| |
| |
| |
Eerste bedrijf
De huiskamer in het kasteel. Daarachter een open veranda met uitzicht op het kasteelpark. Een deur voorgrond links. Bij het opgaan van het gordijn zitten baronesse Maurice, de oude barones, Susi, Arnold de Saint Siffrides en Veermans om een tafel. Daarachter, rechts en links, de oude baron en baron Maurice.
(tot de oude barones)
Begrijpt ge wat ik zeggen wil, mevrouw? Het is niet zoo moeilijk als ge wel meent. De hoofdzaak is, dat gij in het Vlaamsch leert denken. Nu vertaalt gij, zonder het misschien zelve te weten, voortdurend uit het Fransch. Begrijpt ge?... Als we dus aannemen dat de verleden tijd...
(gooit ongeduldig een boek, waarin hij leest, weg)
Ik versta dat niet! Ik versta er niets van! C'est du latin pour moi! Het impatienteert mij! Ik... Ik...!
(tot ouden baron omgekeerd)
Het is toch werkelijk niet zoo lastig, meneer de baron. Als gij maar een beetje geduld hebt en wilt volharden......
(kregel)
Volhard! Volhard! Wat is dat alweer? Al die stadhuiswoord!... Ik versta u niet, zeg ik u! Ik versta u niet!
(Staat op en loopt ongeduldig heen en weer)
(tot oude baron)
Mais enfin Gaëtan, si tu veux apprendre le bon flamand...
(lachend)
Haha! Moi je le parle, le bon flamand! Je connais déjà en bon flamand notre devise nationale. Ecoutez: Eendrak mak mak! Eendrak mak mak! Eendrak mak mak!
Arnold de Saint Siffrides
(proestlachend)
Ah! Elle est bonne, celle-là! Où as-tu appris ça, Maurice?
J'ai pris des leçons particulières!
(zuur)
Spotten is nog al gemakkelijk, meneer Maurice. In 't Fransch is er af en toe ook wel iets geks te hooren.
| |
| |
(kwazi ernstig)
Maar ik doe niet gek. Ik spreek heel serieus. Ik spreek goed Vlaamsch. Eendrak mak mak! Eendrak mak mak!
(Arnold buldert van 't lachen. De anderen trachten ernstig te blijven)
Cesse, Maurice; ce n'est pas convenable!
Ik heb mijn leef lank met mijn pachters Vlaamsch geklap en zij heb mij altijd goed verstaan. Waarom moet ik nu die stadhuiswoord gaan leer!
De tijden zijn veranderd, meneer de baron. Op elk gebied zijn ze veranderd; dat weet gij ook wel. Gij kunt u natuurlijk nog wel door de oude boeren doen verstaan, maar veel moeilijker door de Vlaamsche jongelui van den tegenwoordigen tijd, en zeer beslist in het geheel niet door iemand als meneer Franklin Van Paemel, die enkel, benevens Engelsch, zuiver nederlandsch spreekt en verstaat. Daarom is het toch immers te doen, meneer de baron. Daarom toch kom ik, op uw verzoek, u en uw familie Vlaamsche les geven.
(tot Maurice)
Ce qu'il m'agace avec son flamand solennel!
Dat is ook zoo, meester. Wij moet het goed leer! En ook: de Vlaamsch is tegenwoordig à la mode.
(tot de anderen)
Il parait que c'est bien porté.
(tot Veermans)
Il ne connait donc pas du tout le français, ce monsieur américain?
(met geaffecteerde stem)
Comment est-ce possible!
Ik leer het Vlaamsch heel gaarne. Ik ben van de nieuwe tijd. Ik vind het schoon.
(kijkt Arnold ietwat geringschattend aan)
Eh bien, quoi?
(schimpend)
Meneer Van Paemel!... Meneer Franklin Van Paemel! De kleinzoon van mijn ouden pachter!
(tot oude barones)
Weet ge nog wel, Eleonore?... Op die schoone hofstee die ik aan boer Landuyt heb moet verkoop?
