| |
| |
| |
Gemeenteraad van Nevele
Zitting juni 1886
Voorzitter: Mr Léonce Mulle De Terschueren
Drie uren zijn geslagen.
Het weder is allerschoonst, een lief zonneken lacht in de straten en in de helderblauwe ruimte hangen lieve witte wolkjes gelijk verloren schaapjes.
De Bodega, Pomade, Minne staan op de trappen van 't gemeentehuis. Alle drie schijnen hoogst tevreden; hun gesprek is levendig en opgeruimd. Pomade vooral ziet er charmant uit.
(tot de Bodega)
En gen zijt azoo oprecht niet benauwd van de zeeziekte Meneer Léonce?
(lachend het hoofd schuddend)
Ten minste niet, notaris. Gij weet wijl dat ik bijn conservateur. Pomade en Minne
(ook in een lach schietend)
Ha! Ha! Ha! de goeie klucht.
Op dit oogenblik komen Bosschaert, Lambrecht en de sekretaris uit Mortier's huis en richten zich naar het gemeentehuis. De sekretaris met zijn dikken vooruitstekenden buik en zijn lange zwarte frak daarover, ziet er interessant uit. Dit schijnen de raadsheeren op de trappen van 't gemeentehuis insgelijks te bemerken. Glimlachend zien zij hem naderen.
(lachend in de Bodega's oor fluisterend)
Dadat e vrijmensch ware Meneer Léonce da ware ne keer en goeie acquisitie voor ons kolonie; dat hij ne rok droeg ge zoet precies zeggen, hij gaat...
(het overige der volzin vergaat in een verheugd gelach van de 3 raadsheeren).
(tegen de sekretaris)
Die mannen hen weerom leute, da es zeker mee de goen uitslag van de kiezingen.
Allicht wel.
(met stiller stem)
Ze zillen sakerdzuu nog eindigen met een esschene perse op ons... te slaan.
| |
| |
De sekretaris, Lambrecht en Bosschaert, wisselen een goeden dag met de andere raadsheeren. Terzelfder tijd komen Dias, Lampaert, Hanssens, Mortier en Vreeze ook in de straat genaderd. De raadsheeren zijn in getal en trekken boven op de gemeenteraadszaal. Remi De Vos die insgelijks aanwezig is, sluit zorgvuldig de deur en schoort er zijnen sabel tegen opdat er niemand binnen komen zou.
Meneers de raadsheer, nui ik verklaar ui de séance open.
Al de raadsheeren knikken bevestigend. Er heerscht eene zekere plechtigheid over de vergadering.
Mijnheers de raadsheer. Ik, ui... Ha! hihâa, hia, hia, hiaa, hin, hin.
(Dit laatste geluid wordt niet door Mr Mulle maar wel door een dier in de straat veroorzaakt). Mulle blijft een oogenblik stil-zwijgend.
Da es zeker Tjeef Steyaers en ezel, diev...
(rechtstaande en door het venster kijkend)
Ten doet, tes Maeneyts.
(Hij zet zich weer op zijn plaats en wissel[t] eene opmerking met Mortier).
(hernemend)
Mijneers de raadsheer, de séance van vandaag is zoodanig importent dat ik wijl zelf de woord neem om u te explikeer waarom wij zijn vergaar.
Algemeene knikkende stilte. Pomade en Minne in aandachtvolle houding staren strak naar het plafond en de andere raadsheeren strak naar Pomade en Minne. Het dier in de straat laat nog een verwijderd geluid hooren. Lampaert valt zachtjes in slaap.
