Verzameld werk. Deel 7
(1982)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 987]
| |
Een nikeireiwkeiwtscheiw in De Congo
M. Mulle
Mijnheers de raadsheer de zitting ga open.
Schelpe
Heeren van den raad, de zitting van heden gaat bijzonder belangrijk zijn; ik verzoek u allen van met de grootste aandacht de beraadslaging te volgen; onzen achtbaren en weledelen Burgemeester de Bodega gaat het woord voeren.
Mulle
Mijnheers de raadsheer, de zaak aan de dagord is de voorstijl van een adres van felicitations te stem aan Z.M. de Koning omdat is benoem als koning van de nieuw gemaak afrikaansch land: De Congo.
Bosschaert
(tegen de sekretaris)
Verdome, wa es dade?
De Sekretaris
Zwijgt, ge zil het wel gaan hooren.
Mulle
Mijnheers de raadsheer,... ui... de zijn misschien maar weinig onder u die weet wat de Congo is en daarom wijl ik u eenige woord uitlegging geef. Onder ons gezeg, de beteekt niemendal maar wij moet gebaar dat wij daar heel veel aan houd om de Koning plaisir te doen; de Koning houdt daar heel veel aan en 't is om van hem te verkrijg dat hij werk teeg de Geus dat een mot d'ordre is in ons partij van hem in die affaire te help.
Al de raadsheeren
Ah ja ja, percies.
Mortier
Ei waar ligt da land azoo ieverst Meneer den Bron? Es da oppewevis?
Mulle
't Is de land Mortier waar heel warm is en waar de negers woon; die heel zwart zijn en wild enfin, en waar de citroen groei.
Bosschaert
Ah ja, ja! 'K ei daar nog van hoore keiten: Prosper Dias ee mij gezeid dat hij in Gent azoo nog ne keer | |
[pagina 988]
| |
ieverst eene gezien heeft.
Mulle
Wijl ja, ik zou wijl geloof; ik kan ze niet beter vergelijk enfin of aan Jules Doeb op de inhaling maar nog veel meer wild; heel gansch Woeste enfin.
Op dit oogenblik begint Bosschaert met geweld onder de tafel te schubben al roepende:
'k zal ui nui wel hên gie kleine v...
Terzelvertijd springt Mortier spoedig recht, uitroepende:
Ei, verdome Gust wa krijgde gij van azoo mijn scheeên in stik te schuppen! Scheedt er uit Verdeeke!
Bosschaert
Ah! da waren ui beeên die 'k gevoeldege; 'k meendege dat weerom de kleinen was.
Mortier trekt zijne broek op tot halfwege de knieën en men ziet inderdaad de roode en blauwe butsen op beide beenen staan.
Vreeze
(tegen Minne)
Ei ge zil gulder daar zeker ne keer naar toe rijen os g'uldere stoomboot hebt.
Minne
Ja, zoe me wel! zoe me wel! wan z'eeten ui ginter op link kalfvleesch.
Dias
Vinden ze daar geen koolmijnen in da land, Meneer Léonce?
Mulle
Het schijnt wijl van ja dat daar ook koolmijn bestaat; maar de is nogtans niet de but van de affaire van daar koolmijn of ander mijn te gaan zoek. Onder ons gezeg, ons partij ga daar tracht nut uit te trek om daar al de geus schoolmeesters naar toe te zend; de schijnt dat de eenigste middel is om de hier kwijt te geraak.
Schelpe
Dat da kost waar zijn; en ze daar naartoe zenden onder voorwendsel van 't volk ginter te gaan beschaven.
Mulle
Wijl zeker; 't is just daar de but.
Mortier
Zoo dage peist, Meneer den Bron damer hier Pattijn en zijnen boel ook nog daartoe zillen krijgen dan?
Mulle
Ik hoop toch wijl van ja, Mortier.
Remi De Vos
Ei, ze zillen zij ginter ook zeker pek zwart worden?
Mulle
Wijl ja; luik Jules Doeb, enfin!
Bosschaert
Ei wa voor en tale es da, meneer den Bron, dan ze daar azoo keiten in da land.
Mulle
't Is de heel aardig taal Bosgaer, 't is heel moeielijk om leer. Gij heb bijvoorbeeld: Zitting van den Gemeene | |
[pagina 989]
| |
Raad; hoe zou gij peins da zij da gijnter zeg?
Bosschaert
... Ei... Ei... wa zoek gaan zeggen?
Mulle
Nikeireiwkeiwtscheiw.
Al de raadsheeren
Ei verdeeke, die meneer Mulle kent toch al de talen!
Op dit oogenblik hoort men in den trap een zonderling geluid; een oeoeoeoe die van langs om luider wordt en schijnt te naderen.
Al de raadsheeren luisteren stilzwijgend.
Er wordt op de deur geklopt en de zelfde stem laat wederom hetzelfde oeoeoeoe hooren.