Daar waar die stoute dochter was die ons
| |
| |
zooveel zottigheid dierf zeg.
En die dan met die leelijk moordenaar en wildstroop naar Amerika is weggevlucht.
(spottend)
Die zijn nu onkel en tante van meneer Franklin Van Paemel.
En zijn vader is een deserteur, niet waar?
(zuchtend)
Hoe is 't mogelijk! Ach! waar is de goede oude tijd!
Die goede oude tijd is voorbij, mevrouw en zal niet meer terugkeeren. Wij allen moeten ons aanpassen aan de nieuwe tijds-omstandigheden.
(opgewonden)
Tijdsomstandigheed! Tijdsomstandigheed! Daar hebt ge weer die stadhuiswoord! Kunt ge niet kortaf zeg: de nieuwe tijd! Hij is al slecht genoeg voor ons!
Zooals ge wilt, meneer de baron. Maar goed of slecht, dat blijft hetzelfde: hij is voorbij. Dat doet ook niets ter zake. Zullen we maar voortgaan met de les?
(tot veermans)
Wanneer verwacht gij hem hier, meester Veermans?
Meneer Franklin, mejonkvrouw?
Dat weet ik niet precies, mejonkvrouw. Met Amerikanen moet men altijd op het onverwachtste voorbereid zijn. Ik weet alleen dat hij te Brussel is en naar hier komen zàl.
En ge meent dat hij wel zou genegen zijn meneer Maurice als agent der Universal Motors voor te stellen?
Hij heeft mij ten stelligste beloofd dat hij daarvoor zijn best zou doen, mevrouw. Maar, natuurlijk, hij moet meneer Maurice eerst zien en met hem spreken.
Maar heeft hij inderdaad wel zooveel te zeg als gij denkt in die groote automobiel-fabriek?
Hij is hoofdagent voor een tiental landen van Europa.
(Een oogenblik indrukwekkende stilte)
Een prachtige positie, mevrouw!
Hoe is hij van zijn persoon, meester?
(boos)
Mais, Susi, voyons!
| |
| |
(lacherig)
Een knappe verschijning, mejonkvrouw. Wat de Engelschen noemen: een gentleman.
(opgewonden)
Het is toch iets, meester, als ge denkt wie wij zijn. Ik kan daar geen reden van maak, dat mijn eenige zoon, de toekomstige erfgenaam van de kasteel, zal moet automobiel verkoop om van te kunnen leef! Als ge denkt dat wij nu al twee schoon hofstees heb moet verkoop en aan onze chasse heb moeten renonceer! Wij zijn hier nu nog allen saam op de kasteel, maar wie weet hoe lang het nog zal duur!
(wanhopig)
O, die oorlog! die oorlog! en al de nieuwe rijk die daarmee gekom zijn, die heeft alles kapot gemaak!
't Is hard, meneer de baron, maar wat wilt g' er aan doen! Gij moogt u nog gelukkig achten dat meneer Franklin u helpen wil.
(nijdig)
Jawel, jawel, maar is dat niet humiliant voor ons te moet geholp wor door de kleinzoon van een vroeger pachter?
(schamper)
Toen die pachter u destijds met Kerstdag trouw zijn pacht betaalde, werd gij toch ook door hem geholpen, meneer de baron.
(ongeduldig)
Jawel, jawel, maar dat was dan toch heel anders. In dien tijd had wij het niet noodig.
Dat is 't verschil, begrijpt ge, meester!
(luchtig)
Mais moi je m'en fiche! Baron Maurice de Villermont de Wilde, agence automobile. Is dat niet prachtig?
(grappig, tot Arnold, dien hij op de knie slaat)
Associe-toi donc avec moi, idiot, nous nous referons une grosse fortune! Baron de Villermont de Wilde et Vicomte de Saint Siffrides, agence automobile. Chic, zulle!
Arnold lacht onnoozel.
(lachend)
't Klinkt mooi, meneer Maurice!
En ik word uw secretaresse, papa! Ik zal leeren typen.