Hum! Hum! Mijneers de raadsheer, zooals ijlk goeddenkend man in gansch het land moet gij heb met plaisier vernom de groot uitslag van ons Junikiezing. De geus zijn ditmaal verplijt, kapot en zuil nooit meer e pouvoir meer geraak. Maar, Mijneers de raadsheer, wat al gijld die zegepraal aans on partie gekost heeft, daar kun gij u geen gedach van maak. Om u daar een voorbeeld van te geef zal ik zijg dat ik in Gent persoon kijn die liberaal waar van gedach maar die een wissel die moest verschijn niet kon betaal of een schuld aan een persoon niet kon voldoen, dat ik zijg dat ik zulke mijnschen kijn die tot 4 en 500 frank werd beloof indien de katholiek de zegepraal behield. Gij verstaat nie waar wat
| |
| |
voordeel zij dan had vaan voor de katholiek te stijm. En met sommige zijlf werd nog een ander middel gebruik; dat was van onder hun oog een bankbriefje van 500 frank in twee te scheur, hun eene helft ervan, waarmee zij eigenlijk niets waar te geef voor de kiezing en hun te zijg dat zij het ander hijlf zou gekreeg heb achter de kiezing; indien de katholiek won. Welnu, mijneers de raadsheer, gij verstaat hoe dat alles de bisschoppelijke schatten die alles heb [betaal] heeft verarmd. Er moet absoluut een middel word gevond om weerom gijld in de kas te brijng, en ziehier wat de biskops die de chefs zijn van ons partie en aan wie wij blijndelings moet gehoorzaam gedecideer. Luister wel want dat is terzilfdertijd de schoonst middel die ooit is uitgepijns om ons terzelfdertijd dat wij weer om weer gijld in de kas te krijg terzelfdertijd voor eeuwig en altijd van de geus te verlos.
Mulle vaagt zich een oogenblik den mond af, en herneemt met luider stem
Ziehier wat de bisschop heb gedecideer: Van ieder groot gemeent in de land zal een getal wijlstijllende en goeddijnkende persoon zich voor een korte tijd met hunne vrouw en huishoud naar Congo begeef om aldaar een kolonie te sticht. Als de kolonie zal zijn in gank zal de overheid van hier eerst begin met er - zooals ik u vroeger reeds in een vroeger zijting heb vermeld al de geus-schoolmeesters naar stuur. Daarnaa zal allengerhand de andere liberaal van alle stiel en fonctions worden aangelokt, belooning zal hun zoogezegd hier door het gouvernement word toegestaan om hen gijnder te doen blijf en 't land bebouw en de fabriek in te richt en een voor een, als wij zullen zien dat alles gijnder wijl gaat, zal ons vriend terug nog keer en de geus daar laat. Dan zal ineens groot belasting wordt gehijgd op 't geen dat van gijnder komt en zoo zal ons partie haar doel heb bereikt, ten eerste gijld in de kas, ten tweede de geus aan de deur.
Mulle, hijgend van zoolang te spreken, zwijgt eenige stonden en vraagt aan Remi De Vos dat dezen hem een glas water zou halen.
Ei godonke, gen gaat toch zeker geen klaar pompwater drinken, voor azoo n'en rijken heere, 't moe zeker een halveken cognac in zijn?
(zeer haastig)
Nee, nee, nee, nee Remi, geene cognac.
| |
| |
Ei godonke, os zuiken heeren pompwater drinken, wa moeme wij tons doen.
(Hij gaat al brommende de deur uit)
(voortsprekend)
Zooals gij allemaal weet mijneers de raadsheer, is hier nu ook rust in de gemeent. Wij zijn, God zij geloof[t] van de geus verlos. Ik geloof dat ik met rust mij eenigen tijd van mijn parochie mag verwijderen. Daarom, mijneers de raadsheer, wijl ik u kijnbaar maak, hetgeen ik heb gedecideer en hetgeen is van zijlf in persoon als opperhoofd, het deel der Congokolonie te gaan sticht, dat Nevele als groote gemeente, en volgens de orders der bisschoppen, is gehouden te volbreng, en de personen te designeer die mij moeten vergezijl.
Eene uitdrukking van onuitsprekelijke verwondering staat op de aangezichten der raadsheeren te lezen.
(Lambrecht het woord afnemend)
Ei...
(Mortier het woord afnemend)
Ei...
(Vreeze het woord afnemend)
Ei... ja maar, Meneer den Bron, 't es zeker om er ons mee te... da ge da zegt.
(zeer ernstig)
Neen, neen, Bosgaar, 't is au contraire heel serieus.
