Voortdoen
Ik heb een motto aangenomen: Voortdoen!
Ik was van plan en had besloten niet meer voort te doen. Ik oordeelde dat ik nu wel genoeg, ja, veel te veel geschreven had en dat het hoog tijd werd om voor goed de pen neer te leggen. Ik zei tot mezelf: moest ik advies aan mijn collegas-schrijvers vragen, allen, zonder uitzondering, zouden mij antwoorden: uitscheiden... uitscheiden! Zij zelven zouden zeker niet uitscheiden; maar dat doet niets ter zake: zij zouden voortdoen, maar ik zou moeten ophouden. Waarom? Afgunst; naijver? Om het even: zij doen voort en ik schei uit!
Ik ben er een tijd mee uitgescheiden. Eerst was het mij een zalig gevoel van rust en herleving. Ik voelde al het nuttelooze van wat ikzelf en ook wat anderen geschreven hadden. Menschen vroegen mij ‘Schrijf je dan niet meer?’ En ik antwoordde met geluk en trots: ‘Nooit meer!’ De menschen treurden, deden of ze treurden. ‘Dat hou je toch niet uit; en ook: 't is jammer’, meenden zij.
Ik weet niet of ze 't meenden, maar ze zeiden het toch.
Een heele poos heb ik het volgehouden. Toen werd het langzaam aan heel leeg in mij. Zoo moet het zijn, dacht ik; die leegte in mij is het bewijs dat ik ben uitgeput. Ik probeerde te lezen, het werk van anderen te genieten en te waardeeren. Onmogelijk. De leegte werd een afgrond en het leek wel of er in mij geen atmosfeer meer was en ook geen leven.
Toen begreep ik... Ik begreep dat ik niet kón uitscheiden, omdat ik nog niet dood was. Ik begreep, dat ik moest en zou voortdoen, niet omdat ik er zoo naar verlangde, maar omdat ik niet anders kon.
Ik doe dus voort en ik zal blijven voortdoen, zooals ik voortga met eten en drinken en slapen en ademhalen, omdat de natuur het zoo gebiedt. 't Mag goed of slecht zijn; mijn