De vrouw
(1951)–F.J.J. Buytendijk– Auteursrecht onbekendHaar natuur, verschijning en bestaan
[pagina 51]
| |||||||||||
II
| |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
M. de Roannez disait: ‘Les raisons me viennent après, mais d'abord la chose m'agrée ou me choque sans en savoir la raison, et cela me choque par cette raison que je ne découvre qu'ensuite.’ Mais je crois, non pas que cela choquait par ces raisons qu'on trouve après, mais qu'on ne trouve ces raisons que parce que cela choque. Wij zagen reeds, hoe de wetenschappelijke bezinning op het vrouwelijke zijn niet achteloos voorbij mag gaan aan het waarheidsgehalte van de uitspraken der dichters en schrijvers, aan de wijsheid die vanuit het godsdienstig bewustzijn de eeuwen door tot ons gekomen is, en aan het spontane getuigenis van het gemoedsleven. Dit alles laat zich samenvatten als het intuïtief begrip van het wezen der vrouw, welk begrip de onmiddellijkheid der ervaring samenvat en wel zonder enige reflexie, critiek of analyse, zonder te vragen, of deze ervaring toevallig of essentieel is. Daarom leveren de uitspraken over de vrouw ons de veelheid der mogelijke subjectieve ervaringen en is hun onderlinge tegenstrijdigheid een overtuigende demonstratie van de onjuistheid der gedachte aan een onveranderlijk, eeuwig en absoluut vrouwelijke wezensaard, die kennelijk aan het bestaan van de vrouw in de wereld zou voorafgaan en dit bestaan bepaalt of behoort te bepalen. Het is natuurlijk volstrekt onmogelijk alles te verzamelen, wat er alzo over de vrouw is gezegd. ‘Sur les femmes on pourrait dire tout ce qu'on voudra; tout sera également vrai’ (Jules Lemaître). In mythen, sprookjes en sagen weerspiegelt zich het zo uiterst wisselvallige intuïtieve begrip van de vrouwelijke aard vrijwel op dezelfde wijze als in de woorden van wijsgeren en schrijvers uit de oudheid en uit later tijd. Sibylle, muze, of profetes kan de vrouw zijn; zij kan blijkbaar even gemakkelijk verleiding en noodlot als | |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
verlossing en wijsheid betekenen, het leven verheffen en veredelen of het bedreigen en vernederen. De vrouw wordt even beslist voor trouw als ontrouw verklaard, een levende leugen of zuiverste waarachtigheid genoemd; zij verschijnt als duister gecompliceerd of volmaakt eenvoudig, schaamteloos of kuis, volgzaam of ontembaar, enz. enz. Luisteren wij naar het gepraat om ons heen, dan blijkt dit een even variabel beeld van de vrouw te ontwerpen. Er is geen schooljongen en geen leraar, geen werkman en geen vorst, geen man en geen vrouw, die zich niet zo nu en dan geroepen voelt te zeggen: ‘de vrouw is eigenlijk . . .’ Meestal is deze generaliserende uitspraak niets anders dan een affectief gekleurde visie, die op een toevallige persoonlijk treffende ervaring berust. Er is dan ook veel waarheid in wat J.S. MillGa naar voetnoot1 eens schreef: ‘One can, to an almost laughable degree, infer what a man's wife is like, from his opinions about women in general.’ Ook de literatuur blijft vol van deze subjectieve oordelen en het feit, dat populaire weekbladen in de vorm van al of niet geïllustreerde grappen of in korte aphorismen over ‘de vrouwen’ met zachte humor of bijtend sarcasme spreken, bewijst, hóe eigenlijk de publieke opinie is en wat men graag hoort herhalen. Toch is het niet de leidende functie van de mannen, die voor deze opinie uitsluitend verantwoordelijk is en evenmin wordt zij volledig bepaald door de historisch gegroeide traditionele opvattingen. Er moet in de objectieve situatie van het vrouwenbestaan in onze cultuurgeschiedenis een reden aanwezig zijn voor de eindeloze negatieve oordelen over de boze schoonmoeder, de snibbige schooljuffrouw, de gevaarlijke secretaresse, de klagende huisvrouw, de schoonmaakwoede, de make-up en de mode, enz. Deze oordelen treft men reeds ten dele in de oudste literaire geschriften van onze beschaving aan. Men kan wel zeggen, dat het ongunstig oordeel over de vrouw bijna altijd de overhand had en heeft. Zelfs indien alleen maar een zogenaamd feit wordt geconstateerd, wordt dit gemakkelijk in een negatieve zin beoordeeld en zo is het begrijpe- | |||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||