Al de raadsheeren te gelijk
Ei, sakerdeeke.
Da es en opofferinge aan de belangen van de gemeente, He?
Ei, Da schilt toch te veele!
Jamaar, alij, meneer den bron, hoe reitte daar naartoe?
Wij zuil daar naartoe vaar Bosgaer, met de nieuwgemaak stoomboot van Mr Meheus.
Ei, verdeeke,... ei,... Prosper Dias reit zekers ook mee?
'T is wijl mogelijk, Bosgaer, 't is t' geen wij gaan beginnen decideer. Ik en meneer Scijlp hijn alreeds eenige persoon in de gedacht, maar aangezien wij gaan voor een kolonie te sticht wij moet zorg van wat alle soort van ambacht te heb. Elk ga daar naartoe met zijn huishoud. Wijl als er nu zijn die daar met hun kijnders wil blijf woon, wijl wij toch
| |
| |
gaan om een kolonie te sticht, zij moog daar blijf indien zij wijl zijn.
(belangstellend)
Voor hoelang zou azoo weg zijn Mr Léonce da ge denkt?
Voor azoo vier maand, nie meer.
Ei, 'k ga ik tons ook mee... Ei, Juul Meheus die ga van eigen ook mee, Meneer Léonce?
Juul Meheus? Wijl natuurlijk, als commandant van de Frolic. Mr. Adolf ga ook mee; wij zuil gaan waar wijldemans zijn.
(tegen de sekretaris)
Hoe zeg hij daar? 't VROUWELIJK? Es da dat hij wil zeggen alij dader da van doen es, alij om die - hoe heet hij da dan - die kolonie te stichten?
(in stilte)
Ei zoet wel zeker; da es zeker de naame van Meheuses e stoomboot.
Hoe dade? Ei, 'k meendige da hij JANTJE KAAS heetege.
Jantje Kaas, sakerdzuu. Waarom dade?
Ei daar te wille van de jaren dertig alij, dan ze zeien alij, da Minnens tons anders gezind waren of [nu].
Allons, heeren, allons; een beetje aandacht os 't u blieft. Me gaan overgaan tot het benoemen der personen die moeten meegaan. Meneer Adolf wilde gij beginnen os 't u blieft?
(onderbrekend)
Jamaar, Meneer den bron, zoen ze allemaal willen meegaan, peisde gij, die die me nui gaan uitsteken bij maniere van spreken?
(in een lach schietend)
Ei neens zeker! Ze zillen zeker in opstand komen tegen de bevelen van Meneer de Bodega.
haalt minachtend de schouders op zonder een woord te spreken en ook al de andere raadsheeren hebben eenen glimlach van medelijden voor Bosschaert's ondervraging, op de lippen. Lampaert schijnt alhoewel slapend een schimpende beweging te hebben.
Allons, Meneer Adolf. Wie es den eerste die voorstelt os 't u blieft?
Brabander, als docteur en accoucheur.
| |
| |
(het hoofd knikkend)
Wijl, heel wijl, dat is een parfaite acquisition.
Ei, natuurlijk, da es eenen die ge nie missen en kunt.
Boozer, als schoolmeester.
Wijl, heel wijl, annoteer gij sekretaris. Gij weet, nie waar, da de dames ook mee gaan.
(haastig regels trekkend langs een blad papier)
Ja, ja ik, Meneer Léonce, maar nie te zeer os 't u blieft dak den tijd ei van z'op te schrijven.
Mij moogde ook opschrijven als notaris, da wette ne waar secretaire, maar wie nog, Mijnheeren?
Ei zoemer de sekretaris ook nie bij pakken, da es ginder toch ook van doene?
(rood van verbaasdheid)
Ik, sakerdzuu, wa zoe 'k ik daar gaan doen?
Ei sekretaris... 't denkt het mij ook da ge daar heel wel zoet zijn.
(in eenen lach schietend)
'k zeit ommers ook Meneer Léonce dat gij ginder ook meest van al succes zoet hen.
(ook lachend)
Wijl ja, secretaire, ik vijnd dat ook; gij zijt daar bovendien zeer van doen, wij moet een sekretaire heb.
