wijsaard van de streek en de mensen komen hem gaarne voor allerlei raadplegen. Hij en zijn gezin hebben niet eens zo bijzonder veel door de oorlog geleden en toch vernam ik, dat hij zó diep verontwaardigd en verbitterd was, dat het mijn belangstelling opwekte nu eens met hem over de wrede tijd die hij had meegeleefd, te spreken.
Ik vond hem bezig met houtklieven, op de boomgaard, vóór zijn deur. Hij was blij mij terug te zien en betuigde zijn vreugde door een gulle handdruk en een vriendelijke glimlach, die even zijn aangezicht beglansde en verhelderde. Maar ogenblikkelijk daarop kwam er als een sombere wolk over zijn gelaat en zei hij, met een stem die diep trilde:
- W'hên hier wa g'had, meniere, gedurende die vier joaren! Hij legde zijn bijl neer, noodde mij met hem in huis te gaan, schoof mij een stoel bij de haard en begon te vertellen.
‘Gij weet, meneer,’ zo sprak hij ongeveer, ‘hoe wij allen altijd ons leven lang eerlijk ons best hebben gedaan om rond te kunnen komen. Wij zijn nooit rijk geweest, maar door onverpoosde vlijt geraakten wij fatsoenlijk aan ons brood. Wij hielden van weren; werken was ons leven en wij hadden het gevoel dat onze betrekkelijke welstand het verdiende loon voor onze zware arbeid was. Nooit, althans, hadden wij kunnen denken, dat wij iets misdreven, waarvoor een meedogenloze straf op ons zou geworpen worden.
De Duitsers kwamen hier en zij mishandelden ons zonder enige gegronde reden. Wij trokken ons niets van de oorlog aan, wij werkten door, zoals wij altijd deden; wij waren er eerlijk en vast van overtuigd, dat wij nooit iemand iets kwaads wilden; en daarom begrepen wij ook niet dat men ons wél kwaad kwam doen en dat onze goede en trouwe eerlijkheid met niets anders dan met onverdiende straf en wraak beantwoord werd. Zulke handelwijze heeft mij aan het begrip van goed en kwaad doen twijfelen, meneer; en voor het eerst in mijn leven heb ik een haat gevoeld, een moordende haat tegen hen die de beginselen die de steun en de kracht van heel mijn leven zijn geweest, voor altijd in mij vernietigd hebben. Ik wist niet wat oorlog betekende, maar nu weet ik het wél. Oorlog, meneer, is niet de strijd van soldaten die, met ongeveer gelijke wapens, elkander bekampen: oorlog - dat hebben