lijk, dat Aristoteles niet slechts de passiviteit van de vrouw constateert, maar haar daarom juist minderwaardig, defect acht. En Plato, die de goden dankt, dat hij niet als slaaf en niet als vrouw geschapen is, zegt in het vijfde boek van zijn Politeia niet veel goeds over het ‘andere’ geslacht en in zijn Timaios: ‘van hen, die als man worden geboren, veranderen zij, die laf waren en hun leven in onrechtvaardigheid doorbrachten, zich naar alle waarschijnlijkheid bij hun tweede geboorte in vrouwen’. Het is overduidelijk, dat deze en vele andere citaten - men denke aan Virgilius ‘varium et mutabile semper femina’ - niet veel meer bewijzen, dan dat het vrouwenbestaan meestal in een dusdanige vorm verscheen, dat bepaalde ongunstige menselijke gedragingen werden uitgelokt. Bovendien wil elke schrijver gaarne ‘geestig’ zijn en dit betekent meestal spotten, verdacht maken of overdrijven. Er is echter een diepere grond voor het negatief oordeel van de man over de vrouw en dit is gemakkelijk te doorzien. De macht, die de vrouw op de man uitoefent, zal hij doorgaans als onweerstaanbaar en dus als een vernedering van zijn menselijke waardigheid, want als de opheffing van zijn vrijheid, doorleven. Daarom is het begrijpelijk, dat de boze vrouw, die deze macht misbruikt, als het meest afzichtelijke duivelse wezen wordt voorgesteld. In elke tijd wordt dan ook het woord van Homerus herhaald: ‘geen gemener duivelse geest dan een vrouw, wier hart tot het boze neigt’. Het is moeilijk om enigszins juist het intuïtief begrip van het wezen der vrouw, zoals het in de eerste eeuwen van het Christendom zich vormde en vanuit de geschriften uit die tijd zich tot in onze tijd handhaafde, weer te geven. In ieder geval is het ontoelaatbaar de geringschatting van de vrouw als kenmerkend voor de christelijke traditie te beschouwen, zoals Simone de Beauvoir dit doet. Reeds in het Oude Testament wordt de goede vrouw geëerd en het morgengebed der Joden, waarin zij God danken geen vrouw te zijn, komt er niet in voor. De betekenis aan Eva toegekend bij het ontstaan van het leed des mensen in hun werelds bestaan is van geheel | |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
andere orde dan die, welke in de legende van Pandora is vervat. Evenzo is het ontoelaatbaar in de woorden van St. Paulus, waarin de verhouding van man en vrouw met die van Christus en de Kerk vergeleken wordt, een uiting te zien van ‘la tradition juive, farouchement antiféministe’, hoe zeer het waar moge zijn, dat deze tekst daarvoor tot nu toe wordt misbruikt. Hoe geheel anders de gedachte van de apostel verstaan kan worden, toont ons Kierkegaard. De vrouw heeft een aangeboren talent, een absolute virtuositeit ‘der Endlichkeit einen Sinn abzugewinnen’ . . . ‘Und die Schrift hat recht: sofern das Weib dem Mann die Endlichkeit gibt, ist sie stärker als er, ist sie seine Zuflucht. Mir ist es eine Freude, die Bedeutung des Weibes so zu verstehen; sie wird mir dann zum Symbol der Gemeinde’ . . . ‘Für die Gemeinde, deren der Geist bedarf, um in der Endlichkeit heimisch zu werden, gibt es in der Tat kein schöneres Symbol als ein Weib.’Ga naar voetnoot1 De gedachten van Kierkegaard over de vrouw zijn echter wel zeer uitzonderlijk en als hij schrijft . . . ‘von hundert Männern die sich in der Welt verlaufen, werden neunundneunzig durch das Weib gerettet, einer dutch eine unmittelbare göttliche Gnade’,Ga naar voetnoot2 is dit geheel anders bedoeld, dan wanneer de christelijke traditie de Gezegendste aller Vrouwen de ‘Deur van de Hemel’ noemt. In