(bijna weenend en wanhopig zijne armen uitstekend)
Ei maar M. den borgemeester, es da nui en lichaam lijk e 'k ik hen om over zee te gaan?
Wijl en ik dan, bijn ik zoveel [beter] pijsde gij?
De sekretaris vuurrood van innige gramschap, teeken[t] al rammelende zijn eigen naam op.
(zegepralend)
Wie nog, Mijnheeren?
Zoo, Van den Walle, als tafelknecht.
Emile dobbels, als muziekmeester.
Guustje Bettens, als slachter.
De Sekretaris teekent onophoudend op. Bosschaert, die reeds eenige stonden in gedachten zit verzonken richt schielijk het
| |
| |
hoofd, naar M. de Bodega wenkend.
Ei meneer den bron, os da azoo es lijk of ge zegt alij da ge gijnder gaat voor volk aan te kweeken alij, denkt ou niet da ge zoudt beter zijn mee palingen azoo lijnk Bruno Loontjes en Tjeef Mortier?
(ondervragend en met gefronste wenkbrauwen)
Wie, wat? die Loontjes die gijnder al die kijnders heeft?
Ja. En Tjeef Mortier daar uit de Vierboomstraat alij.
Bij waarachtig neen, Bosgaer, wat zoen wij met al die kijnders gaan doen; De colons mag gijnder wel kijnders koop, maar wij wijllen hoegenaam niet heb dat er van hier meegaan.
Ei ja, ge zoudt daar en spelleken mee en op den stoomboot.
De andere raadsheeren vinden ook dat zulks niet mogelijk is.
Ja maar alij kijk k'en zegge 'k da maar bij manier van spreken alij; 'k gedraag ik mij aan de meerderheid.
Die ook zou kunnen meegaan volgens mij ware Sieske Haerinck als blikslager.
Ei dijnk, meneer den bron, hoe heet hij daar, Fernand Callens, zoudt hij ook nie mee rijen als kleermaker?
Ja wijl, Mortier, je wijl en die wij saperlote toch ook nie moog vergeet is Feel Sierens als kuiper.
Ei godonke, ge moet er dan Triphon Bruggemaan tons ook bijpakken als greelmaker.
Hij wijl hij mag ook mee... ui... weet gij van nog andere Mijneers de raadsheer.
Al de raadsheeren den vinger aan 't gebogen voorhoofd blijven eenige stonden in aandacht vol gepeins verzonken.
Ei, meneer den bron, 'k zou al gelijk nog willen en vrage doen als 't mij toegelaten es.
Wij zeker Bosgaer, wat is het?
't En is maar M. den bron dage gij daar zeit alij, dan de wijfs ook mogen meerijen, maar wie gader tons meegaan mee de die die lijnk M. Adolf en de sekretaris die geen wijf en hen?
(nadenkend)
S[ape]rlotte, 't is ook waar, wij
| |
| |
zou dat moeten designeer.
(tot Pomade)
Wie zoe me doen meegaan mee de sekretaris, notaris?
(ook nadenkend)
Verduveld. Da dijnkt... ui... pastoor Vossens meissen hier nog ware! Boch! 'k zou 'k ik M. Liefmans zuster pakken of beter Pelagie Lampaert... Ei laat laat hem zelve kiezen.
Ei, wijl ja wij zuil het azoo doen, maar Adolf ui...
(met stiller stem)
Ho! ei 'k zoe 'k ik eene van zijn meissens pakken, t' en es toch voor nie lang, en 't ergste dader van kan komen es...
(onderbrekend)
't En es maar est alij M. den bron, dak 'k ik zoe voorstellen van Madame Minne ook mee te doen zie, os z'iemand ee voor mee te rijen!...
Wie zoeme mee heur doen meegaan alij?...
Het antwoord van Mulle hierop is niet verstaanbaar daar zich schielijk in de straat een luid gedruisch van wagens of karren laat hooren...
(rechtstaande en door het venster kijkend)
Ei dijnk... Tiste van Madame Minnens, mee zijn kerre.
