rug en werd een onmeedogend ‘vorwärts’ uitgebruld. De mensen langs de weg, die hen allen goed kenden, sloegen hun handen ten hemel en vroegen wat er in godsnaam toch gebeurd was, waarop de beulen telkens grijnzend antwoordden:
- Spionnen. Zij worden gefusilleerd!
Mijn molenaar sprak geen woord meer, in 't ongeluk geresigneerd. Zijn knecht, die in elkaar kromp van angst, zei voortdurend met luider stem gebeden op; de ‘ketser,’ die woedend was, vloekte aanhoudend. Hun bleke gezichten waren zo wit als hun met meel bestoven kleren.
- Meniers, 'k 'n kán nie mier! Schiet mij hier moar dued! zei mijn molenaar, toen ze zowat twee uur lang gelopen hadden.
De kerels maakten halt en grinnikten. Wel, het kon hun weinig schelen, hier of verder. Er stond daar een huis, de drie mannen werden geblinddoekt en tegen de muur gesteld. Mijn molenaar uitte geen enkel woord, zijn knecht zonk op zijn knieën, bad en smeekte en schreide; de ‘ketser’ schold en vloekte.
Zij dachten ieder ogenblik de knal te horen en ineen te storten. Dat wrede wachten duurde seconden die uren schenen. De molenknecht kreeg een zenuwcrisis. Hij begon eensklaps luidkeels te gillen en te brullen. Mijn molenaar dacht, dat hij krankzinnig was geworden. Hij wou iets zeggen of vragen, maar vóór hij de woorden kon uitbrengen, voelde hij plotseling een ruwe hand, die de blinddoek van vóór zijn ogen wegrukte. Ook de knecht en de ‘ketser’ waren reeds ontdoekt en een bevel werd gebruld:
- Neen, hier niet: ginds verder, in 't dorp.
Daar kwam een boer met een kar aangereden. Het span werd gerequireerd en de drie gevangenen werden er met porren en geweerkolf opgeduwd. De beulen grinnikten en lachten:
- Nog 'n kwartiertje langer te leven!
De kar ratelde langzaam naar het dorp toe. Dat dorp heet Vinkt. Nog nooit, zo vertelde mij mijn molenaar, heb ik de witte kerktoren van Vinkt met zoveel aandacht bekeken. Dáár zou ik dus over enkele minuten sterven en vermoedelijk begraven worden. Bang was ik niet, absoluut niet, maar zo buitengewoon diep geïnteresseerd in alles wat ik om mij heen