Waarom niet, mama? Elke vrouw doet tegenwoordig iets nuttigs,
(tot Veermans)
Is 't niet waar, meester?
| |
| |
Het oude is dood! En avant met het nieuwe!
Gij zoudt flink aanpakken, mejonkvrouw.
Zeker! Waarom niet? Ik voel mij zelfstandig. Ik voel modern!
(links op. Tot Veermans)
Meester, daar is iemand om u te spreken.
Ja, een meneer, in een automobiel. Maar ik versta hem niet goed. Hij spreekt zoo aardig.
(opwippend)
't Zal Franklin zijn! Mag ik eens gaan zien, meneer de baron?
Zeker; ga maar.
Veermans door veranda af. Agitatie in de kamer. Oude barones en barones Maurice schikken stoelen
(tot Susi)
Vite, Susi; enlève ces papiers, ces nippes!
Oh, maman, serait-ce vraiment lui? Ce que je suis curieuse de le voir!
Tiens-toi bien tranquille, n'est-ce pas?
Gardons avant tout les distances!
Surtour pas de familiarité!
Il faudra pourtant être poli avec ce monsieur... comment dites-vous qu'il s'appelle?
(gejaagd)
Monsieur Franklin Van Paemel. Ne fais pas de sottises, n'est-ce pas, Maurice. La chose n'est pas pour rire.
(kwasi ernstig)
Bien entendu, maman. Hm! Hm! soyons sérieux.
Naderend geluid van stemmen buiten onder de veranda. Op Veermans met Franklin, die een portefeuille onder den arm draagt. Franklin ziet er flink, frisch, gezond uit. In sportief automobiel-pak. Een vriendelijke glimlach op 't gezicht. Het uiterlijk van een gentleman.
Mag ik u mijn vriend meneer Franklin Van Paemel uit Blue Springs voorstellen.
(Franklin nadert met de pet in de hand)
(verder voorstellend)
Meneer de baron de
| |
| |
Villermont de Wilde; mevrouw de Barones. Meneer de baron Maurice de Villermont de Wilde; mevrouw de barones Maurice de Villermont de Wilde. Mejonkvrouw Suzanne de Villermont de Wilde; meneer de burggraaf Arnold de Saint Siffrides, een neef van de familie.
Allen groeten en drukken Franklin de hand.
Kom binnen, meneer Van Paemel en zet u.
Wees welgekomen, meneer Van Paemel.
Aangenaam kennis te maak, meneer Van Paemel.
(zeer op zijn gemak)
De eer is aan mij, dames en heeren. Ik ben zoo vrij geweest zoo maar onverwacht tot hier te komen. Ik was in Brussel en moest vandaag naar Antwerpen. Maar de persoon die mij daar verwachten zou heeft mij op 't laatste oogenblik afgetelefoneerd en toen dacht ik: nou, all right! dan maar ineens naar Wemelbeke, op goed geluk af.
(glimlachend)
Ik tref het bijzonder u allen thuis te vinden.
Wij verwachtte u, meneer Van Paemel en had niet durf hoop u zoo gauw te zien. Meester Veermans heeft u waarschijnlijk wel gezeg waarvan er kwestie is.
Enne... zou er eenige kans voor mij bestaan?
Ik hoop van wel, meneer Maurice. Ik denk het wel. Wij zoeken hier in de streek een bekwaam vertegenwoordiger voor twee onzer voornaamste merken: de Diamond Car, een goedkoop en overigens uitstekend populair wagentje; en de Crown Jewel, een prachtige luxe-wagen. Kent gij die twee merken?
Zeker. Ik ken ze alle twee. Er loop hier eenige van die autos in de environs.
(lachend)
Weet ge wie er zoo een heeft: Boer Landuyt, Papa's vroeger pachter, daar op de boerderij waar uw grootvader Van Paemel gewoond heeft.
(opgewonden)
Hoe vindt ge't: een boer in een Crown Jewel?
Pardon, meneer de Baron; 't is eigenlijk een Packard.
