| |
| |
[pagina p. t.o. III]
[p. p. t.o. III] | |
PAUL KRUGER
| |
| |
| |
Inleiding.
Op de eerste bladzijde van het Archief, door Jan Anthonie van Riebeek, stichter der Kaapkolonie, aangelegd, (9 April 1652,) leest men als volgt:
‘O barmhartige, goedertieren God en Hemelsche Vader, naardien het uwe Goddelijke Majesteit gelieft heeft, ons te beroepen over het Bestier der Saken van de Generale Vereenigde Nederlandsche Oost-Indische Geoctroijeerde Compagnie alhier aen de Cabo de Bona Esperanza, en wij ten dien einde met onse bijhebbende Raat in uwen heiligen Naam vergaderd syn, omme met, advys van deselve, soodanige besluiten te maken, waarmede den meesten dienst, van de opgemelde Compagnie gevorderd, de justitie gehandhaafd, onder dese wilde brutale menschen (mogelijk sijnde) uwe ware Gereformeerde Christelijke Leere, met der tijd, mogte voortgeplant en verspreid worden, tot uwen Heiligen Naams lof en eere, en welstand onser Heeren Principalen waartoe wij sonder sijne genadige hulp het allerminste vermogen, soo bidden wij U derhalve, Allergenadigste Vader! dat Gij ons met uwe Vaderlijke wijsheid wilt bijwonen en in dese Vergadering presideerende, onse harten sult verlichten, dat alle verkeerde passiën, misverstanden en andere diergelijke gebreken van ons mogten geweerd blijven, ten einde onse harten van alle menschelijke effecten reyn, en onse gemoederen, soo gesteld sijnde, wij in onse raadslagen niet anders voornemen nogte besluiten als hetgeen mag strekken tot grootmaking en lof van uwen Allerheiligsten Naam, en den meesten dienst van onse Heeren en Meesters, sonder in eenigermate op eigenbaat of particulier profyt acht te nemen. Hetwelke en wesmeer, ons tot uitvoering onzer bevolene diensten en saligheyt noodig zij, wij bidden en begeeren in den naam uwes wellievens Soons, onsen Heyland en Saligmaker, Jezu Christi, die ons heeft leeren bidden: ‘Onse Vader, enz.’
Dit gebed kan in zeker opzicht het groot-charter der Hollandsche koloniën in Zuid-Afrika genoemd worden, en leert ons, beter dan tal van instructiën der ‘Heeren van de Compagnie’, de bedoeling kennen,
| |
| |
waarmede de Kaapkolonie is aangelegd, en de wijze waarop men de jonge volkplanting hoopte te bestieren.
Van Riebeek gevoelt zich van God geroepen tot het bestier van de Cabo de Bona Esperanza; niet tot eigen profijt, maar in den dienst der Compagnie, en opdat ‘onder dese wilde brutale menschen (mogelijk sijnde) de ware Gereformeerde Christelijke Leere mogte voortgeplant en verspreid worden.’ Alles in afhankelijkheid van God en tot zijn eer. Vroom, trouw en vroed, zooals die mannen waren in Neêrlands heldentijdperk. En hoe men van den aanvang af alle verdrukking der inboorlingen wilde tegengaan blijkt o.a. uit het volgende artikel:
‘Ende soo wie derhalven ymand van de Inwoonders qualijck bejegent, slaet oft stoot, 't zij hij gelijck off ongelijck heeft, sal in het aansien van deselve met 50 slagen gelaerst worden, opdat sijluyden daeraen mogen bespeuren sulcx tegen onsen wil zij, en dat wij genegen sijn, omme met haar in alle minne ende vriendelyckheit te correspondeeren, volgens den last ende oogmercq van onse heeren principalen.’
Tweehonderd vijf en twintig jaar later op denzelfden dag en datum (9 April) waagt het een dienaar der koningin van Engeland, Theophilus Shepstone, om aan den President der Zuid-Afrikaansche Republiek, den wettigen opvolger van Van Riebeek in het bestuur over de Zuid-Afrikaners, kinderen van de mannen, die met Van Riebeek de Kaapkolonie stichtten, een brief te schrijven, waarin hij zijn voornemen te kennen geeft, het land door hen bewoond onder de Engelsche vlag te brengen en hunzelven hun politiek bestaan te ontnemen, waartoe hij, drie dagen later, bij proclamatie werkelijk overgaat. Brief en Proclamatie mogen hier volgen:
Pretoria, 9 April 1877.
