De politicus kwam binnen en staarde even in verrukking naar het heerlijk tafereel. Wat 'n rust! zei hij. Toen ging hij zitten, met de rug naar 't mooie schouwspel en begon te praten.
Hij praatte over politiek! Hij had het over internationale politiek, die hij de grote politiek noemde; en over nationale politiek, die hij de minder grote politiek noemde. De vogels zongen jubelend, de witte bloemen geurden doordringend, de zoete lentezon koesterde en stoofde. Hij sprak en sprak en sprak en terwijl hij aldus sprak voelde ik als 't ware een kille nevel in mij komen, iets dat benauwde en tevens prikkelde, iets dat een floers trok vóór mijn ogen, eerst een grijs floers, toen een bruin floers en eindelijk een floers dat rood werd, vuurrood, bloedrood, als een lap waarmee men stieren tergt. De grote politicus, door zijn eigen opwinding meegesleept, was overeind gaan staan en daar stond hij nu te schermen in grote gebaren met de rug naar 't heerlijk tafereel, en hij verborg mij 't prachtig vergezicht, en deed de verschrikte vogels wegvluchten en verstommen, en scheen de zacht-strelende stralenglans van 't zonlicht te verduisteren...
En toen gebeurde plotseling het gruwbaar-vreselijke...!
Ik stormde razend op, de ogen rood-beneveld; ik beukte met mijn kop recht in zijn borst, rammeide hem dwars door het krakend balkon, zag hem neerploffen in de diepte, waar hij zich even kronkelde en roerloos liggen bleef, in een grote plas bloed!
- Meneer, wat doet u toch! gilde mijn dienstmeisje, die van verre het abominabel schouwspel had bijgewoond.
Ik schrikte wakker...! Ik schrikte wakker in mijn bed en hoorde de zoete lentevogeltjes buiten in de zon kwetteren en tierelieren. Ik wreef mijn ogen, drukte de hand op mijn bonzend hart, zag, op mijn nachttafel, de beroerde brief liggen, waarin de grote politicus mij voor de volgende dag zijn bezoek aankondigde.
- Is er iets, meneer? Heeft u mij geroepen? hoorde ik nu duidelijk de stem van 't dienstmeisje achter de dichte deur.
- Ja, hijgde ik. - Even in 't dorp gaan telefoneren aan die meneer dat ik hem tot mijn leedwezen vandaag niet verwachten kan.