| |
II.
Waarde Vriend!
Het doel der Conventie kan ik niet beter beschrijven dan in de eigen woorden der oproeping tot derzelve bijwoning. In een schrijven dd. 1 Mei 1875, en geteekend R. Pearsall Smith (vroeger eigenaar of bestuurder eener fabriek) S.A. Blackwood, E.G. Fishbourne (vroeger admiraal) Donald Matheson (een ouderling der engelsche presbyteriaansche kerk) en B. Smithies (een Wesleyaan, en uitgever van het zoo gunstig bekende blad: de Britisch Workman) wordt het volgende gezegd:
‘God heeft zijn volk bezocht. Van de verst verwijderde eilanden der zee; in de verschillende talen waarin de kinderen der menschen den naam des Heeren aanroepen; door de verschillende kerkelijke stelsels, die de kinderen des koningrijks scheiden; van heiligen in paleizen en heiligen in de nederige stulp openbaart zich ééne, algemeene begeerte naar meer ziel-bevredigende vereeniging en gemeenschapsoefening met God. Dezelfde geest schept overal een honger en dorst naar gerechtigheid, en in eene mate, te voren nauwelijks bekend.
| |
| |
In vorige dagen heeft men groote herlevingen gehad in de leer, en hervormingen in kerkelijke stelsels; doch dit is niet nu de groote behoefte en begeerte van geestelijk-gezonde Christenen. Eene diepere behoefte wordt openbaar, nl., die aan voortdurende gemeenschap met God, en aan de overwinning over de zonde, die lichtelijk omringt; te dikwijls de krachtigste verzoekingen des levens.’
‘Er zijn in Groot-Brittanje, Frankrijk, Duitschland, Zwitserland, en Amerika vergaderingen gehouden door honderden of duizenden met het eenige doel om, onder de leiding van den Heiligen Geest, eene waarlijk schrifttuurlijke bevinding te ontvangen van heiligmaking, en van kracht in den dienst; en men is niet teleurgesteld. Boven hunne grootste verwachtingen, of hoop, heeft de Heer zich aan zijn op Hem wachtend volk geopenbaard. Zóo wijd zijn de vensters des hemels geopend, dat velen zich gedrongen voelden den Heer te vragen zijne hand in te houden, omdat de zegen zoo groot is, de vaten zoo klein zijn...... De beweging begint pas; nochtans bereikt zij het inwendig leven van Christelijke gemeenten in vele landen; en waar zij sedert eenige jaren heeft doorgewerkt, daar zijn de zegeningen wederom en wederom verdubbeld.’
‘Het is openbaar dat deze uitkomsten niet verkregen zijn door uitstekend talent, kanselwelsprekendheid, of het vermogen om op het gevoel der menigte te werken. Niet eén enkel leerstelsel, afwijkende van de algemeen aangenomen, evangelische geloofsbelijdenissen is verkondigd, maar integendeel op die oude belijdenissen is met nadruk gewezen en zij zijn als met nieuw leven bezield. Geen nieuw kerkelijk stelsel is voorgestaan, geene regelen van leven zijn neergelegd of in bijzonderheden aanbevolen; nochtans is het vrijelijk
| |
| |
erkend dat, zoo de innerlijke bevinding als den uitwendigen wandel van eene menigte Christenen in verschillende landen door de beweging geleid wordt. De gevolgen zijn: nieuw licht over onze Bijbels; de belevendiging onzer belijdenissen; dat wij voor ons zelden gelooven wat wij zoo dikwijls anderen geleerd hebben te gelooven; de volmaking onzer eigene, gedeeltelijke overgave aan den Heer (consecration); de moed des geloofs; de sabbath van vertrouwen; vervuld te worden met den Geest, - in kort, eene echte, schriftuurlijke Bevinding.’
‘In aanmerking nemende wat de Bijbel ons leert aangaande zamenkomsten van het volk Gods ter aflegging der zonde en om de tegenwoordigheid des Heeren te zoeken; en vertrouwende en geloovende dat God door den Heiligen Geest ons de genade en vrede der Septembervergadering te Oxford vermenigvuldigen zal, wordt er eene vergadering zamen geroepen gedurende tien dagen te Brighton van 29 Mei tot en met 7 Junij 1875.’
