Dierenbescherming
Telkens als ik dieren zie mishandelen, - en hoe dikwijls heb ik dat al niet moeten zien! - ontstaat er in mij een geweldige tweestrijd. Dat ik de mishandeling zal doen ophouden, met zachtheid of geweld, al kostte het mijn leven, is zeker. Maar hoe zal ik het doen: met zachtheid, of met geweld!
Het liefst zou ik koelbloedig, zonder een woord mijn revolver trekken en de mishandelaar neerschieten. Het verstandigste, en meest-doeltreffende middel, is mij echter gebleken een soort listige zachtheid te zijn. Dit heb ik gisteren nog eens kunnen ervaren.
Een stoomsleper kwam in het kanaal gevaren, drie zwaargeladen vrachtschepen na zich sjouwend. Even verder volgen nog één zwaargeladen vrachtschip, dit laatste door twee paarden langs de trekweg voortgesjouwd.
De sleper scheen nogal te zwoegen om zijn tros tegen de stroom op te halen. De stoommachine blies en zuchtte zwaar; de kabels waren strak-gestrekt als stalen roeden; het blonde water kolkte en schuimspatte tegen de voorsteven van de schepen op.
Het schip, dat volgde, door de twee paarden voortgetrokken, scheen echter nog veel zwaarder dan de sleper tegen 't water op te zwoegen. De beide paarden, oude, afgeleefde dieren, een bruin en een wit, trokken met de uiterste inspanning van al hun krachten aan het touw; en de leidsman, een rode, dikke kerel met krulhaar, sloeg onophoudend, onder gevloek en geschreeuw, met zijn zweep, op de rug en in de lenden van de hijgende, zwetende, reutelende, afgebeulde beesten.
Op de achtersteven van de stoomsleper stonden drie mannen grinnikend en spotlachend naar het schouwspel om te kijken. Langs beide oevers van 't kanaal liep een menigte mee, die de man met de paarden aanmoedigde, om hem de sleeptros te