schaard. Een roodfluwelen kleed hangt als een ornament over het lage, door de jaren scheefgezakte kerkmuurtje; en daarachter, op een verhoog, staat wachtend, in witkanten koorhemd, meneer de pastoor, met de zilverglinsterende hamer van de zegening - de hamer van Sint Elooi! - in zijn rechterhand. Een fanfaremuziek speelt, in jubelende tonen; en in de richting van 't kasteel bonst en bomt herhaaldelijk het feestkanon.
Dáár zijn ze! Aan 't hoofd mevrouw de barones en meneer de baron van 't kasteel! Mevrouw de barones zit op een mooi, bruin paard en zij is elegant en fijn, met een witte voilet vóór haar gezicht. Zij trekt haar voilet even op, buigt voorover en kust de zilveren hamer, die meneer de pastoor eerbiedig naar haar lippen uitsteekt.
De mensen kijken, geboeid. Sommige lippen bewegen even machinaal, alsof zij mee zoenden. Mevrouw trekt haar voilet weer neer, geeft haar mooi paard een tikje met de zweep, maakt plaats voor de baron.
Hij kust op zijn beurt de hamer, eerbiedig zijn hoed afnemend. Hij heeft een banaal-gedistingeerd gezicht, fris en gezond, met een fijn-gesoigneerd, grijzend snorretje en zorgvuldig gekamde en gestreken, gespikkelde haren. Hij volgt zijn vrouw, groet even om zich heen, glimlacht.
Dan komen de boeren. Op hun dikke, lompe werkpaarden, die schuw en schichtig zijn en ongewend aan al die drukte en menigte, naderen zij met inspanning tot bij het kerkmuurtje, nemen hoed of pet af, kussen de hamer. Soms lukt het niet, soms moeten zij het drie- en viermaal herbeginnen. Zij reikhalzen naar de hamer, zij steken er als een trechter hun begerige lippen naar uit, zij wringen zich krampachtig op hun zadel; want zij willen en zullen hem kussen, het koste wat het wil, aangezien dit zegen, voorspoed en geluk brengt over hun paarden en ze tegen ziekten en rampen moet vrijwaren.
Zo volgen zij elkander op in dichte rijen, elk dorp met zijn afzonderlijk banier en zijn kleuren, steeds aangevoerd door zijn heer en zijn dame; en in het kleine, vlaggend dorpje, waar zij, uit aloude traditie, van uren in de omtrek heengekomen zijn, is er weldra geen plaats meer; en de ruiters scharen zich in gelederen en in gestrekte draf rijden zij huiswaarts. Het