‘Allen die komen kunnen, noodigen wij daartoe uit, en dat zij komen biddende (in an attitude of prayer) en in eene heilige verwachting van zegen.’
Ziedaar de uitnoodiging om de Conventie bij te wonen; misschien wilt gij ook wel hooren het woord waarmede de gekomenen werden ontmoet.
Het is als volgt:
‘Wij zijn te zamen gekomen als Christenen om Gods beloften te gelooven; ons zelven geheel en al aan den Heer Jezus Christus over te geven en in de ruste in te gaan. Daartoe wordt gij dringend verzocht te handelen overeenkomstig de volgende wenken:
I. Kom met een ontvankelijk gemoed; onderwerp uwe
| |
| |
geheele persoonlijkheid aan de leiding van den Heiligen Geest. God spreekt door zijn Woord; wees gewillig om van alle vooruit vastgestelde meeningen afstand te doen.
II. Doe van ganscher harte afstand (renounce) van alle kwaad waarvan gij u bewust zijt, en zelfs van zaken waaromtrent er twijfel bestaat of zij ‘uit het geloof’ zijn.
III. Kom, wachtende op den Heer. Verwacht vertrouwend, zegeningen voor uwe eigene ziel.
IV. Laat de Bijbel uwe voornaamste, zoo niet uwe eenige lectuur zijn.
V. Vermijd gesprekken, die uwe ziel van het doel der Vergadering kunnen aftrekken, bepaaldelijk controverse. Bid met degenen die van u verschillen.
VI. Eet matiglijk; ga eenvoudig gekleed; begeef u vroeg ter ruste.
VII. Wanneer gij 's morgens ontwaakt, laat uwe eerste overdenking zijn:
1. | Dat iedere uwer zonden is uitgewischt in het bloed van Christus. |
2. | Dat gij geheel zijn eigendom zijt; omdat Hij u gekocht heeft en door zelfbewuste overgave (by purchase and by deliberate selfsurrender). |
3. | Dat er dus geen wolk, zelfs geen schaduw is tusschen uwe ziel en God. |
4. | Dat de Heer op zich heeft genomen, uur bij uur, de zorg voor het leven en den wandel Hem dus toebetrouwd. |
Laat uwe ziel den ganschen dag blijven bij die handeling in den morgen; indien onderbroken door oogenblikkelijke tekortkoming, laat onmiddelijke belijdenis de volkomene gemeenschap herstellen.
| |
| |
Volgens deze oproeping en wenken bedoelde men met de Conventie: eene vergadering van Christenen, van geloovigen, om een tiental dagen voor het aangezicht des Heeren te verblijven, belijdenis van zonden te doen en afstand derzelven; te bidden om den Heiligen Geest, in de geloovige verwachting den Geest in eene te voren niet gekende mate te ontvangen; zich met eene besliste keuze des harten aan den Heer over te geven (consecration); en voor het vroegere leven van slingering en twijfel, in te gaan in de ruste - tot een leven van volkomen geloofsvertrouwen, troost en ongebroken gemeenschap met God, om alzoo toe te nemen en volmaakt te worden in heiligmaking; door de werkingen des Geestes, de werkingen des vleesches te dooden; en vrede hebbende met God, bekwaam te worden tot zijn werk op aarde; bovenal om eigen wil in den dood te geven, en eenswillend met God, in alles afhankelijk van Hem te zijn.
Om hiertoe te geraken zou men eenigszints methodisch te werk gaan Eene algemeene bedestond zou de werkzaamheden van den dag openen. Dan zouden er twee of drie vergaderingen zijn (general meetings) waarin door verschillende sprekers in een zekere volgorde gesproken zou worden over schuldbelijdenis, geloof, consecratie, vereeniging met Christus, den doop des Geestes, en het verborgen leven met God; terwijl er tegelijkertijd gelegenheid zijn zou om getuigenis af te leggen van hetgeen de Heer aan de ziel gedaan had. Bijzondere vergaderingen zouden er gehouden worden van predikanten, vooral van het vasteland, of vergaderingen, waarop men aan de leaders der beweging vragen kon doen en inlichtingen ontvangen omtrent de beweging zelve; eindelijk bedestonden en vrije evangelie-verkondiging
| |
| |
ook aan onbekeerden, met bijzondere toespraken aan bekommerden, terwijl eene algemeene vergadering het werk van den dag besluiten zou. In het zingen zou dezelfde methode gevolgd worden als bij de algemeene vergaderingen, en ten minste ééne ure daags zou worden afgezonderd om den Heer te dienen met gezang (service of song).