(heftig)
Nóg beter! Een boer in een Pa-
| |
| |
ckard! Is 't niet om dood te val?
(lachend)
De nieuwe tijd, meneer de Baron.
't Moest door de Wet verbod word.
De wetten zijn ook veranderd, meneer de Baron.
Mon cousin de Beaupré a une Crown Jewel dont il est très content.
Juist... En wij willen er hier gaarne meer van zien loopen. Het succes daarmee hangt grootendeels af van de persoonlijkheid van den agent. Uw naam
(glimlachend)
die bij ons in Amerika weinig of niets zou zeggen
(beweging onder de leden der adellijke familie)
heeft hier daarentegen nog al heel wat te beteekenen, zoodat er voor u wel kans bestaat goede zaken met uw verwanten en kennissen te maken. Is n't it?
Misschien wel, hoewel veel van onze kennis en famille door den oorlog geruineer of geld verloren heb.
Een naam als onz' was vroeger goud waard, meneer Van Paemel, maar nu zijn de nieuw rijk in onze plaats gekom en dat is een groot malheur voor ons.
Gij moet met uw tijd meegaan, meneer de baron. Schuift het verleden op zij, pakt flink aan en ge komt er wel. Velen van uw caste doen het reeds.
Dat zeg ik ook aan meneer den baron. Men moet met zijn tijd kunnen en willen meegaan.
(spontaan)
Ik ga mee met mijn tijd, meneer Van Paemel. Als papa agent wordt, dan word ik zijn secretaresse en typiste.
Bravo! Dat hoor ik graag, mejonkvrouw. Zoo zouden onze amerikaansche meisjes spreken.
Die zijn flink, nietwaar, meneer Van Paemel?
En hoe!
(glimlachend)
Als het moet ten minste. Want anders laten ze wel heel graag de mannen voor haar werken.
(tot Maurice)
Enfin, meneer Maurice, als gij er iets voor voelt, wil ik u gaarne als candidaat bij de directeuren voordragen en steunen.
(opent zijn por-
| |
| |
tefeuille)
Ziehier, ik heb het een en 't andere betreffende de zaak meegebracht.
Allen komen belangstellend naar de afbeeldingen kijken.
Oh! quelles belles voitures!
Zoo zou ik er ook een willen.
Meneer Van Paemel, als papa agent wordt, krijgen wij dan ook zoo een wagen?
(lachend)
Krijgen is om te beginnen wel wat veel verlangd, mejonkvrouw. Maar tot uw beschikking hebben om de kliënten te laten zien en probeeren, dàt wel.
Ik zou dan toch wel een enkelen keer mogen meerijden?
(berispend)
Mais, Susi, comme tu es indiscrète!
Si tu as besoin d'un chauffeur, Susi... Susi kijkt hem met zwijgende minachting aan.
(vroolijk)
Ik geloof, mejonkvrouw, dat gijzelve een uitstekend agent zoudt zijn.
(guitig)
Beslist. Dat voel ik! Ik geloof dat ik voor den handel geboren ben.
(lachend)
Gij moest eigenlijk in Amerika wonen.
Meneer Van Paemel, gij zult zeker wel een tasken thee met ons gebruik?
Heel gaarne, mevrouw.
Barones schelt.
(tot Veermans)
Gij ook, meester Veermans? Of misschien liever café?
Eigenlijk liever een tasken koffie, mevrouw.
Dienstmeisje links op. Mevrouw geeft orders. Dienstmeisje af.
Waar hebt ge toch zoo goed Vlaamsch geleerd, meneer Van Paemel?
In 't leger, mevrouw. Ik ben drie jaar lang aan 't Belgisch front geweest. Het waren daar hoofdzakelijk Vlamingen.
Zoo! Maar gij zijt toch Amerikaan?
Pardon, mevrouw. Mijn vader is Belg geble-
| |
| |
ven. Dus ben ik ook Belg.
O, zoo! En wat waart gij in 't leger?
(jubelend)
O! vlieger! Dat zou mijn illuzie zijn als ik soldaat was!