ieder geval is het intuïtief begrip van de vrouw ook in de christelijke beschaving meer gevormd door de concrete verschijningswijzen van het vrouwelijk bestaan, dan door de mogelijkheden, die het vrouwelijk-zijn in zich heeft. Ongetwijfeld hebben de troubadours evenals sommige dichters en philosophen der romantiek de verering van de Moeder Gods verwereldlijkt en vinden wij o.a. in Claudel de moderne dichter van de verlossende macht, die de vrouw bezit. Wij beluisteren daarin wel een heel ander geluid, dan Simone de Beauvoir bij de Kerkvaders meent op te merken. Het blijkt echter dat de door haar geciteerde teksten niet alle juist zijn weergegeven, en voor een deel afkomstig zijn uit andere bronnen dan | |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
de door haar genoemde schrijvers. Tertullianus schreef: ‘Ieder van u zou in rouwkleren moeten lopen en met verwaarloosd uiterlijk . . . Nog leeft Gods oordeel over uw sexe in deze tijd voort; zo kan het niet anders of ook uw schuld leeft voort. Gij zijt de poort die de duivel toegang gaf, . . . gij zijgt het ook, die hem hebt overreed, die de duivel niet vermocht aan te vallen . . . Tengevolge van uw schuld moest de Zoon Gods sterven.’Ga naar voetnoot1 Het citaat van St. Ambrosius: ‘Adam a été conduit au péché par Eve et non Eve par Adam. Celui que la femme a conduit au péché, il est juste qu'elle le reçoive comme souverain’, ligt wel in de patristische traditie, maar is in deze vorm zeer waarschijnlijk aan een andere bron ontleend. Hetzelfde geldt voor de wel zeer onvriendelijke woorden van St. Joannes Chrysostomos, die Simone de Beauvoir met nadruk vermeldt (‘En toutes les bêtes sauvages il ne s'en trouve pas de plus nuisante que la femme’).Ga naar voetnoot2 De door Simone de Beauvoir geciteerde woorden van St. Augustinus: ‘La femme est une beste, qui n'est ni ferme ni estable’, zijn zeker niet van deze schrijver afkomstig. In de zestiende eeuw schijnt deze tekst nog gebruikt te zijn om de gehuwde vrouw onder voogdij te houden. Het is ongetwijfeld juist, dat het Christendom met de sacramentele waardigheid van het huwelijk en de eerbied voor de moeder ook het evangelisch mededogen met alle lijdenden en onderdrukten, dus ook met de vrouwen, heeft verkondigd. Daardoor is de sociale positie van de vrouw verbeterd en heeft zich ook het intuïtief begrip van het vrouwelijk-zijn gewijzigd, maar nog altijd spoken de geciteerde denkbeelden in gewijzigde gedaante in ons denken rond | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
en dit niet, omdat men deze uitspraken direct of indirect kent en hun gezag aanvaardt, maar omdat de ervaringen betreffende de vrouw de eeuwen door, op grond van de stabiliteit van de sociale structuur en van de verhouding der sexen, een zelfde algemeen type behielden. Het is zelfs opvallend, dat deze sociale structuur in beginsel zo weinig verschilt van andere cultuurgebieden, dat men daar vaak dezelfde uitspraken over de vrouw aantreft. Als voorbeeld mogen enkele islamietische visies op de vrouw worden vermeld.Ga naar voetnoot1 Vooreerst enkele spreekwoorden, die in onze ‘christelijke’ oren niet al te vreemd klinken: ‘Vrouwen zijn de gesel van Satan’; ‘Vertrouw noch koning, noch paard noch een vrouw’; ‘Gehoorzaamheid aan een vrouw zal men later berouwen’. Men vergelijke Vondels verzuchting: ‘Een vrouw is duizend mannen t'ergh’.Ga naar voetnoot2 Evenals het Christendom, verkondigt de Koran, dat de vrouw een ziel heeft, die in een directe verhouding tot God staat, en overeenkomstig de spreuken van Salomo is het gezegde, dat de traditie aan Muhammad toeschrijft: ‘De wereld en alle dingen in de wereld zijn waardevol, maar meer waardevol dan alles is een deugdzame vrouw’. Maar al is de leer van de Islam in menig opzicht welwillend tegenover de vrouw, de Islampractijk heeft aan de vrouw zeker niet de plaats gegeven, die de stichter