| |
| |
| |
Tweede bedrijf
Een kamer in 't kasteel ingericht als bureau. Door ramen met gordijnen uitzicht op het park. Deur voorgrond links. Bij het opgaan van 't gordijn zit Susi bij een der ramen te typen. Franklin staat aan den overkant van den lessenaar en dicteert.
La!... Zoo is het goed, hoop ik. Ik geloof niet dat ik ditmaal een enkele letter verkeerd getypt heb. Ik maak flinke vorderingen,
(kijkt lachend naar Franklin op)
De meester moet nu maar tevreden zijn.
(opgewekt)
De meester is tevreden.
Hoogachtend, met beleefde groeten.
(tikkend)
Hoogachtend, met beleefde groeten.
(kijkt over haar schouder)
Ge schrijft: met beleefde ‘groenten’!
(schaterlachend)
Hahaha!...
(tikt over)
(plagerig)
Gij zoudt ook wel kunnen onderteekenen.
Wees niet flauw. Laat nu eens zien.
(komt naast Susi staan en leest, eenigszins over haar gebogen)
Uitstekend! Ik twijfel er weinig aan of de mooie Crown Jewel zal haar kooper gevonden hebben.
Dank zij u. Wat zijn wij u toch veel verschuldigd!
(Spontaan legt zij eensklaps haar hand op de zijne en drukt die)
Staat het nu vast dat gij dinsdag vertrekt?
Ik zal u zoo missen... Ik was er zoo aan gewend geraakt u bijna dagelijks te zien. Ik... ik... neen... ik mag het niet zeggen...
Ik zou met u mee willen gaan.
| |
| |
Omdat... omdat het niet kan. Dat begrijpt ge toch.
(zuchtend)
Ik moet het wel begrijpen.
Kon het maar anders!
(Ze kijken een poos zwijgend elkander aan)
(aarzelend)
Mag ik u iets vragen?
(streelend)
Hebt ge... geen vriendin... zoo iemand waar ge veel van houdt... en die wel met u mee zou kunnen gaan... die misschien met u mee zàl gaan?
Ook niet in uw land, ginds verre, in Amerika?
Ook niet in Amerika. Ik heb niemand.
(Poos stilte)
En gij?
(verwonderd)
Hoe meent ge?
Wel... iemand die gij liefhebt.
(aarzelend)
Iemand... die neef van u, bij voorbeeld?
(heftig)
Arnold!... Wilt ge mij één genoegen doen, meneer Van Paemel?
(beslist)
Dat is van daar nooit meer over te spreken. Belooft ge mij...?
Ik beloof het u. Ik dacht alleen maar dat zoo iets mogelijk zou kùnnen zijn, omdat uw ouders misschien...
Gij hoeft daar niet over te denken. Mijn ouders, en ook mijn grootouders zouden dat misschien wel willen.
(heftig)
Maar ik nooit, nooit en nooit! Zult ge't onthouden?
Ik zal...
(warm)
en ik dank u.
Langzaam gaat de deur links open en Arnold steekt het hoofd naar binnen. Staat daar een poos, door Susi en Franklin onopgemerkt, te kijken en te luisteren. Trekt zich eindelijk terug en sluit onhoorbaar de deur.
Hoe lang denkt ge weg te blijven?
't Hangt van omstandigheden af. Ik moet naar Tscheco-Slovaquije, naar Hongarije, naar Albanié en Griekenland. Misschien ook wel naar Bulgarije, Servié en
| |
| |
Rumenié. Toch wel minstens drie maanden.
O! zoo lang!
(spontaan)
Neem mij met u mee!
(scherp)
Noem mij als 't u belieft niet mejonkvrouw. Dat wil ik van u niet meer hooren. Ik heet Susi.
(zacht)
Franklin... Ik hoor zoo graag die naam... Franklin...
Zij neemt zijn hand. Hij drukt er zijn lippen op, buigt zacht voorover, strekt zijn arm om haar hals en zoent haar lang en zwijgend. Trekt zich plots, als verschrikt, terug.
Neen... neen... het kan niet... het mag niet!
Susi barst eensklaps in tranen uit.
(angstig)
Waarom schreit ge, Susi?