Het schijnt mij heel gevaarlijk. Wij heb z'hier bov ons hoof gehad.
Gevaarlijk is het zeker. En wreed ook.
Hebt ge soms moeten vechten in de lucht?
Meer dan eens, mejonkvrouw.
(ernstig)
Soms vreeselijk.
Hebt ge wel eens vijanden neergeschoten.
Zeker een heerlijk trotsch gevoel uw haat te kunnen koelen.
(ernstig)
Haat voelt men eigenlijk niet.
Neen, men voelt geen haat. Men doet zijn plicht, zijn harden plicht.
O, zeg me toch, meneer Franklin...
(even gegeneerd)
Meneer Van Paemel, hoe is dat, hoe gaat dat? Wat ziet ge als een vijand neergeschoten wordt?
Het doet soms denken aan een groot grauw zeil dat plotseling door een orkaan aan flarden wordt gescheurd.
(geboeid)
O! En zijt gij zelf nooit gevallen of gewond geweest?
Tweemaal gewond, maar niet erg.
Mais!...
Dienstmeisje op met presenteerblad.
Suiker en melk, meneer Van Paemel?
Gaarne, mevrouw. Dank u... Ach, weet ge, het is wel heel wreed, maar er zijn toch ook goede oogenblikken. Weet ge wel, dat ik hier herhaaldelijk overheen gevlogen ben?
| |
| |
Zeker. Ik wist, niet waar? dat dit 't geboortedorpje van mijn vader was. Ik wist, op mijn kaart, de ligging van de schoone, oude boerderij te vinden, uwe boerderij, meneer de baron, waar mijn grootouders en overgrootouders geleefd en gezwoegd hadden en ik wilde die zoo gaarne eens van uit de lucht aanschouwen. Ik ben er op een ochtend heel laag overheen gevlogen. Ik heb de oude, verweerde gebouwen gezien met hun schilderachtige, grauwe stroodaken en hun kleingeruite vensterraampjes. Ik heb de kleur gezien der luikjes die wit en groen waren en ik heb ook de menschen gezien, mannen en vrouwen, die vol schrik bij mijn verschijning naar binnen vluchtten. Dat alles heb ik gezien, meneer de baron en mevrouw, en het heeft mij diep ontroerd. 't Was of ik daar het leven en het lijden van mijn voorouders nog medemaakte. 't Was of ik daar de innigste vezels van mijn eigen wezen voelde. Het was ons bekend dat in het dorp vijanden gelegerd waren en mij was opgedragen bommen op het dorp te laten vallen...
(Poos stilte)
Ik heb het niet gedaan, meneer de baron; ik kón het niet doen; ik voelde dat ik het niet mócht doen. Ik had een gevoel of ik mijn eigen huis, mijn eigen familie, iets dat mij innig nauw aan 't harte lag, ging mishandelen en vernietigen. Ik heb nog eens heel laag om het dorpje heen gecirkeld en, in plaats van het met bommen te bestoken, heb ik er fotos van genomen.
(tot Arnold)
Tu comprends, Arnold? Tu peux suivre eet intéressant récit?
(tot Veermans)
Is meneer geen Vlaming?
Wel zeker. In Vlaanderen geboren en getogen.
En hebt ge nog die fotos, meneer Van Paemel.
(zijn portefeuille openend)
Zeker, mejonkvrouw. Ik heb er enkele van meegebracht om u te laten zien.
(komt naast Franklin staan)
O! wat heerlijk!
Ziet u, hier is 't kasteel.
O! mama, papa, komt toch zien! Zóó duidelijk! Ik herken de ramen van mijn slaapkamer!
| |
| |
Allen komen om Franklin staan.
Hier hebt ge de dorpsstraat en daar de kerk op het pleintje. Dààr de molen op den heuvel.
(jubelend)
O! 't is verrukkelijk! Verrukkelijk! En zoo duidelijk! Zóó duidelijk! O, meneer Van Paemel, kan ik er niet eentje van krijgen?