Het zal misschien niet ondoelmatig zijn dat ik u van ieder dier vergaderingen iets zeg om een overzicht der meetings te verkrijgen. Ik begin met den
| |
Morgen-bidstond,
die van 7 tot 8 uur 's morgens in de Dome of Corn Exchange gehouden werd, meestal onder leiding van Mr. Pearsall Smith. Hier werd gezongen, een gedeelte der Schrift gelezen, gebeden en gedankt, en dit laatste niet alleen door hen die op het platform zaten, maar ook door anderen. De Fransche broeders hadden eene bidstond in de fransche taal in de Kings appartment, en de Duitschsprekende broeders en zusters in de Drawing Room. Deze laatste bidstond heb ik het meest bijgewoond; het was zoo bijzonder liefelijk en gemüthlich onder die Duitschers. Een weinig over acht uur werd de bidstond gesloten en begaf men zich naar Mellison's of naar de Banqueting Room om te ontbijten; of wel naar gastvrije vrienden, die het zich ten taak gesteld hadden de foreign ministers uit te noodigen; voor men het Pavilion verliet, trachtte men gewoonlijk zich van het program voor den dag, dat elken morgen gedrukt werd uitgegeven en bij den ingang der gebouwen te verkrijgen was, te voorzien, en van de Sussex Daily News, waarin dagelijks een
| |
| |
uitvoerig verslag van de verrichtingen van den vorigen dag te vinden waren. Aan het
| |
Breakfast
in Mellison's zaal, werd gewoonlijk door een paar honderd vrienden van alle deelen der aarde deel genomen. Onwillekeurig voegden de verschillende natiën zich een weinig te zamen; zelfs de Hollanders zaten min of meer bij elkander. Het breakfast zelve was eenvoudig, doch goed: brood en boter, met koud vleesch en een ei, en koffij of thee. Bijna alle talen kon men in de zaal hooren, Duitsch, Fransch, Engelsch, Hollandsch, Italiaansch, Spaansch, en een enkele maal waar men zich van geen der nieuwe talen bedienen kon om elkander te verstaan, latijn. Dat er onder de aanzittenden een broederlijken geest heerschte, dat er wel eens eene korte speech gehouden werd of een lied gezongen behoef ik wel niet te zeggen.
Na het ontbijt spoedde men zich naar de verschillende meeting. Ik begaf mij nog al dikwijls naar de
| |
Service of song
in de Music Room. Deze zamenkomst had ten doel, zooals de naam te kennen geeft, God te dienen met gezang. Een predikant van Londen (J. Mountain, meen ik) plaatste zich voor een Amerikaansch orgel en leidde het gezang, nu eens een vers alleen zingende om den toon behoorlijk aan te geven, soms een solo zingende waarna de gemeente de koren zong, soms alleen het gezang met zijn instrument begeleidende. Een dames-koor werd dagelijks aldus door hem
| |
| |
geoefend en dit bracht veel bij tot het schoone en stichtelijke zingen bij de andere zamenkomsten. Het zingen werd nu en dan afgewisseld door een kort gebed; deze zamenkomsten zal ik nooit vergeten. Heerlijk vooruitzicht, dat wij in den hemel ook zullen zingen!
