madeliefjes.
Zij sprak in 't Frans, haar taal, de enige die zij kende. Zij sprak ze met fijne beschaving, mooi als voorname muziek. Ik nam plaats op de stoel die ze mij tegenover zich aanwees; en, op mijn vraag hoe het nu met haar ging, antwoordde zij dat ze met de dag beter en sterker werd en innig verlangde om zo spoedig mogelijk weer aan het werk te kunnen gaan.
Er viel een stilte. Haar zacht, beschaafd gezicht kreeg eensklaps iets stugs, bijna iets hards. Haar donkere ogen staarden strak vóór zich uit, in het tuintje. Ik wist wat zij wilde en voelde nog eens met spijt, dat het mij niet lukken zou haar van het vast en stug voornemen af te brengen.
Zij was café-concert-artieste... Zij speelde viool en zong, in de koffiehuizen, in de bars!... Hoe zij daartoe gekomen was?... Och, de oude, gewone, welbekende geschiedenis! Ongelukkig getrouwd, gescheiden, enig talent, in 't geheel geen fortuin. Een ellendeling van een man, die het weinige wat zij bezat had opgemaakt; een oude vader en een oude moeder, brave, eerlijke mensen, die zij moest helpen onderhouden!
Zo was haar leven, toen de oorlog uitbrak. De stad waar zij woonde werd door de vijand vernield en bezet; zij kwam naar hier overgevlucht, met haar oude vader, met haar oude moeder, met het heel klein beetje geld dat zij bezaten. Zij kreeg er een betrekking in een ‘music hall’, werd ziek, zwaar ziek, moest noodgedwongen al haar spaarpenningen opteren en zelfs schulden maken en het instrument dat in haar onderhoud en dat van haar ouders voorzag, - de viool - verkopen. Haar herstelling had maanden geduurd. Nu werd ze beter; nu zou ze weldra weer kunnen beginnen. Maar hoe en waar moest ze de middelen vinden om haar schulden te delgen en een nieuw instrument te kopen?
Wij zwegen, in stille gedachten. De zachte lentezon speelde over de witte madeliefjes in het gras en hoog in de top van de bloeiende kastanje kwam een merel zitten en begon daar met zijn monotone, ietwat schorre stem te zingen, als van een rustig-weemoedig verhaal, dat zonder eind is. Rood schitterden tussen het frisse groen de gewafelde pannendaken van