De held en de graaf
Dezer dagen, op een vaderlands feestmaal, heb ik aan tafel gezeten tussen een held en een graaf...
De graaf was een zeer echte graaf, van aloud, oer-grafelijk geslacht. En de held was insgelijks een echte held, van geen geslacht, maar held geworden in de loopgraven en modderkuilen van de IJzer.
Driemaal was de held gewond geweest en zijn gewonde borst hing vol met erekruisen. De graaf, die in 't bezet gebied gebleven was, waar hij zich zo zoet mogelijk had gehouden om geen onaangenaamheden te krijgen met de Duitsers, was nooit gewond geweest, maar droeg toch ook een aantal decoraties op zijn niet-gewonde borst.
De graaf bezat veel grote en mooie boerderijen op het dorp. De ouders van de held waren de huurders van één van deze boerderijen. De held was in een soort angstvallige eerbied voor de graaf en de grafelijke familie opgegroeid.
De graaf had het feest ter ere van de soldaten ingericht. Daarom, en omdat hij de graaf was, fungeerde hij dan ook als voorzitter van het huldigings-comité. Bij het nagerecht stond hij overeind en las, van 't papier, in 't Vlaams, een prachtige rede voor. Hij kende ternauwernood de taal en toen hij 't had over de gruwelen, die door de vijand in het land gepleegd waren, sprak hij dat woord uit als ‘gruwé-len’. Eenieder begreep; niemand glimlachte. Een warm applaus en kreten van ‘Leve de graaf!’ begroetten het slot.
De held stond op om te antwoorden. Hij zei, dat het wel waar was, dat zij - de soldaten - veel ontberingen hadden geleden in de loopgraven en grote gevaren hadden getrotseerd onder 't vuur; maar hij stelde de vraag of zij, die, zoals de graaf en zijn gezin, in het bezette gebied, onder de druk van de vijand waren gebleven, niet nog veel meer geleden hadden; en hij