Minne
(gansch ontsteld rechtspringend)
Oh! Oh! 't es ne wildeman! 't es eenen van de Congo.
Nauwelijks is dat woord uitgesproken of al de raadsheeren springen van hunne plaats op en loopen al roepend van schrik en het een boven het ander in de plaats nevens de gemeenteraadszaal; deze wordt dicht gesloten.
De stem aan de deur
OEoeoeoe zoet mij gepermetteerd zijn oeoe van oeoe binnen te komen oeoe?
Remi De Vos
Ei godonke zij e gulder schouwsch..., 'k zal e 'k ik Godonke wel weten wie da 't es.
(Hij trekt zijne sabel uit en gaat naar de deur. Op hetzelfde oogenblik gaat deze open en Mr Jacobus Francies De Mulder, burgemeester van Poesele komt binnen in de gemeenteraadszaal).
Remi De Vos
Ei godonke, 't es den Burgemeester van Poesele!
Bosschaert
(in de zaal daarnevens)
Verdome 'k eit nog gepeisd.
(Hij doet de deur open en komt in de zaal achtervolgd van al de andere raadsheeren. Mulle, Minne en sommige anderen schijnen nog gansch ontsteld van hunnen schrik)
De Mulder
(tegen Mulle)
Oeoeoe, meneer oeoe den Burgemeester oeoe 'k was hier gekomen om u een heeloeoeoe belangrijkeoeoeoe zaake mede te deeloeoen.
Mulle
Ja Meneer Mul, zet u als u belief; maar gij heb ons stijf doen doen verschiet, wij waar just gëoccupeer met beraadslag om een adres aan de Koning te stem voor de zaak van de Congo en wij meend azoo dat gij een wijldeman waar die van gijnder afkwam. | |
[pagina 990]
| |
De Mulder
OEoeoeoeoe.
Mulle
Zet u als u belief, Meneer Mul; gij kun zeg de communicatie die gij te doen heb; Mijnheers de raadsheer de zitting doe voor.
De Mulder
Meneer oeoe Léonce, den 25sten Maart is er tot Poeseloeoeoe een recht schelmstuk gebeurd; nen jongeling oeoeoe van een jaar of twintig oeoe die altijd Mulle geheeten wordt oeoeoe, zonder oeoe da 'k ik kan zeggen oeoe waarom oeoe meneer Léonce, es daar ingehaald op een spotsche wijzeoeoeoeoeoe mee een twintigtal kortewagens, oeoe verscheidene hondekerren, oeoeoe mee commissarissen meénen hoogen hoed oeoeoe op en oeoe witte strek aan den arm, oeoe mee een muziek van schuiffeldinkskes en zoo voors, oeoe oeoeoe den eerewijn es hem geschonken oeoeoe geweest, enfin alles es gebeurd oeoeoe op een manier om den spot te drijven oeoeoe met hetgene er ter gelegenheid oeoe van uwe inhaling, tot Nevele is gebeurd.
Al de raadsheeren
Ah! es da en schande!
De Mulder
Het heeft mij onmogelijk geweest oeoeoeoe van dat schandelijk spel te beletten, oeoe omdat ik daar geen police aan d'hand en haddoeoeoe maar ge moet weten oeoe, Meneer Léonce oeoe dan z'hem op 20sten Mei zijnde, zijne verjaardag oeoeoe wederom schikken in t'halen oeoeoe en 't es om da te kunnen beletten oeoe da 'k u komme vragen oeoe Meneer Léonce, of goeoeoe mij voor dien dag uw gendarms zoudt willen zenden oeoe.
Mulle
Ik heb u wijl te bedank Meneer Mul, voor al de moeit die gij heb gedaan; ik zal u op de gesteld dag de gendarms zend en ik wijl hier een vote de remerciements doen stem, van al de raadsheer voor uw courageus gedrag.
Al de raadsheeren
Bravo! Bravo!
Mulle
Wij zul dat terzelvertijd stem met de adres voor de Koning; maar mijnheers de raadsheer ik moet d'abord een
motion d'ordre
mak.
Al de raadsheeren luisteren aandachtig.
Mulle
Mijnheers de raadsheer, gij moet ook al hoor heb zeg dat op Nevele wordt uitgegeef een spotschrift over ons séance ieder keer dat zij plaats heb; de persoon die dat doen heb voor but van ons belachelijk te mak met te zeg, dat wij | |
[pagina 991]
| |
altijd met eenparig knik... ui... pardon... ik wijl zeg stem, stem. Ei wijl, Mrs de raadsheer ik heb de heel ingénieus moyen gevond om dat te belet. In plaats van eenparig te stem, wij zal lotje trek wie van ons moet teeg stem; alzoo zul zij niet meer kun zeg dat altijd eenparig is.
Al de raadsheeren
Ah, ce ça.
Schelpe
(tegen Mulle)
Wa zoek eerst doen, meneer Léonce, de knikkers halen of de lotjes maken.
Mulle
Gij zult eerst moet de lotjes mak om te weet wie moet teeg stem.