(Hij keert op zijne plaats terug)
Enfin, wij zuil dat wel decideer. Sekretaris wijl de gij nu ne keer de lijst aflees.
1e Mr en Mme. Mulle als opperhoofd, 2e Mr en Mme Meheus als kapitein van de Frolic, 3e Mr Adolf Minne als grondeigenaar, 4e Mr en Mme de Braban...
(onderbrekend)
Ui sekretaris achter den naam van Mr Adolf zuilt gij moet zet, vergezeld van... ui... hoe is haar naam dan? Ei, Mr Léonce zoet nie genoeg zijn van te [zetten] vergezeld van... ui...
Vergezeld van een vrouwspersoon bij voorbeeld en me zoen 't zelfde kunnen doen met de sekretaris en voor Madame Minne. Die lijste zal van eigens moet geafficheerd worden, ewaar. Zoo iedereen en moe da precies nie weten wie da d'er mee d'ongetrouwde meegaat.
Wijl ja, wij zuil alzoo doen. Wijl gij voortlees, secretaire.
(hernemend)
3 e Mr. Adolf Minne dus als grondeigenaar en vergezeld van een vrouwspersoon; 4 e Mr en Mme de Brabander als accoucheur; 5e Boozer als school-
| |
| |
meester; 6e Mr en Mme Schelpe als notaris, 7e Ikke, als.. saperbleu, M. Léonce, zouder daar toch geen middel zijn mij daar niet te laten. 'K en kan ik verdomme nie weg. Wie gader mijn kantoor doen en de stamenet toe Fitors?
(glimlachend)
Hoer, secretaire, gij moet mee. Wij heb u absoluut van doen.
wanhopig en rood van gramschap leest voort met eenen zucht
8 e Ivo Van de Walle, als tafelknecht; 9 e Emile Doebels, als muziekmeester; 10 e Guustje Bettens, als slachter; 11 e Notjen, als herbergier; 12 e Siesken Harinck, als blikslager; 13 e Emiel Appeel, als schoenmaker; 14 e Fernand Callens, als kleermaker; 15 e Feel Sierens, als kuiper; 16 e Triphon Bruggeman, als gareelmaker; en 17 e Madame Minne als grondeigenaares en vergezeld van eenen manspersoon.
Heel wijl sekretaris. Wij zuil dees lijst afficheer aan 't stadhuis. De vertrijk is vastgestijld op den 15 Juli aanstaand en indien er nog persoon zijn die begeer mee te gaan, zij kun hun naam in het sekretariat komen opgeef.
Ei ja, precies.
Enkele van hun schijnen in hun ondervestzak naar iets te zoeken; dit schijnt ook aan Mulle iets te herinneren.
Ui, mijneers de raadsheer, 't is waar 'k moet u nog iets communiqeer; ik zie dat gij naar uw knikkers zoekt, om te stijm eu gij zuil die nie meer van doen heb... ui mijneers de raadsheer zooals gij weet heb ons séances n'en heelen tijd geen plaats meer gehad omdat men ons op alle manieren belachelijk maakte door spotschrijft op onze zitting uit te deel, gij weet ook mijneers de raadsheer, dat ik dan aan een groote overheid uit Gent had gevraag om de geusen die ik veronderstel dat gedaan te heb, te mogen poursuiveer, maar dat ik daar niet bijn in geluk. Alleenlijk heeft mij die groote overheid uit Gent gezeg dat er een heel gemakkelijk middel bestond om niet meer belachelijk te zijn. Gij ziet, zegde hij mij, dat het met uw manier van knikkers [stemmen] is da[t] men den spot drijft. Welnu, zijt ge niet van de eenparigheid van uw gemeenteraad verzekerd? vroeg hij mij. Ik antwoordde van Ja, dat ik er heel zeker van was. Ei wijl, zegde hij, strijd dan niet meer maar doet dan aan uw gemeenteraad een certificaat teekenen, dat hij altijd in alle omstandigheden met eenparige stemmen van
| |
| |
uw gedacht zal zijn, dat is al veel gemakkelijker. Meneers, ik had u vergeet dat te zeg, maar ik was zoodanig zeker van uw eenparigheid, dat ik daar dan ook zijlf geen belang in stijlde. Nochtans aangezien wij daar nu van spreek wij zuil straks als de zitting gedaan is, dat certificaat teekenen in de secretariat om niet meer te vergeet.