Mais, Susi, comment oses-tu?...
Natuurlijk, mejonkvrouw. Ik zal er u afdrukken van zenden.
Tu vas devenir aviatrice, Susi!
(tot Franklin)
Wat zijt ge vriendelijk! Ik dank u wel honderd maal!
(met ontroering in de stem)
En hier is de boerderij, de schoone ouderwetsche boerderij, waar mijn voorouders woonden. Herkent gij die, meneer de baron?
Jawel... jawel. Alleen dit gebouw hier is er nieuw aan. Dat heeft de schurk Landuyt er het jaar voor den oorlog bij gezet en mij wil doen betaal. Dezelfde vlegel die nu in een Packard rijdt.
De familieleden zijn weer gaan zitten. Alleen Susi blijft nog naast Franklin staan, aandachtig, met verrukten glimlach naar de fotos kijkend.
Reprends ta place.
Susi komt op haar plaats terug.
Well... ik geloof dat wij voorloopig voldoende afgesproken zijn. Ik zal u niet langer ophouden.
Ik wil niet onbescheiden zijn
(buigend, tot oude Barones)
Mevrouw...
Op dienstmeisje.
(tot oude Baron)
Meneer den Baron, Van Gele es doar, mee zijn aanstoande.
(ontstemd)
Hoe vervelend! Waarom moet die juist nu kom!
Zij zul niet lang blijf en ik zou ze wel wil spreek.
| |
| |
Wacht nog een beetje, meneer Van Paemel.
Zooals ge verlangt, mevrouw.
(Gaat weer zitten)
(tot Dienstmeisje)
't Is goed, Emma: ze moog kom.
Dienstmeisje af.
(schikt stoelen)
Wij zul ze hier placeer. Van Gele en Seelevie, boersch op hun zondagsch gekleed schuw en aarzelend langs veranda op.
(schuchter)
Goen dag, meneer den B'ron. Goen dag, mevreiwe en gezelschip.
Goen dag, jonge dochter. Zet u.
Van Gele en Seelevie gaan aarzelend naar hun stoelen toe.
Meneer den B'ron, 'k kom ou mijn aanstoande vreiwe prizzenteeren, os 't mee ou goedheid overeen komt.
Zet ulder. Zet ulder.
(Van Gele en Seelevie nemen plaats)
Zue dat gij gedacht hebt van weldra te trouw, Van Gele?
Ba joajik, meneer den B'ron, os't te minsten mee ou goedheid overeenkomt.
G'hebt nog lang gewacht om daaraan te denk, Van Gele.
Gedacht 'n es eigentlijk 't woord niet, meneer den B'ron. 't Es al meer of vijftien joar da we te goare verkeeren. Moar zue lank of da moeder leefde, ne woar...? Moar alleen es alleene, meneer den B'ron. 'k moe ik doar 't een of 't ander mee doen.
'k verstoa dat. Ne mensch wil klappenancie hên.
Da es 't, meneer den B'ron.
(Seelevie knikt bevestigend)
(tot Seelevie)
En gij zijt de dochter Van Parijs, niewaar?
Joajik, meneer den B'ron.
D' êwste dochter van Lewietje Vaprijs, me-
| |
| |
neer den B'ron. Alij, Vaprijsken da ze zeggen. Ge weet wel 't hee in den tijd nog 'n partije land van ou in pachte g'had.
Jaja, ik rappeleer mij min of meer.
(tot Seelevie)
Hoe oud zijt gij, jonge dochter?
In 't kurt moandeke komende zes en veertig, meneer den B'ron.
't Is wat te oud om nog veel kind te krijg, maar gij ziet er toch gezond en sterk uit.
O, meneer den B'ron, de weergoa 'n bestoat er nie meer. 't Es 'n peird, meneer den B'ron! 'n Peird! G'hêt gij heur moeder wel gekend, meneer den B'ron: Constance Van Poamel, d'eigen zuster van ouën êwen pachter, zoaliger.
(Beweging van Franklin)
Ja, zeker... zeker.