bedoelde. Het is stellig een schandvlek op het bestaande systeem, dat de vrouw zo laag geschat is en het oude heidendom van Arabië tenslotte toch weer zulk een grote invloed kon uitoefenen. De schuld daarvan ligt niet bij de profeet; ze ligt in de gebruiken van de voor-islamietische tijd, die bleven doorwerken. Muhammad beschouwde vrouwen als aantrekkelijke wezens, waarvan de duivel echter bekoringen maakte voor de gelovigen. De vrouwen zijn even ornamenteel als huisraad, aardig speeltuig, maar moeilijk te temmen. Dat een vrouw de raadgeefster en metgezellin van de man kon zijn, schijnt niet bij Muhammad | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
te zijn opgekomen. De eerste vrouw, die hij had, omgaf hij echter met achting; toch schijnt deze houding niet zijn gedrag jegens andere vrouwen te hebben beïnvloed. Zeker is echter, dat hij de positie van de vrouw zeer verbeterde en wel in vele punten: hij beperkte het aantal wettige vrouwen tot vier, verbood ten strengste alle incest, dwong de mannen hun gescheiden vrouwen gedurende de proeftijd van 4 maanden te onderhouden, eiste 4 getuigen om een aanklacht van echtbreuk van kracht te doen zijn.
Er is stof genoeg voor uitgebreide beschouwingen over het bestaan en de beoordeling van de vrouw in de oosterse godsdiensten en bij de primitieve volkeren, maar wij willen ons thans tot de belangrijkste denkbeelden wenden, die in de westerse cultuur intuïtief ontstonden en in de samenleving tot uitdrukking zijn gebracht.Ga naar voetnoot1 In hoofdzaak kan men daarbij enkele algemene tendenzen onderscheiden, en wel:
Het is opvallend, dat het vooropstellen van de vrouwelijke ondoorgrondelijkheid vooral bij dichters te vinden is. Zij doorleven blijkbaar de vrouw op de wijze van Shakespeare: ‘Who is't can read a woman’. Het zou interessant zijn de dichterlijke visie op de vrouw nader te analyseren. Zij heeft zeker een ander uitgangspunt dan de | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
burgerlijke opvatting, die de uitdrukking is van de ergernis over het schijnbaar onberekenbare en onbegrijpelijke gedrag van de vrouw. Wat de dichter treft, is een phaenomenaal verborgen innerlijkheid, die naar een geheime verbinding met de gronden van het menselijke zijn, o.a. met liefde, lijden en dood schijnt te verwijzen.Ga naar voetnoot1 Bovendien kent de dichter de vrouw als de inspirerende muze en als een belofte, die nooit vervuld wordt. Juist de ondoorgrondelijkheid is de expressieve betekenis van een nooit te overbruggen afstand en het teken van de onmogelijkheid de vrouw volledig te bezitten, haar dus als iets van de wereld, die men begrijpend in zijn greep heeft, aan te treffen. In het sonnet van Shakespeare:
When my love swears that she is made of truth
I do believe her, though I know she lies
resonneert de ontdekking dezer ondoorgrondelijkheid en het transcenderen van het verstandelijk oordeel naar een geloof, dat met de liefde identiek is en boven het begripsmatige uitreikt. Wij zullen over de geheimzinnige innerlijkheid van de vrouw uitvoeriger spreken en thans volstaan met erop te wijzen, dat in de aesthetisch-romantische aanschouwing de gehele natuur en vooral de levende het kenmerk der ondoorgrondelijkheid bezit en dat zelfs haar kenbare wetmatigheid als de openbaring van een ‘geheimes Gesetz’ (Goethe) wordt verstaan. Daar nu de vrouw reeds in haar lichamelijkheid de tekenen draagt van haar innige, onpersoonlijke, onvrijwillige verbinding met de natuur en in haar - zoals Rilke het formuleerde - ‘unmittelbarer, fruchtbarer und vertrauensvoller das Leben verweilt und wohnt’,Ga naar voetnoot2 is het begrijpelijk, dat de kunstzinnige mens de ondoorgrondelijkheid van de vrouw ervaart. Als tweede algemeen terugkerende grondtendens, die zich in het | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