Al de raadsheeren na bevestigend geknikt te hebben, steken de reeds uitgehaalde knikker weerom in den zak.
Nu, mijneers de raadsheer, er blijft nog een laatste ding te decideer, zooals ge ziet aan de lijst hierboven, gaan ik en meneer Schijlp 't is te zeggen den borgemeester en den schepenen naar Congo mee. De bestuur der parochie blijf dus aan u alleen M. Dias over; maar nu M. Dias, is een oud man en opdat de geus die hier nog blijf, hem in ons afwezigheid niet te veel zou plaag, en ongemak aandoen, zoo ik wijl van gedacht zijn, van degene van die geus die min of meer tendance hen, om sedert ons victorie al onze kant over te kom en die in 't een of 't ander handel drijf door eenige commande te favoriseeren. Ik zou b.v. dijnk dat het niet waar contrarie van aan Vervijn, daar... ui... hoe heet hij dan van zijn voornaam... ui... Stijl Vervenne die nu weerom van opinie is veranderd, van deze keer heel zeker voor de catholiek gestijmt heeft... ui... van hem b.v. eer dat wij vertrijk eene levering kool of twee te laten doen, waarmee hij zou... ui...
(opkijkend op eene beweging van M. Dias)
ui... waarmee zeg ik... ui...
(opnieuw omkijkend)
ui... wat scheelt er dan M. Dias? ui... ui... gij zijt niet van gedacht... ui...
(purperrood en onderbrekend)
Sakerdzuu!... Wa da 'k ik hier moe hooren. Nondedzuu... kolen van den... Ik [die] heel 'z leven slave geweest ei... ik die alles gedaan heb om die kasseie te Landegem te beletten langs waar zij mij de concurrentie zouden kunnen doen, ik da moeten afstaan; Nondedzuu!...
(verschrikt)
Ha maar calmeer, M. Dias, calmeer. Wij zijl da niet doen, als gij daar teeg komt, da was maar een manier van spreek. Wij zuil voort kool bij u haal... ui... breng mij nog 4000 pond kool.
(tot Schelpe, met grove, stille stem in 't fransch)
Monsieur Schijlp dites donc à ces paysans qu'ils lui fassent aussi une commande; nous devons faire
| |
| |
attention à Dias, savez-vous. Ils pourront redevenir libéral.
Ho! il n'y a pas précisément danger maintenant; les catholiques ont une trop forte majorité, mais enfin il vaut toujours mieux de faire attention.
Hij staat op van zijn plaats en gaat in stilte eenige der boerenraadsheeren spreken. Intusschen is Dias eenigsinds bedaard.
Meneers de raadsheer, ik he ui... maar een ding meer te zeg... ui...
(op dit oogenblik hoort men wederom een groot gerucht in de straat, een stem namelijk die luidkeels iets uitroept).
(zich onderbrekend)
Wat is dat?...
Al de raadsheeren wenden ook schielijk het hoofd naar de vensters en luisteren aandachtig.
VOORUIT!... VOORUIT!... DE STAD GENT!... Veroordeling van Vandersmissen, volksvertegenwoordiger en moordenaar.
(van zijn stoel opspringend)
Wat! is die gredi daar weerom, diezijlfde aan wie ik heb verbod die revolutionnair gazet nog te Nevele te verkoop... Remi!... jaag hem seffens van de parochie.
(naar zijn sabel springend aan de deur)
Hijn zal hier godonke nie lang loopen.
Remi is zoo geweldig om zijn sabel uit de deur waartegen hij geschoord staat, los te rukken, dat dezen hem uit de hand vliegt en nog al ne fermen knip in Mortier's oor gaat geven. Remi zonder omkijken loopt haastig de deur uit...
