De glimlach van Vlaanderen
Wie vóór de oorlog Vlaanderen bezocht, kon Vlaanderen zien glimlachen...
Om Vlaanderen te zien glimlachen, moest men op een hoogte gaan staan en in de verte en in de diepte om zich heen kijken. 't Was als een levend schilderij, van tere liefelijkheid. Overal tussen het groen, dorpjes, kerkjes, molens, boerderijen, huisjes. Het groene, vruchtbaar land was er als 't ware mee bezaaid en in de zon zag men de puntgeveltjes glinsteren: witte, roze, gele, groene, als zacht-tintelende bloemen in het wijde, schone veld. Dat zong en lachte; dat was de zoete, gelukkige glimlach van Vlaanderen.
Wie Vlaanderen bezocht onmiddellijk na de oorlog herkende Vlaanderen niet meer. Die zag niets meer als een barre vlakte, die levenloos en kaal scheen. Hij zag bijna geen molens en geen torens meer; hij zag geen stipje kleur meer tintelen in het dof-geworden veld; en wat vroeger wit en geel en groen en roze was, was eentonig, grauw en grijs geworden en scheen geen vaste vormen meer te hebben. Het waren ruïnes en vuilnis; het was niet meer de gelukzalige, zonnige glimlach: het was de sombere, tragische grijnslach van Vlaanderen!
Wie Vlaanderen thans bezoekt, kan Vlaanderen weer zien glimlachen...
Wie thans op een hoogte gaat staan en in de verte en de diepte om zich heen blikt, ziet de kleuren-glimlach van de weer-opgebouwde, herlevende dorpen. Weinig of geen torens nog, en weinig of geen molens; maar veel fris-gekalkte witte, roze en gele muurtjes; veel vers-geverfde, groene luikjes, die glinsteren als vernist; en vooral, vóóral, rode, nieuwe daakjes allentwege; schelrode, bloedrode daakjes, die fel-glinsteren in