(tot Franklin)
Op die manier is 't nog verre familie van u, meneer Van Paemel.
(vriendelijk)
Dat hoor ik, tot mijn groote verrassing.
(verbaasd)
Es dat die meneer Van Poamel uit Amerika woar da we zue vele van heuren klappen hên?
(verrukt)
Ha! Tons goan we nog kezijns worden, os meneer den B'ron onzen treiw wil goekeuren.
(lachend)
Dat had ik niet verwacht hier nog een oud familielid te zullen ontmoeten. Hebt gij meer leden van mijn familie gekend: mijn vader? mijn oom Eduard? Misschien zelfs mijn grootvader en grootmoeder?
Ha moar, meneere... kezijn, zal ik moar zeggen, 'k hê mee ou nonkel Edewoard op schole geweest en mee Kamiel Van Poamel, ou voader, geloot. En den êwen Van Poamel, ou gruetvoader zoaliger, he'k uek heel goe gekend. Hij hee mij dikkels uit zijnen bosch wiggejoagd os ik doar ging notses trekken. We woaren amoal wrie schouw van hem, want 't was nen dullen, zille! Hoe stellen ze 't ginter amoal in Amerika?
Best. Uitstekend. Hebt gij ook mijn tante Cordula gekend?
Seelevie knikt zwijgend herhaaldelijk met het hoofd.
Kerdùle Van Poamel!... Ha moar, meneere... kezijn, wil ik zeggen, w'hên te goar onz' ieste Com-
| |
| |
'K hè z'uek goe gekend, kezijn, al was ze 'n joar of acht êwer as ikke. Azue 'n felle!
(lacht stralend bij de herinnering)
(ontstemd)
Jaja, fel!... Maar àl te fel! Enfin, gij wilt dus trouw. Ik heb daar niets teeg, als gij maar goed uw zaak oppast en boert zooals het zijn moet. Ik wensch u proficiat!
Ik wensch u ook zooveel, Van Gele en jonge dochter.
Merci, meneer den B'ron en mevreiwe.
Merci, meneer den B'ron en mevreiwe.
(barst eensklaps in snikken uit. Allen kijken met verbazing op)
Wa scheelt er dan, jonge dochter?
Ge 'n meug mij nie kwoalijk nemen, mevreiwe, moar 't pak mij aan mijn herte.
Dat 'n es niets, mevreiwe; z'es almets 'n beetse weemoedig. Kijk zie 't es al gepasseerd.
(tot oude baron)
En aangoande van te boeren lijk of 't zijn moet, doar meugde heel gerust in zijn, meneer den B'ron. Wij 'n zijn van den nieuwen tijd nie, zulle! Wij zijn nog van den ouën tijd; es 't geen woar, Seelevie?
(met overtuiging)
Joam, zulle!
Gulder 'n zilt mee geen Packards uitrijd, gelijk Landuyt, die sloeber!
Wa blieft er ou, meneer den B'ron?
Dat gij met geen luxe-automobiel zult rijd, gelijk sloeber Landuyt.
(hard lachend)
Neem, zulle!
Mee ons oalkerre, doar zillen we mee uitrijen, meneer den B'ron.
Jaja, da zal beter zijn. Allons; azue verbleven dan!
Wilt ge 'n taske kàfee drinken en 'n boterhammeken eten, Van Gele en jonge dochter?
(opstaande)
O, nee, mevreiwe, ge zij wel duuzen keers bedankt. Dag, meneer den B'ron en mevreiwe en gezelschip.
(tot Franklin)
Dag, kezijn; tot loater, os't God b'lieft.
| |
| |
(handdrukkend)
Tot later, kozijn en nicht.
Van Gele en Seelevie groetend af.
Dat zijn nu nog eens menschen van den goeden ouden tijd, meneer Van Paemel, menschen zooals er bijna geene meer bestaan.
Dat wil ik gaarne gelooven, meneer de Baron. Maar heb ik wel goed begrepen: zijn ze ùwe toestemming komen vragen voor hun huwelijk?