Het gezangboek bij deze meetings, en op de andere in gebruik, bestaat uit honderd-en-veertig. ‘Liederen van consecratie en geloof, en heilige gezangen, bepaaldelijk voor Zending, Gebed, en Dankzegging - bijeenkomsten verzameld door R Pearsall Smith.’ In dit boekje vindt men vele der liederen van Mr. Sankey; enkele welbekende engelsche; eenigen uit het Duitsch vertaald, benevens oorspronkelijke liederen, waaronder ik melding maken moet van het schoone lied van Theodore Monod: ‘oh, the bitter shame and sorrow.’ De zamenstelling van het gezangboek karakteriseert de beweging. In de ‘inleiding’ zijn de liederen meer algemeen, vooral melding makende van 's Heilands liefde tot zondaren, en een biddende geest ademende: Kom, Heere! en bezoek mijne ziel! In het tweede gedeelte wordt de begeerte naar heiligheid uitgesproken; het derde deel legt den geloovige de woorden van overgave aan den Heiland (consecration) op de lippen; dan volgt de taal des geloofs; daarop gebeden om den doop des Geestes en vervolgens zangen van overwinning en vereeniging met Christus; eenige liederen voor gemengde vergaderingen, en evangelieprediking aan onbekeerden, besluiten den bundel waarin meer den geest van Rom. VIII, dan van Rom. VII doorstraalt; meer de taal van den juichenden, bevestigden, overwinnenden Christen, dan van de ‘poor inch worm, inching along’ (zooals de jubilee singers zingen), - van den Christen, die geslagen door
| |
| |
de vuisten des satans en geplaagd door zijne oude, booze natuur uitroept: ik ellendig mensch! Ik heb die gezangen eerst niet kunnen zingen en heb mij verwonderd hoe anderen ze konden zingen. Ze waren mij te subjectief, te pelagiaansch, te stout. Zulke woorden bijv: ‘Heer Jezus, laat niets onheiligs bestaan,’ ‘Kom binnen Heer - Gij en de ark uwer sterkte, en maak de tempel van mijn hart,’ ‘Met een volkomen en blijde overgave, geef ik mijzelven aan U,’ ‘Mijn geest, mijn ziel en ligchaam, Jezus geef ik aan U - eene geheiligde offerande - altijd de uwe te zijn. Al wat ik heb is op het altaar. Wachtende op het vuur (des hemels).’ ‘Hopen op Jezus, dat is alles,’ en dergelijke.
En dan zoovele gezangen waarin op eene zoete, mystieke wijze van en tot den Heer Jezus gesproken wordt; waarin gebouwd wordt op de kracht in het geloovig uitspreken van den Naam Jezus gelegen - dit alles stond mij tegen. Het zingen, het blijmoedig zingen van anderen stemde mij tot bitterheid, en wel nam ik mij voor om in mijn ‘verslag’ er degelijk op te wijzen, hoe subjectief en hoe gevaarlijkmisleidend deze gezangen zijn. Toch doe ik dit nu niet; veeleer hoop ik dat sommige der broederen of zusters, die de gaaf der poëzij ontvangen hebben deze liederen in het hollandsch zullen overbrengen, misschien met hier en daar eene uitdrukking gewijzigd, maar vooral zóo, dat de liefelijke, teedere, geloovig-kinderlijke geest, die ze ademen, bewaard blijft, en dat ze op dezelfde wijzen gezongen kunnen worden. Wij zingen in Holland, ook bij onze godsdienstoefeningen, veel te weinig. De ‘Service of Song’ was mij, en velen met mij zeer gezegend.
Voor hen die dezen dienst niet bijwoonden, waren er drie
| |
| |
of vier vergaderingen waaraan zij konden deel nemen. Gelijk Mr. Pearsall Smith de leader was der algemeene vergaderingen, zoo was
| |
Mrs. Pearsall Smith
die der bijeenkomsten voor dames.
Zij is eene buitengewone vrouw, juist wel de vrouw voor haar echtgenoot, niet groot van postuur, eer mager dan gezet, met ietwat scherpe gelaatstrekken, en gebogen neus. Daar ik het vreemde gevoel dat mij overviel, toen ik haar, eene vrouw, voor een gemengd gehoor van mannen en vrouwen hoorde preeken niet kwijt kon raken, heb ik haar maar eenmaal gehoord; ik ben het der waarheid verschuldigd te getuigen dat zij eene uitnemende predikster is, doch mijns bescheiden inziens zich tot spreken voor vrouwen bepalen moest. Aan de andere kant wederom, schoon de vrouw in den regel niet voor soldaat deugt, juichen wij Kenau Simons Hasselaar toe en prijzen wij de vrouwen, die in de dagen der Spaansche overheersching de muren van vele onzer bedreigde vesten verdedigden. Zoo ook Mrs. Pearsall Smith: eene geestelijke Kenau Simons-Hasselaar. Als er maar zielen bekeerd worden, of het dan is op de prediking van mannen of vrouwen, wat doet het er toe? De uitzondering bevestigt echter den regel: geen vrouw spreke in de gemeente.
