga ook koningin staan spelen op het Minderhedenfront van Eer!’
Ik noem ekspres geen namen, maar het zal inmiddels duidelijk zijn dat het een wonder mag heten als men met werkelijk briljante geesten zou worden gekonfronteerd. Leuker nog, men is niet uit op het doorprikken van godennamen, men helpt mee aan het voortbestaan van halfslachtigheid, Eeuwige Schijn, gepopulariseerde nietszeggendheid enzovoort. Men wast z'n beleidshanden in onschuld en zegt:
‘Ja, maar we kunnen toch niet over hen oordelen? We kunnen ze toch nergens toe dwingen?’
Waar kwam de roep om kwaliteit ook weer vandaan? Of was het alleen zo'n prachtig geformuleerd ‘beleidsvoornemen’ om voorwaarden te scheppen voor het uiten van kwaliteit? In het achterhoofd weet men dondersgoed: onderneem je het nodige, dan breekt de hel los! En dan staat de eigen plaats, de eigen funktie, de eigen baan, op de tocht. En daar kijkt beleidscheppend Nederland heus wel voor uit. Dan praat ik niet over het bestaan van verschijnselen die, indien ze in verband met de Derde Wereld zouden worden genoemd, onmiddellijk het predikaat ‘korrupt’ zouden dragen. Aan mij als schrijver is ooit gevraagd om de funktie van auteur, regisseur en leider van een kulturele groep (Kumbalutu) strikt gescheiden te houden. Arm ik! Hoe zou ik op datzelfde moment weten dat er anderen zijn die hun meervoudige funkties in openbare lichamen uiterst handig ten behoeve van zichzelf en hun instellingen weten uit te buiten? En zulks, terwijl - hoe goed de bedoelingen ook mogen zijn - het al heel gauw de schijn van korruptie wekt?
Stel: ik ben direkteur van theater Lamaarraak. Kan ik dan nog in een of andere kommissie zitten die geld voor toneelprojekten beschikbaar moet stellen? Kan ik beslissen over het al of niet doorgaan van