en nu, met de schone lente, heeft het zijn ogen gericht tot de milde natuur, en wil daar, in de malse, bebloemde weilanden, in de fris-gezonde lucht onder de blauwe hemelen, als in een zachte herinnering aan zijn frisse jeugd in volle vrijheid, aan het afgejakkerd paard gezonde rust en voedsel geven.
Dit lijkt wel iets van een sentimenteel motief. Waarom ook niet? Kijk maar eens naar de ogen van een paard in de wei. Let eens op de aard van zijn rust waar het in 't zachte gras, onder de koestering van de zon ligt te slapen. Men voelt er als 't ware in zijn eigen lijf de weldadigheid van. Maar afgescheiden van dit gevoel, dat men wellicht droom en poëzie zal noemen, komt er een andere beschouwing bij, van zuiver praktische en meteen zuiver-vaderlandslievende aard.
Het wrede oorlogsmonster, dat alom rond deze tot nog toe rustig-gebleven grenzen waart, kan ieder ogenblik, en onverwacht, het mooi, voorspoedig land bespringen.
Waaraan, als zulke ramp gebeuren moest, zal, in de allereerste plaats, dringend behoefte zijn? Aan vervoermiddelen, aan transport door paarden!
Welnu, de paarden, de nog jonge en levenskrachtige, maar tijdelijk door uitputting onderkomen paarden, die nu in de mooie bloemenweiden, onder de blauwe hemel, liggen te rusten en te dromen, zullen dan plotseling weer opveren, en zich in rijen scharen, en naar de grenzen rukken, om daar in lijdzame gedweeheid het laatste offer te brengen, dat de mens van hen verwacht en eisen kan; het offer van hun leven, voor de verdediging en redding van het vaderland; het vaderland van hun meesters: de Mensen!