schoon met minder vrije ontboezemingen dan in zijn schrijven aan meester De Vreught, diezelfde zonderlinge benaming voortdurend terugkwam. En andere kennissen die hij had in de omringende dorpen en aan wie hij ook nu en dan schreef, vertelden eveneens dat Massijns brieven sinds enige tijd vol waren met zinspelingen op de Congolese vrouwen. Men begon er, in sommige herbergen, glimlachend over te fluisteren, moeder Massijn en Fietje voelden er een soort van schaamte over, en in Het huis van Commercie verliet Eulalie met rode wangen en mokkend gezicht de gelagzaal, zodra dat kiese onderwerp ter tafel werd gebracht. Blink, de onbescheiden blikslager, geneerde zich niet om luid te zeggen dat Massijn, in plaats van altijd tegen de zwarte kost uit te varen, beter zou gedaan hebben er ook eens van te proeven gelijk de anderen, want dat allen het deden, en dat hij, Blink, het ook gedaan had, toen hij diende onder het vreemd legioen, in Algiers.
Toen verliepen er enkele weken zonder dat men nog enige tijding van Fortuné in Akspoele vernam. En ofschoon moeder Massijn en Fietje opnieuw zeer ongerust begonnen te worden, toch vonden zij dat stilzwijgen nog beter dan die ellendige brieven vol toespelingen, waarover enkele dorpelingen zich vrolijk maakten en velen zich ergerden. Men had namelijk opgemerkt dat de drie juffrouwen Balcaen, diezelfde zedige juffrouwen, die destijds, midden in Kinels voordracht, zo vreselijk geërgerd Het huis van Commercie verlieten, reeds tweemaal Fietje Massijn op straat ontmoet hadden zonder haar te groeten, en men beweerde insgelijks dat meneer de onderpastoor op een morgen bij de weduwe Massijn gekomen was, om over die storende brieven van Fortuné een soort onderzoek in te stellen. Stellig toch had Fietje uitdrukkelijk haar broeder verzocht voortaan in zijn schrijven van al die lelijke dingen niet meer te gewagen. En, net of Fortuné onmiddellijk aan dit dringend verzoek had kunnen voldoen, kwam er drie dagen daarna een brief van hem, die zich met Fietjes schrijven gekruist had, waarin geen enkel woord over het kiese onderwerp meer voorkwam. Fortuné vertelde slechts, na enkele onbeduidende dingen, dat hij door een hevige aanval van malaria was aangetast geweest,