intuïtief begrip van de vrouw openbaart, noemden wij de geringschatting en zelfs de verachting van het ‘zwakke geslacht’. Het is niet te verwonderen, dat vooral onder de philosophen - en onder hen, die er voor willen doorgaan - er velen zijn, die een weinig hoge dunk van de vrouw hebben. De verering van het redelijke, de bewondering van intellectuele begaafdheid en van een zedelijke orde, die zoveel mogelijk bevrijd is van subjectieve waarderingen, zullen hiertoe hebben bijgedragen. Maar ook de geringe belangstelling voor het concrete, dat gaarne het toevallige wordt genoemd, heeft menig wijsgeer van het leven vervreemd en daarmede van het menselijke bestaan in zoverre dit in zijn levende bezielde lichamelijkheid aangetroffen wordt, er zich in verwikkelt en er zin aan geeft. De ‘echte’ wijsgeer interesseert zich voor het absolute, het Zijn als zodanig, het bewustzijn, het kennen, de Werkelijkheid, de Waarheid, Goedheid en Schoonheid, en zo verbaast het ons niet in de Anthropologie in pragmatischer Hinsicht van de grote Immanuel Kant de volgende uitspraken over de vrouw te lezen, die in geen enkel opzicht van het banaalste burger-oordeel verschillen: ‘Intellektuell ist die Frau weniger begabt’; zedelijk zijn de vrouwen minderwaardig, want zij wensen, dat de man ‘ihren Reizen huldigt’. Bovendien zijn zij ijdel en de eigenlijke betekenis van de mode is niet de goede smaak, maar de ijdele pronkzucht. ‘Der Mann hat Geschmack für sich, die Frau macht sich zum Gegenstand des Geschmacks für jedermann.’ - ‘Der Mann ist eifersüchtig, wenn er liebt; die Frau auch ohne dass sie liebt; weil so viel Liebhaber, als von anderen Frauen gewonnen werden, doch ihrem Kreise der Anbeter verloren sind.’Ga naar voetnoot1 In het hoofdstuk over de phantasie lezen wij naar aanleiding van het gebruik van alcoholische dranken: ‘Weiber, Geistliche und Juden betrinken gewöhnlich sich nicht, wenigstens vermeiden sie sorgfältig allen Schein davon, weil sie bürgerlich schwach sind und Zurückhaltung nötig haben (wozu durchaus Nüchternheit erfordert wird). Denn ihr äusserer Wert | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
beruht bloss auf dem Glauben anderer an ihre Keuschheit, Frömmigkeit und separatistische Gesetzlichkeit.’Ga naar voetnoot1 Ongetwijfeld heeft Kant ook wel goede eigenschappen bij de vrouw ontdekt, haar geduld, spaarzaamheid, enz., maar hij ziet niets meer dan de meest eenvoudige vrouwenverachter zonder wijsgerige vorming opmerkt. Wanneer Kant zo oordeelt, wat kan men dan van de andere wijsgeren verwachten? De meesten zwijgen over het verschil der sexen. Algemeen bekend is echter de heftige affectieve wijze, waarop Schopenhauer de minderwaardigheid van de vrouw heeft trachten te beschrijven en te verklaren. Hij is het geweest, die de vrouwen ‘sexus sequior’, het in elk opzicht achterlijke ‘tweede geslacht’ noemde, welks gebreken men ontzien, maar niet vereren moet. De ‘Weiberveneration’ noemt hij de ‘höchste Blüte christlich-germanischer Dummheit’, welke er alleen toe geleid heeft om de vrouwen ‘so arrogant und rücksichtslos zu machen, dass man bisweilen an die heiligen Affen in Benares erinnert wird, welche, im Bewusstsein ihrer Heiligkeit und Unverletzlichkeit sich alles und jedes erlaubt haben’. - Het ‘Damen-Unwesen’ in Europa behoort te verdwijnen en er moeten alleen huisvrouwen bestaan en meisjes, die het willen worden. In zijn Metaphysik des Geschlechtsliebe heeft Schopenhauer uiteengezet, dat de vrouw niets anders dan een lokmiddel van de natuur is, dat als meisje door haar schoonheid de man ‘vangt’, na twee kinderen meestal haar schoonheid verliest, waarschijnlijk om dezelfde reden als waarom de mierenkoningin na de paring de vleugels verliest, die voor de verzorging van het broedsel geen nut hebben. Men kan hier niet meer van een intuïtief begrip over het vrouwelijk zijn spreken; wat Schopenhauer ontwikkelt is een theorie van de sexuele differentiatie in de dierenwereld en van haar betekenis in het menselijk bestaan. Zijn beschouwingen hebben hun invloed uitgeoefend in de negentiende eeuw, in verband met de poging, onder invloed van de naturalistische anthropologie, het menselijke uit de lagere natuur te verklaren. Exemplarisch is hiervoor het | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