Verder werd er, van half tien tot elf uur, in de drawing room eene vergadering gehouden van Continental pastors, (predikanten van het vaste land) onder leiding van een Franschman en van een Duitscher (of Zwitser); en hier werd in het fransch of duitsch gesproken. Deze bijeenkomsten kunnen onder de gewichtigste van alle genoemd worden. Men
| |
| |
bad en zong te zamen, las gedeelten uit Gods Woord, en gaf vervolgens getuigenis van het werk des Heeren in die gedeelten van den Wijngaard, den sprekers toebetrouwd; of wel besprak men op kalme wijze de tegenwoordige geestelijke beweging, of werd er nu en dan op roerende wijze door een broeder medegedeeld wat de Heer aan zijne ziel gedaan had. Waarlijk treffend was het van grijsaards in de bediening te hooren: ‘ik heb nooit te voren geweten, hoe heerlijk het leven des geloofs en des vertrouwens is;’ met welk eene kinderlijke blijdschap er gesproken werd over den grooten schat gevonden; gedankt werd voor zegeningen ontvangen en besloten werd met Gods hulp dit alles, der verschillende gemeenten tot zegen te doen zijn.
Tegelijker tijd werd er in een andere zaal eene,
| |
Enquiry meeting
gehouden, dat is eene meeting, waarin aan belangstellenden gelegenheid gegeven werd om vragen te doen betrekkelijk de tegenwoordige beweging, welke vragen door sommigen der leaders meestal, doch niet altijd, afdoend beantwoord werden. Nu, het is ook gemakkelijker om vragen te stellen dan om antwoorden te geven. Eene bedestonde in de Town Hall of elders gaf goede gelegenheid om zich voor te bereiden voor de
| |
General meetings,
die van half twaalf tot kwart over eén uur gehouden werden in de Dome, de Corn Exchange en soms ook in de
| |
| |
Town Hall; die in de beide eerste plaatsen waren de voornaamsten en werden gewoonlijk geleid door Mr. Pearsall Smith of door Theodore Monod van Parijs. Na gebed en gezang spraken deze broeders, naar aanleiding van een woord der Schrift, gewoonlijk een half uur lang, waarna andere sprekers een woord tot de vergadering richtten; deze dienst werd door dikwijls herhaald gebed en gezang afgewisseld. Somtijds werden deze bijeenkomsten in de twee gebouwen door vier à vijf duizend menschen bijgewoond, en het was bij deze gelegenheden, dat de algemeene beginselen der beweging, als een werk des Heeren, den hoorderen op het hart werd gedrukt. Zeer belangrijk waren deze zamenkomsten en niet het minste, omdat er somtijds gelegenheid gegeven werd tot stil gebed, en men voor 's Heeren aangezicht overwegen kon wat men gehoord had; of in antwoord op de vermaning pas gehoord, in ernstig gebed zich aan den Heiland kon overgeven. Van de toespraken, bij deze gelegenheden, hoop ik het een en ander mede te deelen.
Na deze meeting ging men eten; de vreemdelingen meestal in Mellison's zaal. Het diner bestond uit rund- of schapenvleesch naar verkiezing, met aardappelen en greens, op Engelsche wijze toebereid, benevens pudding of taart; zeer eenvoudig. Nu, bijzonder hier, leefde men niet om te eten maar at men om te leven.
Van drie tot half zes ure werden er wederom een of twee General meetings gehouden, een of twee Bijbellezingen door Mrs. Pearsall Smith, benevens eenige Enquiry meetings of bedestonden. Na het drinken van een kop thee, spoedde men zich naar de Meeting for Ministerial experiences, waar predikanten, zonder schroom en als uit de volheid van hun gemoed mededeelingen deden uit hunne
| |
| |
geestelijke ondervindingen; of men vereenigde zich tot het gebed. De nationale bedestonden werden gewoonlijk om dezen tijd gehouden en dit geeft mij gelegenheid om een woord te kunnen zeggen van onze
| |
Hollandsche bedestonden,
in de King's Apartments of in het Oude Museum.