Hoe zou ik durven, Susi? Denkt aan uw naam en maatschappelijken stand... en aan de mijne!
(bitter)
Een naam,... wat is het... een klank!
Een zoo mooie klank! Suzanne de Villermont de Wilde!... en ik: Franklin Van Paemel! Voelt ge niet wat daarin besloten ligt in die beide namen? Gansch een verleden! Twee werelden tegenover elkander en daartusschen een afgrond! Gij zijt de afstammelinge der heerschers. Ik ben de zoon der slaven! Denkt ge dat ik dat niet voel? Toen ik hier bij mijn eerste bezoek cue twee eenvoudige menschen, die verre bloedverwanten van mij, ontmoette, heb ik dat voor 't eerst zoo scherp en duidelijk gevoeld. Ondanks mijn vrije amerikaansche opvoeding voel ik het nederige van mijn afkomst nog in mijn bloed als 't ware. Nooit heb ik dat vroeger zoo gevoeld. Ik ben opgekweekt in ideeën van sociale gelijkwaardigheid. Maar de enkele toets van mijn liefde voor u heeft mij plotseling den afstand doen beseffen.
(hartstochtelijk)
En toch hou ik van u, Susi,... hartstochtelijk... onuitsprekelijk!...
O! zeg dat nog! Herhaal dat! Herhaal dat!
Ik heb u lief in aanbidding! Mijn bevende armen doen pijn van wilde begeerte u te omhelzen! Mijn...
(onstuimig)
Omhels mij! Omhels mij!
(Zij slaat haar armen om zijn hals)
Franklin!... Franklin!... Mijn
| |
| |
Binnen Maurice met Arnold. Beiden blijven even, als aan den grond genageld bij den ingang staan.
(dreigend)
Meneer!
(komt snel naar voren. Met een gil laten Susi en Franklin elkander los)
Wat is dat, meneer! Wat beteekent dat!
Wat! Wat!
(Vliegt terug naar de deur. Roept met luider stem naar buiten)
Germaine! Germaine! Où es-tu?
(tot Franklin, met dreigend uitgestoken arm)
Hieruit! Schelm! Schurk!
Laten we niet schelden, meneer. Ik zal gaan.
(buiten zichzelf van woede)
Gaan! Gaan! Ik zal u door mijn knecht op straat doen smijten.
(klampt zich aan Franklin vast)
Hij zal niet! Ik heb hem lief! Ik alleen ben schuldig!
(gillend)
Hieruit, zeg ik! Hieruit!
(gillend naar buiten)
Germaine, où donc es-tu?
(angstig op)
Qu'est-ce qu'il y a?
Lui!... Lui!... Ce voyou! Avec Susi!
Ik smeek u, laat mij gaan, mejonkvrouw.
Oude Baron en Oude Barones
(ontsteld op)
Wat gebeurt er hier?
(maakt zich van Susi los)
Ik ga, meneer. Ik ben schuldig! Ik heb haar omhelsd. Ik had het niet mogen doen.
Wat, meneer! Zulk een misbruik van vertrouwen!
(hijgend)
Ja, meneer, ik beken, ik ben schuldig!
(heftig)
't Is niet waar! Ik... ik alleen ben schuldig! Ik heb hem lief!
Tais-toi, Susi, tu es folle!
(tot Franklin)
Ga, meneer, ga... ga... en kom hier nooit terug!
Du calme, Eléonore! Du calme, je t'en supplie. Pas d'esclandre, pour les domestiques.
(tot Franklin)
Meneer, ge meent toch zeker niet, dat gij, de kleinzoon
| |
| |
van een van mijn vroeger boeren, de kozijn van boer Van Gele en zijn vrouw Seelevie, met de eenige dochter van mijn zoon zoudt kunnen trouwen!
(eensklaps kalm)
't Zou niet de eerste maal zijn dat zoo iets gebeurt, meneer de Baron.
Vlegel! Maar hier toch niet!
(sidderend van woede)
Met de zoon van een deserteur!
Meneer, op mijn beurt verbied ik u mijn vader te beleedigen.
Is uw vader misschien niet van de troep weggeloop?