Aan President Burgers, Pretoria.
Mijn Heer,
Toen ik U verleden Zaterdag met verschillende heeren van mijn staf ontmoette, verzocht gij mij in schrift te willen geven hetgeen ik toen en bij verschillende vroegere gelegenheden mondeling u had duidelijk gemaakt, namelijk: ziende op den toestand van het land, de zwakheid van het Gouvernement en het bepaalde gevaar, waaraan de omstandigheden rondom den Staat niet alleen den Staat zelf blootstellen, maar ook Harer Majesteits onderdanen en bezittingen in Zuid-Afrika en verder, dat, ziende op het feit, dat de inherente zwakheid van den Staat zoodanig is, als om alle hoop buiten te sluiten, dat het in staat zal zijn, zijn prestige tegenover de inboorlingen te herwinnen, of het ver- | |
| |
trouwen van de Europeesche nederzettingen te herkrijgen, en dat daarom die droevige omstandigheden dagelijks erger moeten worden, en spoedig anarchy en ontbinding moeten ten gevolge hebben ik overtuigd was dat geen ander middel kon toegepast worden om den Staat zelf en Zuid-Afrika te redden van de ernstige gevolgen, dan de uitstrekking van Harer Majesteits gezag en de regeering over de Transvaal.
Ik behoef niet te verwijzen naar de vele en ernstige gesprekken, welke wij over het onderwerp gevoerd hebben. - Ik heb UEd. Achtbare meermalen verzekerd, dat wanneer ik een middel wist, waardoor de onafhankelijkheid van den Staat kon gehandhaafd worden door zijn eigene middelen, ik zeer zeker dat plan niet voor u verborgen zou houden, maar dat ik daar niet toe in staat was. - Ik heb gewacht om te zien of mijn oordeel ook zou veranderen door opmerking en verdere kennis; maar het is volkomen door beide bevestigd geworden, en meer dan bevestigd door UEd. achtb. eigene publieke verklaringen bij ernstige en officiëele gelegenheden, toen het blijkbaar was dat gij spraakt met een diep gevoel van uwe verantwoordelijkheid.
Ik ben daarom verplicht u te zeggen dat ik geen uitkomst zie voor de moeielijkheden van de Transvaal, die op dit oogenblik inderdaad de ernstige moeielijkheden van Zuid-Afrika zijn, behalve door zoo spoedig mogelijk de middelen aan te nemen, welke ik hierboven heb beschreven.
Ik heb de eer te zijn, Mijn Heer enz.
(Get.) Th. SHEPSTONE.
Harer Britsche Majesteits speciale Commissaris.
PROCLAMATIE.
Door Zijne Excellentie Sir Theophilus Shepstone, Ridder, Kommandeur van de meest onderscheiden orden van St. Michael en St. George, Harer Majesteits speciale Commissaris voor zekere oogmerken in Zuid-Afrika.
En nademaal de Regeering buiten machte is geweest om eenig middel aan te toonen of te beramen, waardoor het land zich kan redden, en gevolgelijk de andere blanke gemeenten van Zuid-Afrika kan ontheffen van het gevaar der ijselijke gebeurtenissen, die spoedig en gewis zullen ontstaan uit de omstandigheden rondom haar, en geen redelijke hoop kunnen koesteren, dat zij bezit of onder den tegenwoordigen regeringsvorm de kans heeft om te bezitten, de middelen om zich tot een veiligen en voorspoedigen staat te verheffen.
En nademaal de dringende noodzakelijkheid mij zoodanig voorkomt om het noodig te maken ten einde den vrede en de veiligheid van het Transvaalsch grondgebied, zoowel als den vrede en de veiligheid van Harer Majesteits koloniën en van Harer Majesteits onderdanen elders te verzekeren, dat het gezegd Transvaalsch grondgebied voorloopig en in afwachting van de bekendmaking van
| |
| |
Harer Majesteits wil, worde bestuurd in Harer Majesteits naam en ten haren behoeve.
Zoo is het, dat ik uit kracht van de macht en het gezag mij verleend door Harer Majesteits Koninklijke Commissie, gedateerd te Balmoral, den vijfden dag van October 1876 en hierbij gepubliceerd, en overeenkomstig de instructiën mij daarbij en op andere wijze opgedragen, hierbij nu proclameer en bekend maak, dat van en na de publicatie hiervan het grondgebied, tot nu toe bekend als de Zuid-Afrikaansche Republiek, zooals nu begrensd en bepaald, onderworpen evenwel aan zulke plaatselijke verordeningen als naderhand mogen voorkomen en als mag goedgekeurd worden door Hare Majesteit, zal zijn en zal worden beschouwd te zijn Britsch grondgebied, en ik roep hierbij op en eisch van de inwoners van de Transvaal van elke soort en rang en al de onderdanen van Hare Majesteit in Zuid-Afrika, om kennis te nemen van deze mijne proclamatie en zich dienovereenkomstig te gedragen.