werk van Weininger,Ga naar voetnoot1 waarvan hier een enkele zin moge geciteerd worden: ‘Das Weib ist weder tiefsinnig noch hochsinnig, weder scharfsinnig noch geradsinnig, es ist vielmehr von alledem gerade das Gegenteil: es ist, soweit wir bisher sehen, überhaupt nicht sinnig: es ist als Ganzes Un-sinn, unsinnig’. Wanneer men bedenkt, dat van dit boek van de 23-jarige auteur in tien jaar vijfentwintig herdrukken verschenen en dat het in vrijwel alle Europese talen werd gepubliceerd, dan bewijst dit wel, hoezeer de geringschatting van de vrouw - men kan zelfs spreken van verachting en haat - de meest verbreide spontane mening is, die zich op (schijn-)wetenschappelijke gronden tracht te rechtvaardigen.Ga naar voetnoot2 De man herhaalt nog steeds gemakkelijk het internationaal afgezaagde ‘Cherchez la femme’Ga naar voetnoot3 en bedoelt daarmede, dat de vrouw de oorzaak van de moeilijkheden is, waarin hij zelf verwikkeld raakte en van alle ondeugden, die hij in zich zelf aantreft. Hoe hardnekkig dit begrip van de vrouw moge zijn, toch is er - althans in ons land - een belangrijke verschuiving in de publieke opinie waarneembaar. Zo heeft voor ons de volgende bloemlezing van geringschattende oordelen meer een historische betekenis, dan dat zij een levendige weerklank zal vinden. Wij geven enige der bekende spontane uitspraken, zoals zij hun weg in de literatuur vonden, zonder commentaar, welke bovendien meer betrekking zou hebben op de psychologie van de auteur, dan op die van de vrouw. Dit geldt reeds voor Nietzsche's veel geciteerde woord: de vrouw is ‘de tweede misgreep van God’ evenals voor Milton's: de vrouw is ‘een schoon gebrek’. Merkwaardig zijn overigens de vele misprijzende gezegden van Engelse oorsprong; bijvoorbeeld ‘Women were liars since the world began’ (Masefield); ‘No is no negative in the woman's mouth’ (Sir Philip Sidney); ‘I expect that woman will | |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
be the last thing civilised by man’ (Meredith), en: ‘Every woman should marry - and no man’ (Disraeli). Welke sociaal-psychologische gronden deze uitspraken wakker riepen en deden resonneren, laat zich wel vermoeden. In ieder geval schrijft Richard Curle in 1947 nog, min of meer overeenkomstig de ‘plumed serpent’ van D.H. Lawrence: ‘Women have an unpleasant habit of playing up their sex in order to justify behaviour that is not really excusable’.Ga naar voetnoot1 Typerend is ook, wat Dr Johnson schreef - wellicht namens alle Johnsons en Smiths - ‘nature has given women so much power that the law has very wisely given them little’. Overeenkomstig deze Engelse denkbeelden is de acte van verkoop van een gehuwde vrouw uit een ‘workhouse’ in Surrey in het jaar 1815, vermeld door Viola Klein; zij bericht ons, dat R.W. Emerson in 1856 in zijn English Traits schrijft: ‘The right of the husband to sell his wife has been retained down to our times’. De ‘sex disqualification (removal) act’ werd door de regering in 1919 aangenomen, maar gelijke betaling werd nog in 1944 geweigerd.Ga naar voetnoot3 Inderdaad heeft G. W. Curtis gelijk: ‘The test of civilization is the estimate of woman’. Minder frequent zijn in de Franse literatuur, althans de moderne, de positief misprijzende oordelen over de vrouw. Zelfs Simone de Beauvoir kon slechts de Montherlant als een uitgesproken Franse antifeminist behandelen. Daartegenover staat Stendhal (‘le romanesque du vrai’), Breton (‘ou la poésie’) en Claudel (‘et la servante de Dieu’). Stellig is ook in Frankrijk het begrip van de vrouw mede door de dominerende positie van de man bepaald, maar dit sluit noch een fijnere observatie, noch een liefdevollere houding en een zuiverder gevoel voor verhoudingen uit. ‘On ne peut parler des femmes avec une juste modération; on en dit toujours trop ou trop peu’, leert Dufresny. Stellig zal men ook in de Franse letterkunde ongunstige beoordelingen van de vrouw kunnen opsporen, | |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
