- Voulez pas asseter une brosse, mesieu?
Verstoord keek ik op. Vóór mij stond een van die louche kerels, een van die rondventers van allerlei, die de achterhoede van de legers volgen, zoals de haaien in het zog van de schepen drijven. Hij had geen ander gepak bij zich dan een vrij klein valiesje, wat mij verwonderde; en ik begreep niet goed waar hij zijn borstels wel vandaan kon halen. Het aanbod op zichzelf was mij echter niet onwelkom; een bezem of een borstel kon daar best gebruikt worden om de rommel op te ruimen; ik knikte dus toestemmend en vroeg hem naar de prijs.
- C'est cing francs, mesieu, antwoordde hij, met een loense glimlach.
- Ontzettend duur! riep ik misnoegd; en maakte een gebaar van weigeren.
- C'est la guerre, est-ce pas, mesieu! fleemde hij met walgelijke strijkages. - Et ce sont de si jolies brosses, mesieu! Toutes les femmes en raffolent.
Strak en stug keek ik hem aan. Wat 'n onzin stond die vent daar toch uit te kramen! Stel je voor dat een vrouw zo dol zou zijn op een bezem, alsof het een sieraad of luxeartikel was! Maar met dat al had ik nu toch wel degelijk zin gekregen in die bezem om mijn slordig hutje nu eens eindelijk wat schoon te kunnen houden; en ik bestelde dan ook maar het ding, ofschoon met wrok wegens de exorbitante prijs.
- En welke naam moet erop komen? vroeg de man.
- 'n Naam! riep ik verbaasd. - Waarom?
- Ja, dat is immers het gebruik, meende de man.
- Heus? Nou, mijn naam dan; of het nummer van het regiment.
- Ja, maar zo niet, lachte de man. - Ik bedoel de naam van 't meisje: Marie, of Lucie, of Josephine, of hoe ze ook heet. Ik begreep er niets meer van.
- Wil ik u eens een model laten zien? vroeg de man.
Een model! Zou hij daar heus borstels of bezems hebben zitten in dat kleine valiesje!
- Ja, laat eens kijken, zei ik, benieuwd.
De man deed zijn valiesje open en liet mij een soort medaljon zien, een ordinair ding van klatergoud, waarop de naam