De sekretaris die sedert eenige oogenblikken bezig is met een blad papier in ongelijke reepjes te snijden, geeft deze aan Schelpe welke er ieder raadslid een doet van uittrekken.
Bosschaert
Ei meneer den bron, es 't voor 't kortste of voor 't langste?
Schelpe
't Es kortste die der tegenstem[t] Gust.
De Raadsheeren na hun lotjes getrokken te hebben houden het in hun hand om te zien wie dat het kortste heeft: het is Mr Mulle.
Vreeze
Ei, meneer den bron, 't en sla ui wel nie mee; 'k ei e 'k ik 't langste.
Mulle
Ja, vrees, 't sla mij teeg.
(tegen Schelpe)
't Is nog al embarrassant voor mij van te moet teeg de voorstel stem die ik zelf gemaak heb; Peinsd gij niet dat zij daar weerom zul een spotschrift op mak, Notaris?
Schelpe
Oh 'k en peisd nie, Meneer Léonce maar enfin ne mensch en kan 't nie weten ewaar; z'heeten mij wel altijd
Pomade.
Mulle
(grimlachend)
Ah, ja 't es waar, maar waarom is dat dan, Notaris?
Schelpe
Ei da es nog gekomen van in den tijd van mijnen trouw, Mr Léonce. Den dag van mijn verhuizinge zeg mij wijf azoo tegen mij: Théophile pakt ook wa mee da 't afeceert (ze was zij bezig mee de wijn te verhuizen weet ik wel) en daarop neeme 'k ik ook mee 't geen da mij 't noodzakelijkste scheen; te weten: ne quinquet, ne schoentrekker, ne kam en een dooze
Pomade.
Al de raadsheeren
(in eenen lach schietend)
Ah, ja ja, 't es daarvan dat da voorskomt!
| |
[pagina 992]
| |
Schelpe wordt eenigszins rood en schijnt min of meer gegeneerd; hij neemt zijnen hoed en na hem van binnen zorgvuldig uitgekuischt te hebben gaat hij rond bij al de raadsheeren die het voorstel van Mr Mulle moeten stemmen en welke er allen hunnen knikker in laten vallen.
Schelpe
(de knikkers in zijne hand gietend en ze met zorgvuldigheid samentellend)
1, 2, 3, 4, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10.
(met verwondering hertellend)
1... 2... 3... 4... 5... 6... 7... 8... 9... 10
(hij blijft eenige oogenblikken met de knikkers in zijne hand staan als stom van verbaasdheid).
Mulle
Is de al gelijk eenparig dan Meneer Scylp?
Schelpe
Dat es toch te wreed Meneer Léonce!
Lambrecht
Ei Verdeeke, Honoré Meganck en es hier pertan niet.
Schelpe
welke sedert eenige oogenblikken bezig is met de knikkers nog eens te hertellen roept eensklaps uit:
Ah, sapristi, 'k zie al wa dat es, 't es eenen die in tween gebosten ligt.
Mulle
Gebost nog al! Tiens! tiens!
Bosschaert
Ei da moe al z'leven een bakboste zijn!
Schelpe
't Es inderdaad azoo, 't es een Bakboste,
(hij toont aan de raadsheeren de knikker die in tween gebosten ligt)
maar enfin 't komt toch overeen uit: Heeren van den raad; ik verklaar het voorstel van Mr Mulle met 8 knikkers tegen 1 bakboste... ui... pardon, pardon! 'k wille zeggen met 8 stemmen tegen 1 bakboste... ui... sapristi! en 1 stemminge wil ik zeggen, aanveerd.
Al de raadsheeren
Bravo! Bravo! Vivan onzen Burgemeester!
Mulle
Merci, Mijnheeren, wijl merci... ui... Mijnheers de Raadsheer, vooraleer de zitting ga voor heb ik de eer van u kenbaar te mak dat de toekomende zitting zal plaats heb op de nieuw gemaak stoomboot van Mr Meheus. Gij ziet ook, Mrs de Raadsheer dat wij hier op de Stadhuis in rust niet meer kun vergaar; wij wordt altijd op de eene of ander manier getroubleer, de zal op de boot veel beter zijn; wij zul daar in rus gelaat word.
Al de raadsheeren
Ah! Bravo! Bravo! Da zal leute zijn.
Mulle
Mijnheers de Raadsheer, de zitting ga voor. | |
[pagina 993]
| |
Al de raadsheeren staan op en verlaten de zaal. Beneden in de herberg
(Mortier tegen Bosschaert) Ei Gust, zoe Meneer Lampaert al weg zijn dan? 'k Zoe hem wel e keer moeten spreken.
Bosschaert
(met verwondering omkijkend)
... Ei! Goddeeke, 'k zal hem boven vergeten zitten hên.
(Hij loopt spoedig naar omhoog, maakt hem wakker en komt er eenige stonden nadien in de herberg mede bijneên).
|
|