(in hevige ontsteltenis)
Dat is degoutant!... Zij breng de volk in opstand. Ze zuil nog maak dat hier word lijk in Ierland waar de boer aan hunne propriétairs hunne pacht niet meer wijl betaal en zijlfs de propriétairs kapot maak die hun die verpacht.
Intusschen hoort men een hevige woordenwisseling in de straat. Al de menschen komen aan de deur...
(het venster opentrekkend en naar buiten roepend)
Remi, als hij nie gewijlig is al de gendarmen.
Ei godonke, hij verkoopt geen gazetten, hij gee ze voor niet weg, en da es hem nie verbon, zegt hij...
(zich haastig tot de raadsheeren wendend)
Mijneers de raadsheer wij zijn in gevaar van ons leven kwijt te
| |
| |
geraak. Zijt gij eenparig om zijlf de uitdeeling voor niet van de gazijtjes te verbien?
Eenparig geknik - In de straat verergert het gejoel, jongens met klompen komen toegesneld, door brullende honden achtervolgd. Een rijtuig dat reutelend voorbijrijd[t] verpletter[t] schier een oud wijveken.
(met luider stemme van uit het venster)
Remi, de gemeenteraad komt daar te stijm dat geen gazet mag uitgedeeld worden, zelfs voor niet...
(met nijdege stem en dreigend de vuist naar Mulle ballend)
Gij zijt ge juist ne niet, als later maar geen dienamiet en es.
(Mulle, verschrikt, sluit haastig het venster).
Allengerhand verdwijnt het gerucht in de straat.
(wier ontsteltenis eenigzins over is)
Mijneers de raadsheer, ik heb maar een woord meer te zeg, dat is dat de kolonie, welke wij in den Congo ga formeer, den naam zal draag van NOUME-ASSIALAND, 't is te zeggen in 't vlaamsch:
‘NIEUW-OSSENLAND’.
Mijneers de raadsheer ik wensch geluk en prospérité aan de nieuw kolonie, die ons voor goed van de geu[z]erij zal verlos. Wij zijn al kameraad die er naartoe gaan, daarom roep ik met anthousiasme: Vive Noumé - Vive het nieuwe Ossenland!...
(met geestdrift herhalend)...
Merci, Heeren, wijl merci, de zitting ga voort.
Al de raadsheeren staan recht en verlaten de zaal. (beneden in den gang).
(tegen Dias)
Zoe e mij van de weeke geen 3000 pond kolen kunnen brengen?
Ja, Ja, wanneer? Ei 'k zal u zeggen overmorgen zonder feite zulle!
Wanneer komt u koolscheep toe, M. Dias?
Maandag peis ik, Tiste!...
Ei M. Dias, we zouden er elk een duizend pond of vier willen uitlossen.
Tiste en Charel, ga e ne keer mee om een
| |
| |
djuurken?
(tot Vreeze)
ga e ook mee Leonaard?
(Alle vier trekken de herbergzaal binnen).
(tegen Bosschaert)
Sakerdzuu, laat hem maar zitten ze kl... mij ook genoeg mee uldre Congo!... 'k moe 'k ik daar sakerdzuu ook naartoe.
Ja maar alij, ten es maar est da Vreeze, sekretaris...
Tut, tut, tut, wat geeft dat? Zijn meissen kan er om komen, gelijk den andere keer. Trekteerde gij toe Vitors mee en halveken?...
Ja ik, 'k ei daar vandage nog een nieuwe veulen merrie gekocht aan Slock van Wontergem en 'k geloove dat er zal afmeugen.
Ja en wa zeit 't wijf ervan?
Ei gie verd... ei wa zoe ze zei gaan zeggen?
Beiden verlaten al lachend het sekretariaat.
(in den gang nog eens naar boven kijkend)
Verdomme ei 'k hoor hem ronken ei tot tierenter. Hij ee hij zeker gebrouwen van den nacht?
(zich aan de balustrade vasthoudend om de trappen van 't stadhuis af te gaan)
Ei wel, hij kan zijn bier nu kruihen, sakerdzuu!...
Petrus III
|
|