Wij bleven daar de ganse dag. Eerst tegen de avond kwam het bevel tot opmarcheren en wij vernamen dat men ons stuurde naar N. een dorp op twaalf kilometer afstand. Wij zouden er in de kerk opgesloten worden om te overnachten en de volgende ochtend naar de frontlinie vertrekken.
Die nacht, in de kerk, zal ik niet licht vergeten. Wij lagen er op de blote, koude stenen en aan slapen of aan rusten was geen denken. Hier zat er een groep te klagen en te snikken; dáár was een troep die raasde en schold en vloekte; ginds verder waren er die opgewonden lachten en wild zongen, als een bende woeste dronkaards. Bevuild werd de kerk langs alle kanten, - hoe kon het ook anders! - en op de preekstoel was een man geklommen, een soort opgewonden gek, die op de meest profane wijze het sermoen van de pastoor nabootste. De ganse kerk dreunde en daverde als 't ware van al die verwarde en afschuwelijke geluiden; en daarbuiten, in de nacht, om de kerk heen, hoorden wij nog steeds het akelige gejammer en gekerm van de vrouwen, die halsstarrig tot daar meegelopen waren.
Om vijf uur, met het krieken van de dag, werd de zware middendeur geopend; en in het kille ochtendlicht zagen wij de grijze wachten staan met het geweer in de hand en, op korte afstand, achter de witte kerkmuur, de dichte, wanhopige schaar van al die huilende en kermende vrouwen.
In rijen van vier werden wij, zwaar bepakt en beladen, tussen de Feldwebels in het gelid gesteld. Verder was geen mens in 't ganse dorp te zien. Alle deuren waren gesloten, alle luiken dicht. Een brulkreet galmde en wij kwamen in beweging.
Voorop, de droeve stoet leidend, reed een hoofdman, te paard. Daarachter kwam een peloton soldaten; toen kwamen wij, omlijst door Feldwebels; dan weer een peloton en achteraan nog eens een hoofdman te paard. En overal om ons heen de huilende en klagende vrouwen...
Vlak naast mij, in 't gelid, liep, of liever strompelde, een man van om en bij de zestig jaren. Het was een arme, ongelukkige stakkerd met een bochel, en die hinkte. Al dadelijk hoorde ik hem zuchten en zwoegen om de pas bij te houden en zijn gezicht zag paars van inspanning. Hij ging gebukt onder de last die op zijn bochel drukte en ik vroeg mij af hoe het ooit