Gemengde zaden
Met een geconsterneerd gezicht en met een brede, platte mand vol droge zaden, die hij in zijn beide handen draagt, komt mijn tuinman naar mij toe.
- Kijkt u toch eens, meneer, wat ik nu gevonden heb! jammert hij. - Kijkt u toch eens: al mijn plantgoed en mijn zaden door elkaar gemengd! Plantgoed van erwten en van bonen; zaad van worteltjes en sla; zaad van allerhande bloemen; alles doorelkaar gegoten en gemengd! Het hing in vele afzonderlijke zakjes op mijn zolder te drogen; ik wou beginnen met planten en zaaien en zie: nu kan ik niets meer doen, 't is alles bedorven, ik kan het onmogelijk weer uit elkaar ziften; wij zullen deze zomer groenten noch zaadbloemen hebben, meneer?
- Wie zijn ‘ze’, Alfons? zo vraag ik.
- De Duitsers, meneer! Wie zou het anders zijn! Ze gingen op mijn zolder 's avonds vóór hun vlucht en sleepten er alles vandaan wat ze maar vonden. Ik merkte wel wat er al weg was, maar lette niet op wat er nog bleef. Wat moet ik daar nu toch mee beginnen, meneer!
Ik kijk in de mand en zie daar werkelijk een ongelofelijk mengelmoes van allerlei. Mijn wanhopige tuinman roert er eens in met zijn vingers, wat het niet veel beter maakt, maar ook niet veel erger. Inderdaad, daar is niets meer mee aan te vangen; 't mag weggegooid. Toch vind ik het jammer dat het zou worden weggegooid. Ik denk even na en zeg:
- Alfons, mijn vriend, Duitsland is een sterk en goed georganiseerd land, waar niets aan het toeval wordt overgelaten. Elke Duitser weet altijd precies wat hij doet en heeft een vaste en bepaalde bedoeling met elk van zijn daden. Ga nu vooral niet denken dat deze schijnbaar barbaarse menging van zaden uit louter en klakkeloze, beestachtige vernielzucht is ge-