plechtigheden en vertoningen bijwonen; en als ze van dat alles ruim verzadigd zijn, zullen ze naar hun stad of dorp terugkeren en daar enorme huizen laten bouwen, die ze zullen meubileren als paleizen van negerkoningen, versierd met hun portret en met de portretten van hun vrouw en kinderen.
En verder zullen zij de duurste kleren en juwelen kopen, en zonder zich nog enige inspanning te getroosten of de minste hygiënische beweging te nemen, dik en congestief worden van het overdadig eten en drinken en brassen, zodat ze ten slotte ziek zullen worden en de dokter moeten laten halen, die ze zorgvuldig en langdurig zal behandelen en ze wellicht zal moeten opereren, wat de rekeningen zal doen oplopen...
Zo denk ik mij de naaste toekomst na de oorlog in. Zo zie ik de lucratieve baantjes voor het komende geslacht: hotelier, automobielhandelaar, juwelier, architect, familieportretschilder, dokter, om nog maar liefst van een paar andere, winstgevende betrekkingetjes, vooral wat de vrouw betreft, niet te spreken.
In de militaire carrière zie ik in 't verschiet geen heil meer. Ook niet in de diplomatieke. Er zullen waarschijnlijk zo bitter weinig soldaten overgebleven zijn om nog te kunnen vechten; en als er nu toch eenmaal geen oorlog meer gevoerd kan worden, waartoe zouden dan wel de diplomaten dienen! En de rest van de wereld zal doodarm zijn; en hier en daar zal er misschien nog een filosoof of een dromer rondlopen; een man uit het verleden, met lange haren en een grote bril waardoor hij de werkelijkheid niet ziet: een sullige idealist, die nog op betere tijden hoopt, omdat hij, ondanks alles, aan het goede in de mens blijft geloven.
Er zijn van die dromers...