De molen van Deurle
De oude, houten molen van Deurle, waar ik in het jaar vóór de oorlog mijn boek Zomerleven schreef, bestaat niet meer... De Duitsers hebben hem opgeblazen, enkele dagen vóór de wapenstilstand!
Een Beiers officier heeft er lange maanden zijn intrek genomen; en ik erken gaarne dat hij mijn boeltje gerespecteerd heeft en dat, onder zijn beheer, het mooie bos, dat de hellingen van de poëtische Molenheuvel begroeit, zo weinig mogelijk heeft geleden.
Toen het bevel tot vernieling van de oude molen bekend werd, ging mijn molenaar, die zelf, zonder dat hij 't weet, een poëet en een filosoof is, naar de Beier toe en vroeg hem waarom dat moest, welk nut het had.
- Geen enkel nut! Louter Pruisische barbarie! antwoordde met verontwaardiging de Beier, die het nooit onder stoelen of banken stak, hoe verwoed hij de Pruisische bandieten verachtte en haatte.
Maar de Pruisische bruut was toen nog de heerser en de oude molen viel. Hij viel op 2 november, de dag van de Doden!
Al wie dat alleraardigst hoekje van Vlaanderen kent, heeft ook de oude molen gekend en zal om zijn onherstelbaar verlies treuren. Hij dagtekende van 1543!
Hij had alle stormen der eeuwen getrotseerd; hij had oorlogen, oproeren, revoluties om zich heen zien woeden; hij stond daar in zijn eeuwenoude eenzaamheid, over het stof der generaties heen; hij stond daar vol sereniteit en poëzie; hij stond daar om te blijven staan, tot de dag waarop de Bruten, de Ueberbruten, hem kwamen vellen.
Hij rees in zijn verweerde grijsheid op de heuvel en die heuvel was begroeid met allerhande kreupelhout, waarin de lijsterbes zoet geurde in de lente, terwijl de bloeiende brem als in