Voor de eerste maal vergaderden wij aldus op Woensdag 2 Junij, onder leiding van Br. Hoedemaker van Rotterdam; en ging het eerst een weinig stroef, later werden die zamenkomsten ons dierbaar, ja voor velen onvergetelijk. Daar kwamen BB. Huet en Brummelkamp met hunne vrouwen; verder Moeton, Kuyper, Faure, Baron van Doorn, de Nepveu, Looman, Schoch, Hovy; uit België: DD. Wagener, Pietersen, de Jong en eenige dames. Dr. Gerth van Wijk, Bähler, de Bel en andere broeders kwamen ook nu en dan, zoodat wij meestal met een twintigtal vrienden te zamen waren. Nooit vergeet ik de hartelijke woorden bij die gelegenheden gesproken en de broederlijke gevoelens jegens elkander geuit; en ik vertrouw dat anderen, broeders en zusters, die namiddag-bijeenkomsten niet zullen vergeten. Onze Hollandsche psalmen en gezangen werden gezongen; wij waren eene Hollandsche gemeente in een vreemd land; en in onze personen werd bewezen, dat het mogelijk is, ook voor Hollanders, voor Hollandsche dominés van verschillende kerkelijke richting, ‘als broeders zaâm te wonen.’ Als de eene broeder (of zuster) kleiner wil zijn dan de andere om 's Heeren wil en in 's Heeren weg, dan gaat het zeer gemakkelijk. Och mocht de geest die ons daar bezielde ons blijven beheerschen, en de regel: indien iemand van
| |
| |
u verschilt, bid met hem, een levensregel blijven ook in Holland. De hollandsche bedestonden te Brighton, zullen velen met mij blijvenden stoffe opleveren tot dank aan den Heer.
Des avonds werden er wederom, meestal druk bezochte, General meetings gehouden, terwijl in de Town Hall, in verschillende kerken tot dat doel opengesteld, of in de fraaije groote tent op het strand nabij het Aquariüm, Evangelistic services geleid werden door Mr. Varley (vroeger slachter van beroep nu een uitstekend Evangelist) lord Radstock, DD. Fleming, Barnett en anderen. Er werden dageijks gemiddeld van vijf-en-twintig tot dertig diensten gehouden, aanvangende 's morgens om zeven uur en, met eenige uren pauze, voortdurende tot 's avonds half elf. De general meetings des avonds werden somwijlen besloten met eene enquirers meeting, ter bijwoning waaraan ‘bekommerden’ werden uitgenoodigd. Ik woonde zulk eene meeting bij op Zaturdag avond 5 Junij in de Exchange. Monod had als naar gewoonte zeer indrukwekkend gesproken en na het uitspreken van den zegen verlieten p.m. een paar duizend menschen het gebouw onder het zingen van het schoone lied: ‘how sweet the name of Jesus sounds, in a believers ear;’ het refrein: Jezus, Jezus, Jezus, altijd zachter zingende, tot die woorden als eene heilige fluistering gehoord werden; dit was bijzonder treffend. Een duizend menschen zullen in de Exchange zijn overgebleven, zoekende rust voor hunne zielen. Er werd gebeden, geweend, gesproken. Ik stond en zag het aan, toen iemand mij aanstootte en vriendelijk vroeg: ‘gelooft gij in den Heiland?’ Daarna kwam eene vrouwe tot mij en zeide: ‘ik hoop dat gij vrede hebt.’ ‘Hebt gij vrede?’ was mijn antwoord en
| |
| |
op het blijde ‘Ja,’ mocht ik ook mijn ‘Ja’ laten volgen. Met een naar China vertrekkenden jongen broeder hadden wij daarna eenige oogenblikken des gebeds. Aandoenlijk was het zoovelen zich te zien buigen in het gebed voor Gods aangezicht; aandoenlijk om te zien hoe zij, die tot Jezus gebracht waren arbeidden om anderen tot Jezus te leiden. O, zulke vergaderingen, wanneer zullen wij ze ook in Holland hebben! Wanneer zullen onze kerken, bedehuizen worden! Kunnen wij ze niet openstellen voor hen, die eenvoudig wenschen te bidden? Het is zóo noodig, zóo goed, zóo zalig om in de kerk ook te kunnen bidden - de knieën te kunnen buigen alleen of met anderen, en het hart voor den Heer uit te storten. Christenen in Holland! verstaat het toch, dat uwe kniegewrichten ingericht zijn om zich te buigen; knielt voor den Heer en aanbidt uwen Heiland.
|
|