En ik proclameer verder en maak bekend dat de Transvaal eene afzonderlijke Regeering zal blijven met zijn eigene wetten en wetgeving, en dat het de wensch is van Hare Allergenadigste Majesteit, dat hij de volste wetgevende voorrechten zal hebben, bestaanbaar met de omstandigheden des lands en de ontwikkeling des volks. Dat schikkingen gemaakt zullen worden waarbij de Hollandsche taal praktisch evenveel de officiëele taal zal zijn als de Engelsche; alle wetten, proclamatiën en Gouvernements kennisgevingen zullen in de Hollandsche taal gepubliceerd worden. In den Wetgevenden Raad kunnen de leden, zooals zij nu doen, in beide talen spreken, en in de gerechtshoven kan hetzelfde plaats vinden, naar de verkiezing van de partijen in eene zaak.
De wetten, die nu in den Staat van kracht zijn, zullen behouden blijven totdat zij veranderd zullen zijn door het behoorlijk gezag der wetgeving.
Gelijk recht wordt toegestaan aan de personen zoowel als het eigendom van blanken en gekleurden, maar de aanname van dit beginsel sluit niet in en behoort niet in te sluiten het verleenen van gelijke civiele rechten, zooals de uitoefening van het kiesrecht door de wilden of dat zij leden worden van den Wetgevenden Raad, of dat zij gerechtigd zullen zijn tot andere burgerlijke voorrechten, welke onbestaanbaar zijn met hun onbeschaafden staat.
De naturellen-stammen, die binnen de jurisdictie en onder de bescherming van het Gouvernement waren, moeten behoorlijk gehoorzaamheid geleerd worden en gedwongen een behoorlijk aandeel te nemen in de ondersteuning van den Staat, die hen beschermt.
Gegeven onder mijne hand en zegel te Pretoria, in de Zuid-Afrikaansche Republiek, op heden den twaalfden dag der maand April, in het jaar onzes Heeren een duizend achthonderd zeven en zeventig.
Th. SHEPSTONE,
Harer Majesteitse special Commissaris.
| |
| |
Nog weer vier jaren later en de Boeren van Transvaal staan met de wapens in de hand, worstelende voor vrijheid en recht, tegenover keurbenden van Engelsche soldaten, die in naam van onrecht en overmoed zijn afgezonden, om hen tot gehoorzaamheid aan een vreemde vorstin te dwingen; slaan zij die geoefende en geharde krijgers keer op keer, en behalen op Spitskop een overwinning, die geheel Engeland in beweging brengt, geheel de beschaafde wereld van bewondering en sympathie doet trillen. Wat het einde van dien strijd zal zijn.... wie kan het zeggen?
Niemand meene dat dit de eerste maal is, dat de Afrikaners den strijd hebben moeten aanbinden met Albion voor vrijheid, voor recht, om een onafhankelijk volksbestaan. Integendeel; die strijd duurt nu reeds meer dan vijftig jaar. Van dat de Kaap aan Engeland is overgegaan hebben de Boeren met Engeland geworsteld, niet om eer of goud, maar om het leven, het politieke leven, om een onafhankelijk volksbestaan. Dien worstelstrijd te beschrijven is het doel van dit werk.
Reeds bij den aanvang heeft de schrijver zich op de welwillendheid zijner lezers te beroepen. Het ligt voor de hand, om terstond te spreken over de heldenfeiten der Boeren, in deze laatste dagen; doch hoe aangenaam dit voor den lezer, hoe uitlokkend het den schrijver moge schijnen, en hoeveel het er misschien toe zou kunnen bijdragen om eene gewenschte verspreiding van dit werk te bevorderen, toch zou het niet kunnen geschieden zonder het doel, dat wij ons voor oogen stellen - een historisch verhaal van den worstelstrijd der Transvalers - te verijdelen. Daartoe moeten wij teruggaan tot de stichting der Hollandsche Kolonie aan de Kaap; moeten wij de Boeren volgen van hun eerste nederzetting in Afrika tot op hunne vestiging in Transvaal; moeten wij hunne worstelingen gadeslaan van dat de Engelsche vlag geheschen is in de schaduw van Tafelberg, totdat zij die vlag hebben doen wijken van Spitskop op Drakenberg;.... totdat die vlag voorgoed heeft plaats gemaakt, in Transvaal, voor onze eigene vlag met groen gezoomd, de vlag der Zuid-Afrikaansche Republiek. Schreven wij een sensatiewerk, dan kon de inleiding tot den tegenwoordigen heldenstrijd achterwege blijven; waar het historie geldt onmogelijk. En niet tevergeefs hoopt de schrijver hier op de welwillendheid zijner lezers. In elk geval blijft het grootste deel van dit boek aan de Boeren en hunne geschiedenis in de laatste jaren gewijd.
