Miniatuurtjes
Een glimlach van komende lente
Een bloem, een kleine, gele bloem, de allereerste van de lente, zoo heel alleen en onverwacht midden in nog wintersche dorheid ontloken! Een bloemetje van niemendal, maar het eerste, het allereerste, op zijn tengergroen stengeltje!
Ik kijk er naar, in stille bekoring. Er is blauw in de lucht, en hoop in den hemel; de eindeloos-lange, ruwe winter is voorbij! En eensklaps komt daar - is het wel mogelijk! - een vlinder aangefladderd, met rood en blauw op zijn vleugels en hij gaat zitten op het gele bloempje, dat zacht wiegelend zijn zwak stengeltje onder het vederlicht vrachtje iets neerbuigt. Ik kijk, roerloos, mijn adem ophoudend, in stijgende verrukking. Een vlinder, nu reeds, waar komt ook die vandaan? Uit de lucht neergezweefd? Uit den eersten zonnestraal geboren. Zijn schitterende wieken gaan als 't ware ademhalend rythmisch op en neer. Zal hij meteen weer op gaan vliegen? Als een droom verdwijnen? Neen; hij spreidt zijn beide kleuren-vleugels, als 't ware beschermend, breed en roerloos over de bloem open en meteen is daar een goudvlieg, die even midden op zijn lijf komt zitten, als een juweelspeld op een das.
Een oogenblik maar; een seconde. De vlinder knipt met zijn wieken en vliegt weg, de goudvlieg is verdwenen en het gele bloempje richt zijn fijn, gebogen stengeltje weer op.
Een glimlach, een flitsbeeld van komende lente!
Deurle, eind Februari 1931.