Nawoord III
Een tamelijk kort, maar niet onbelangrijk nawoord bij dit stukje bespreking van de Anansi-‘vertelkunst’. Een goed recensent doseert zijn kritiek, wisselt positief af met negatief. Dat is in dit kader nauwelijks mogelijk. Zo heb ik het niet gehad over bijvoorbeeld Gerda's prachtige uitstraling en aankleding: zo'n vrouw kán niet vallen. Er zijn mindere goden die helaas van zichzelf niet zo'n markante persoonlijkheid als Gerda te bieden hebben. Zij zullen me wel de nek om willen draaien, deze masra vreest niemand. Er is al herhaaldelijk geprobeerd om geestelijke moord op hem te plegen, hoor. Ik noem maar wat: mijn telefonische en schriftelijk (en publique!) gepresenteerde ideeën waren goed genoeg om gejat te worden; er werd zelfs een Masra-festival gehouden, uiteraard zonder dat ik er iets van kon ruiken. Want zo gaat het in de wereld. Mensen zonder karakter zullen we altijd blijven houden.
Misbruik van vertrouwen, geestelijke aanslagen... het zit er allemaal in. No problem! Het trieste is natuurlijk dat ik de meeste van alle bekritiseerde personen min of meer van nabij ken. Ik beschouw ze als vrienden, uitgezonderd die met die namen, waarmee ik de pagina's van mijn boek niet verder wil bevuilen. Juist tegenover ‘vrienden’ heeft men plichten. Ik hoop hiermee de plicht van het naar eer en geweten spreken ten bate van ons aller belang te hebben vervuld. Want het gaat niet om één of ander stuk, niet om 'n enkel programma: de keuze is recentelijk en vrij toevallig. Wel gaat het des te meer om allen samen, om datgene waarvoor we zeggen in te staan.