maar dan toch meestal gematigd door een zekere welwillende humor. La Rochefoucauld leeft nog in de Franse geest en het had ook nu gezegd kunnen worden: ‘L'honnêteté des femmes est souvent l'amour de leur réputation et de leur repos’; ‘La plupart des honnêtes femmes sont des trésors cachés qui ne sont en sûreté que parce qu'on ne les cherche pas’. Of ‘La plupart des femmes se rendent plutôt par faiblesse que par passion’. De eigenlijke vrouwenverering werd het sterkst uitgedrukt in de Duitse romantiek, die tot in onze tijd haar invloed doet gelden.Ga naar voetnoot1 Natuurlijk heeft deze verheerlijking van de vrouw ook andere bronnen. Zo wijst Kampmann erop, hoe bijvoorbeeld Bergmann,Ga naar voetnoot2 in navolging van Bölsche vanuit biologische en zoölogische praemissen tot psychologische, sociologische en zelfs metaphysische en theologische gevolgtrekkingen komt. Men kan deze kort samenvatten in de stelling: de man is minderwaardig, ‘Beigeschlecht’ - als de dar in de bijenstaat - en bovendien de oorzaak van alle misdaad, verwarring en sociale ellende. De vrouw is altruïstisch - hetgeen overigens ook de mening van Gina Lombroso en vele anderen is - de sociale ‘Urgeist’, zij is goed, brengt genezing en redding. Voor ons allen, zo meent Bergmann, geldt: ‘Das Heimverlangen unsrer | |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
Seele ins göttliche Ur ist Mutterschosssehnsucht’. Men zou zeggen, dat een volgeling van Freud aan het woord was. Het zijn echter vooral de woorden van Schiller, die bewaard werden als de beste uitdrukking van het intuïtief begrip, dat de vrouw het beste van het menselijke representeert, bewaart, voortbrengt en aanbiedt. Het meest bekend zijn wel de versregels uit Würde der Frauen:
Ehret die Frauen! Sie flechten und weben
Himmlische Rosen in's irdische Leben.
Flechten der Liebe beglückendes Band
Und in der Grazie züchtigem Schleier
Nähren sie wachsam das ewige Feuer
Schöner Gefühle mit heiliger Hand.
Misschien is de idee van dit gedicht wel tot in Amerika doorgedrongen, waar het motto van een vrouwenclub luidt: ‘Men are God's trees, women are his flowers’. Nog dichter staat bij Schiller's verering van de vrouw het woord van Ernest Renan: ‘La femme nous remet en communication avec l'éternelle source ou Dieu se mire’. Deze bron welt uit de aarde op en spiegelt niet slechts de hoogste geestelijke werkelijkheid, de persoon geworden belangeloze liefde, maar in de vrouw zou deze liefde vruchtbaar worden en in menselijke gedaante worden ontmoet. De verering van de vrouw berust dan ook voor het grootste deel op de mening, dat zij van nature een inniger band met de zuivere liefde bezit dan de man. Op de meest uiteenlopende wijzen werd deze gedachte uitgedrukt. Mad.e de Rémusat oordeelt over haar sexegenoten: ‘pour obtenir d'elles une action quelle qu'elle soit, il faut presque toujours les convier au bonheur d'un autre’.Ga naar voetnoot1 Van gelijke strekking is het oordeel van Gertrud von le Fort: ‘Wo immer die Frau zu tiefst sie selbst ist, da ist sie nicht sie selbst, sondern hingegeben’.Ga naar voetnoot2 Deze overgave, in wezen de verbinding van liefde en offer, is de gewilligheid van het | |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
