Voedsel voor de aarde
Een droom
Een groot schip, waarmee ik reis, drijft af. Dichter en dichter komt het bij de kust. Het is enorm, dat schip, en de duinen langs de kust lijken heel laag en klein. Hoe moet dat eindigen? Waarom drijft het schip meer en meer stuurloos en hulpeloos af? Het zit weldra verward in visschersnetten en blijft onbewegelijk. Kreten galmen en er staan eensklaps menschen, visschers, langs den oever. Er staan ook hutten en de lucht is vol met slechte reuken van bedorven visch.
Wij staan aan wal. Hoe, weet ik niet, want alles gebeurt in een vreemde atmosfeer, een atmosfeer van nachtmerrie, van droom. Het groote schip is reeds verdwenen, hoe? waarheen? Wij weten 't niet. Wij zien enkel de hutten, de visschers, en de netten, die, aan staken vastgehecht, half uit het water steken.
De visschers ledigen hun netten. Zij halen er heele vrachten spartelende botten uit, anders niet dan botten, die zij plonsend in groote, bruine, nat-blinkende kuipen gooien. Ook de visschers zien bruin en hun gezichten hebben geen bepaalde uitdrukking. Er zijn ook bruine vrouwen onder hen, vrouwen die op mannen lijken.
Dat alles is vaag, bruin, schemerig, onduidelijk, onwezenlijk. Een stem, die hol klinkt, vraagt:
- Wat is dat alles?
En een visschersstem antwoordt, hol-klinkend:
- Dat is voedsel voor de menschen!
Voort doen ze met het ledigen der netten. En eensklaps, midden al die botten, komt een reuzevisch te voorschijn: metaal-wit-en-blauw, stijf en roerloos.
- Wat is dát? vragen stemmen.
- Een marketon! antwoorden de visschers. En zij lachen.
- Een marketon! Wat is een marketon?