Ja, hij is wat gij noemt van den troep weggeloopen en ik ben er trotsch op dat hij het gedaan heeft.
Ah! par exemple! Quelle imposture!
Ik ben op de hoogte, mijnheeren. Ik ken de geschiedenis, de droevige geschiedenis mijner familie, van vader tot zoon, op uw goed. Ik weet hoe mijn vader, en zijn broers en zusters; hoe mijn grootvader en mijn over-grootvader daar hun leven lang als slaven gezwoegd en gebeuld hebben om u en de uwen rijk te maken; ik weet dat gij, meneer Maurice, op een jachtpartij, een oom van mij een been hebt afgeschoten, wat u de som van twintig frank, ja, van twintig frank, als vergoeding heeft gekost; en ik weet ook waarom mijn vader naar Amerika gevlucht is, liever dan op zijn eigen broeder, den opstandeling, te schieten. Ik weet alles, àlles; ik ken mijn familiegeschiedenis zoo goed als gij de uwe; en, die kennende, durf ik mijn gezicht wel naast het uwe laten zien.
Tais-toi! N'as-tu pas honte?
(tot Maurice)
Het is mij niet bekend, meneer, of gij tijdens den oorlog uw plicht hebt gedaan; maar
(klopt op zijn borst)
ik weet dat ik de mijne heb gedaan. En nu zal ik u allen nog iets zeggen dat gij waarschijnlijk niet vermoedt; en dat is het volgende: als gij nu nog,
| |
| |
in betrekkelijken welstand, op dit kasteel kunt wonen, dan hebt gij het aan mij te danken!
Mais quelle impertinence!
Ja, meneer; ja, mevrouw. Aan mij! Aan mij! Een tijd geleden heb ik u hier luchtfotos laten zien, niet waar? En u daarbij verteld, dat ik opdracht had gekregen het dorp met bommen te bestoken. Welnu, het was maar half de waarheid wat ik u toen zei. Niet zoozeer het dorp, meneer de Baron, maar uw kasteel, ja, eerst en vooral uw kasteel had ik bevel te bombardeeren, omdat wij ginds, achter de linies, heel goed wisten, dat bij u een duitsche staf ingekwartierd was, een duitsche staf waarmede gij op een voet van uitstekende verstandhouding verkeerdet.
(Schrikgebaar van Baron en Barones)
(spottend)
Ik ken weinig of geen Fransch, maar toch begrijp ik die twee woorden wel. Ik heb zelfs ook een Fransche spreuk geleerd: ‘Il n'y a que la vérité qui blesse’. Die zult gij waarschijnlijk ook wel verstaan. Hoe dan ook, ik ben op 't punt geweest dit domein hier te vernietigen. Ik dacht: wat kunnen de bewoners van dat kasteel mij schelen, die hun leven lang mijn arme familie mishandeld en uitgeperst hebben! Lang heb ik hoog in de lucht boven uw torens rondgecirkeld, meneer de Baron. Een enkele beweging van mijn voet en 't was misschien met u en de uwen gedaan. Ik heb het toch niet willen doen. Waarom weet ik zelf niet. Iets als een mysterieus voorgevoel heeft mij tegen gehouden.
(opgewonden)
Het voorgevoel dat wij elkander later zouden ontmoeten en lief hebben.
Nous la mettrons au couvent.
(tot Susi)
Misschien... wie zal het zeggen! Nu ga ik, meneer en mevrouw. Maanden zal ik wegblijven, maar ik zal terugkomen. Misschien bepeinst gij u in dien tusschentijd.
| |
| |
Nooit, meneer! Nooit zal een jonkvrouw de Villermont de Wilde een madame Franklin van Paemel worden.
Dat zal ze wel. Ik wacht op u! Met leed doe ik mijn ouders verdriet aan, maar ik moet. Ik voel mijn recht, mijn eerlijk recht, mijn levensrecht, mijn vrijheid.
Weg! vervloekte schurk. Had ik hier maar de politie.
Geef u geen moeite, meneer; het zal wel gaan zonder.
(snikkend)
Neem mij mee! Neem mij mee!
(terwijl Franklin vertrekt)
Ik wacht op u!
(zich omkeerend)
Ik zal komen!
scherm
|
|