meene plezier aan den vijand, waarvoor zij Elvira liet betalen met haar eerbaarheid, en met verraad aan dien jongen waarmee zij vrijde, Pier Wassenhoven. De menschen van dit dorp hebben een lijstje gekregen, waar al de dooden van het dorp op staan en daar staat Pier bij. Hij staat als vermist.
Maar ze weten zeker, dat hij dood is. Zijn lijk hebben ze niet kunnen vinden, vaneigen niet, in stukskes geschoten vinden ze dat niet terug om het een begraaf nis te geven.
Daar komen sprekers binst de herfstmaanden, die spreken over Vlaanderen, en over het lijden dezer gouwen. Fons van Mullem heeft een keer achterin een stammenee gestaan om daarnaar te luisteren. En wat of dat was, hij wist het niet, doch de spreker, een bleeke jongen van rond de twintig, heeft van die woorden gebruikt! - Daar zijn d'r, zegde hij, van ons' Vlaamsche jongens, die in stukskes geschoten, in pap, in brij, verstrooid liggen over meters en meters van onzen Vlaamschen grond. Gelijk een zaaier het zaad uitstrooit, zijn de jongens, in frut geschoten, verstrooid. Zij zijn het zaad van onze vrijheid, schreeuwde hij. - Nevens Fons van Mullem zakte een vrouw in malkander.
- Ja, het zaad der vrijheid, en Vlaanderenland mag hopen op den oogst....!
Een droeve oogst was het ditmaal, een oogst van Pitje den Dood. Ge doet daar niks tegen. Maar Pier Wassenhoven is d'r dan toch maar bij, en Elvira zit alleen met haar rouwe.... Zij is zot geworden, heeft hij hooren zeggen.
Het huis van Treeze Verbiest staat leeg. - Mmm, bromt Fons, 't is maar het beste. Maar het is 'lijk of de wereld verlaten is. Dat huis leeg, en wijderop nog eene dat leeg staat. Daar woonde een gezin, dat gezin is gevlucht, naar diep in Holland, en de man, de vrouwe,