En... als ge niet hadt toegestemd, zou het huwelijk dan geen plaats hebben?
Zeker niet.
(Verbaasde beweging van Franklin)
(lacht)
Dat verbaast u, meneer Van Paemel?
Dat... dat is iets, neem me niet kwalijk, waar ik niet bij kan.
Dat begrijp ik; maar ook, zooals die Van Gele en zijn ‘jonge dochter’ bestaan er niet veel meer.
Vous dites ça! J'en connais d'autres.
Des oiseaux bien rares, hélas!
Zoo hier en daar nog een.
In Amerika ware zoo iets onmogelijk, meneer Van Paemel?
(lacht)
O, mejonkvrouw!
(tot Oude Barones)
Nu moet ik gaan, mevrouw. Ik heb u veel te lang opgehouden.
(drukt Franklin de hand)
Meneer Van Paemel...
Nog een taske thee, meneer Van Paemel.
Dank u zeer, mevrouw.
(tot Oude baron)
Meneer de baron...
(drukt hem de hand)
Tot genoegen, meneer Van Paemel. Dank voor uw moeit...
(tot Barones Maurice)
Mevrouw...
(vriendelijk)
Meneer Van Paemel...
(tot Susi)
Mejonkvrouw...
(met ontroering zijn hand drukkend)
Dank u zeer
| |
| |
hartelijk, meneer Van Paemel.
(tot Maurice)
Meneer Maurice, tot binnen kort, hoop ik.
Afgesproken, meneer Van Paemel.
(uit de hoogte)
Monsieur...
(tot Franklin)
Ik ga met u mee tot aan de auto.
Beiden langs veranda af.
Il est gentil. Dommage qu'il manque un peu de savoir-vivre.
Mais oui. As-tu vu comme il buvait son thé... avec la cuiller dans sa tasse!
(haalt haar schouders op)
Quelle affaire!
J'avais l'impression qu'il allait l'avaler.
(lachend)
Par exemple!...
Susi kijkt Arnold met minachting aan.
Vous savez, ça n'a pas beaucoup d'importance...
Ah! moi je suis de l'avis de Germaine. Un petit détail si vous voulez, mais significatif...
(door veranda op. Geestdriftig.)
't Is een vriendelijke jongen; vindt ge niet?
Zeer vriendelijk. Als er nu maar iets van komt.
Ik denk het wel, meneer de baron. Hij was ten zeerste ingenomen met zijn bezoek. Hij zal voorzeker zijn uiterste best doen.
Wat zeid hij nog van die onverwachte kennismaking met zijn familieleden?
(lacht)
Daar is hij nog niet over uitgepraat, meneer Maurice.
Ja maar heel vriendelijk, weet ge.
(aarzelend)
Zullen we de les nu maar voortzetten?
| |
| |
Ik wil wel; ik moet nu flink leer; er is geen tijd meer te verlies.
(Allen gaan weer op hun plaats zitten)
Laat eens zien dan.
(door papieren bladerend)
Wij zeiden dus, dat gij zoudt moeten leeren rechtstreeks in het Vlaamsch te denken. Als wij dus aannemen dat de verleden tijd op allerlei begrippen en vooroordeelen berustte, die in den tegenwoordigen tijd niet meer van tel zijn, dan wordt het ons ook veel gemakkelijker te beseffen...
Eensklaps barst Maurice in een overstelpenden proestlach uit. Allen kijken met verbazing op.
(schrikkend)
Qu'est-ce qui te prend, Maurice?
(steeds lachend)
Niets... Ik denk alleen maar weer aan die Van Gele, met zijn ‘jonge dochter’... in dezen tijd!... in dezen tijd!
(ook lachend)
Ja, die zijn goed!
Hun lachen werkt aanstekelijk. Allen lachen. Alleen de Oude Baron blijft stug en ernstig.
Ja... had we maar wat meer van die Van Gele's en ‘jonge dochters’, dan zou ik misschien ook nog eens kun lach. Maar nu kan ik dat niet meer!
scherm
|
|