Het plan van dit werk is in het Prospectus aangegeven.
In de eerste Afdeeling wenscht de schrijver, zoo beknopt mogelijk, aan de
| |
| |
stichting en uitbreiding der Kaapkolonie te herinneren tot op de tweede overgave van de Kaap aan de Engelschen, hetgeen gelegenheid zal aanbieden om de afkomst der Transvalers uit Hollandschen en Franschen bloede te behandelen en duidelijk aan te toonen waarom de grondleggers der Zuid-Afrikaansche Republiek, met opoffering van huis en erve, de Kaap-kolonie verlaten hebben.
De tweede Afdeeling zal gewijd zijn aan de heroieke zwerftochten der Boeren, door woeste en onbekende streken, tot op hunne vestiging in Natal; hun lijden aldaar door de hand der Zulu's en hunne glansrijke overwinningen op Dingaan, straks gevolgd door het verlies van Natal, met geweld door Engeland bemachtigd, en hunne tweede verhuizing naar den Vrijstaat en naar Transvaal; hun strijd met Engeland om politieke vrijheid, eindelijk, bekroond door het tractaat van onafhankelijkverklaring in 1854.
De derde Afdeeling zal den worstelstrijd in Transvaal zelf beschrijven, en hoe die eindigde in de vereeniging van alle Transvalers onder ééne Regeering, die der Zuid-Afrikaansche Republiek, met M.W. Pretorius als President.
De vierde Afdeeling, welke loopt over het tijdperk van de aftreding van Pretorius tot de Annexatie, zal in twee deelen gesplitst zijn, - het eerste waarvan eene nauwkeurige beschrijving van het land, gewoonlijk Transvaal genoemd, bevatten zal en den lezer van naderbij bekend moet maken met de Transvalers in hun huiselijk, maatschappelijk, godsdienstig, kerkelijk en politiek leven; met hun verhouding tot de Kaffers, de zending, hunne oorlogen, enz., terwijl het tweede deel handelen zal over de Annexatie en wat daaraan is voorafgegaan.
De laatste Afdeeling zij dan gewijd aan der Boeren strijd voor waarheid en recht, voor vrijheid en onafhankelijkheid, en hunne glansrijke overwinning.
Een blik in de toekomst van Transvaal en Zuid-Afrika zal dit werk besluiten.
Zonder eenige vrees voor tegenspraak kan gezegd worden, dat, gedurende de laatste jaren. en in het algemeen gesproken, geen volk zóó verkeerd beoordeeld is als de Boeren van Transvaal. Voor hun lijden scheen men geen hart, voor hunne toekomst geen oog, van hun beteekenis geen begrip te hebben. Dat zij ook deugden, oud-Hollandsche deugden hadden, wie durfde dit beweren? In godsdienstige kringen werden zij als verdrukkers van Kaffers en Hottentotten gesmaad; in wereldsche als een soort van blanke Kaffers bespot. Dit is nu als met een tooverslag veranderd,
| |
| |
en iedere Transvaler is een held. Ons doel met dit werk kan nooit verguizing der Transvalers zijn, doch evenmin pluimstrijkende verheerlijking. Het eerste is uit den aard der zaak onmogelijk; het laatste, ware het mogelijk. zou zelfs door de Boeren veracht worden. Neen; zij dit boek een op onwraakbare gronden steunende geschiedkundige schets van de lotgevallen der Transvaalsche Boeren, meer bijzonderlijk in de laatste jaren, en eene getrouwe voorstelling van personen èn zaken èn toestanden, zooals zij zich aan het oog des schrijvers hebben voorgedaan. Grooter dienst kunnen wij op dit oogenblik noch den Transvalers noch onzen landgenooten bewijzen. |
|