hart, dat dieper dan het verstand deelneemt aan de verborgenheid van het zijnde en daarom meer met de waarheid verbonden is. Wanneer dus Kampmann de vrouw ‘das Genie der Liebe’ noemt,Ga naar voetnoot1 dan citeert hij daarbij terecht de fijngevoelige gedachte van Theodor Haecker: ‘Amare heisst lieben, amare heisst bitter: amare amare, wer scheidet sie noch’.Ga naar voetnoot2 De verering van de vrouw, die zich hier uitspreekt, is natuurlijk de eerbied voor de hoogste menselijke mogelijkheden. Het verlangen om deze te verwerkelijken zou dan in de vrouw meer dan in de man levendig zijn, en dit verlangen is niet anders dan het verlangen naar zaligheid. Zelfs in het eenvoudige feit, dat de vrouw spoedig weent, ziet Kampmann het sprekende bewijs, dat zij zich als niet zalig doorleeft, maar het zou willen zijn, en hij voegt eraan toe: ‘Ist auch in diesem Betracht das Weib das vollkommenere Wesen? Ich glaube schon mindestens ist es das menschlichere Wesen.’Ga naar voetnoot3 Van geheel andere orde is de feministische hoogschatting van de vrouw. Zij is in de eerste plaats reactief, al behoeft zij niet steeds in de uiterste overdrijving zich uit te spreken, zoals Emerence M. Lemouche deed, toen zij zeide: ‘The lowest prostitute is yet better than the best of men’; normaler voor de visie der feministen is de ontboezeming van Elisa Burt Gamble (1893): ‘The female among all the orders of life, man included, represents a higher stage of development than the male’ en de mening van Mabel Powers (1914): ‘The best man is to 49 per cent feminine, the best woman 49 per cent masculine’. In haar overzicht van de geschiedenis van het vrouwenprobleem heeft Simone de Beauvoir ons met vele voorbeelden ervan overtuigd, dat reeds vanaf de vijftiende eeuw Franse vrouwen protesteerden tegen de sociale verhoudingen en wensten deel te nemen aan de culturele en politieke ontwikkeling van haar land. In de zestiende en zeventiende eeuw wordt de emancipatie van de vrouw | |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
door meerdere schrijvers krachtig bestreden of verdedigd. Belangrijk is het werk van Poulain de la Barze, die in 1673 zijn De l'égalité des deux sexes publiceerde, waarin de voortreffelijke opmerking voorkomt, die Simone de Beauvoir als motto van haar boek gekozen heeft: ‘Tout ce qui a été écrit par les hommes sur les femmes doit être suspect car ils sont à la fois juge et partie’. Toch bleef ook in Frankrijk het intuïtief begrip van het wezen der vrouw tot op onze tijd vrijwel onveranderd en meent men overeenkomstig de traditionele opvatting, dat de vrouw van ‘nature’ bestemd is om als huisvrouw een functie te vervullen en in ieder geval aan de man moet gehoorzamen. De denkbeelden van Rousseau: ‘Toute l'éducation des femmes doit être relative aux hommes’. - ‘La femme est faite pour céder à l'homme et pour supporter ses injustices’Ga naar voetnoot1-, evenals die van Balzac: ‘La destinée de la femme et sa seule gloire sont de faire battre le coeur des hommes’. - ‘La femme mariée est une esclave qu'il faut savoir mettre sur un trône’Ga naar voetnoot2 - worden door de conservatieve (en ‘galante’) Fransen nog steeds beaamd. Deze opvattingen acht men echter niet in strijd met de mening, dat de vrouw niet een hogere of lagere, maar een andere waarde heeft dan de man en dat vele verschillen in gedrag en ‘karakter’ der sexen het gevolg zijn van opvoeding en sociale omstandigheden. Men blijft echter zozeer overtuigd van het verband tussen deze ‘andere’ waarde en een wezenlijk verschil tussen de sexen, dat men bij alle bereidwilligheid de vrouwen vriendelijk en humaan te bejegenen en haar bepaalde rechten en voorrechten toe te kennen, toch van mening is, dat de fundamentele positie in maatschappelijk opzicht onveranderd moet blijven. Wat echter als fundamenteel moet worden beschouwd, in hoeverre de vrouw iets moet doen of laten en welk gezag het recht heeft haar vrijheid te begrenzen, is nog steeds de omstreden kern van het vrouwenprobleem. Dit probleem kan echter door geen enkel intuïtief begrip van het wezen der vrouw worden opgelost. |
|