De dood van Baron Zeep
Deze morgen, toen ik per fiets naar de stad reed, viel ik midden in een buitengewoon drukke optocht van automobielen en rijtuigen, in de nabijheid van de grote begraafplaats. Ik vroeg aan iemand, welke voorname personage wel naar zijn laatste rustoord werd gebracht; en de man noemde mij een naam, die ik reeds meer gehoord had: de naam van een bekende beruchte baron Zeep ofte O.W.-er!
Dat trof mij! De gedachte aan dood leek mij om zo te zeggen onverenigbaar met de gedachte aan baron Zeep of O.W.-er. Een baron Zeep, dat was immers iemand, die pas begon te leven en te genieten; een man, die een ruime, weelderige toekomst van materieel genot in het verschiet had! Hij, die nu ten grave werd gebracht en die alom bekend was om het kolossaal fortuin, dat hij in enkele jaren had verworven, kon ik mij volstrekt niet voorstellen stijf en roerloos in een doodkist, in eenzame verlatenheid op dat grote kerkhof. Hij was een man van niets, toen de oorlog uitbrak; hij was nog jong en had zich aan zijn militaire plichten weten te onttrekken; hij had gesmokkeld en gehamsterd en geknoeid, eerst met de Duitsers, toen met de neutralen, toen met de geallieerden; hij glom van voorspoed en geluk; hij dronk champagne tweemaal daags en rookte sigaren van vijf frank het stuk; hij hield er een fameuze meid ofte vriendin op na en er werd verteld, dat hij weldra gedecoreerd zou worden...!
Ik wilde die begrafenis zien en bijwonen. Ik stelde mij daar de wonderbaarlijkste dingen van voor. Ik gaf mijn rijwiel in bewaring en volgde de lange rouwstoet op het kerkhof.
Het viel me niet mee. Ik zag vele dikke, rode, vette, rijke O.W.-ers, maar weinig of geen protserig luxe-vertoon, weinig bloemen, geen enkele bepaald overweldigend-dure, mooie krans! Ik zag ook geen verdriet, geen tranen, maar wat