den tempo:
- Meneer, ik ben een trouwe lezer van de Haagsche Post, en volg daarin, van week tot week, met veel belangstelling, uw Van-de-Hak-op-de-Takjes...
Hij schetste een gebaar, met beide handen, als van een eekhoorn, die tussen de takken van een boom wipt en ik boog even, met een gelegenheids-beleefdheidsgrijns om de lippen.
- Nu heb ik ook iets geschreven, meneer, voer hij voort. Ik schrikte, keek hem met starre ogen aan.
- Iets,... ging hij verder, terwijl zijn rechterhand een schrijfbeweging maakte, - iets over het vreemdelingen-vraagstuk, dat ik graag, als ingezonden stuk, geplaatst zag.
- In de Haagsche Post? sidderde ik.
- Neen, meneer, liefst in een of andere courant. En met trillende handen scheen hij een groot blad vóór zich open te spreiden.
- Meneer, wierp ik tegen, - ik heb niets te zeggen in geen enkele courant.
- Dat doet er niet toe, meneer, antwoordde hij heel vlug, met beide handen beelden schetsend in de lucht; - ik wou alleen maar weten wat u ervan denkt. Mag ik het u even voorlezen? Overwonnen zakte ik in mijn stoel en deed alsof ik luisterde:
Hij las...
Wat hij las weet ik niet meer, maar hij las.
Hij las met grote gebaren, nu eens zijn beide handen bollend boven zijn borst gewelfd, alsof het in hem zwol van overweldigende overtuiging, dan weer de handen rechts en links wijd uitspreidend, alsof hij vijanden vernietigde. Ik hoorde klanken, woorden, lange zinnen, alles verward en door elkaar: een opeenstapeling van materiaal voldoende om er een boekdeel mee te vullen. Toch was het, hoe langdradig ook, nog uit vóór ik het vermoedde. Het eindigde heel plotseling, met iets van de meeste hoogachting en dankbetuiging voor opname, dat allergekst klonk na 't hoogdravende van de lange en verwarde volzinnen, en mij meteen, als de werkelijkheid na een nachtmerrie, herinnerde dat ik met een ingezonden stuk te doen had. Met bevende vingers sloeg hij zijn papieren dicht, keek mij strak aan, met zijn onrustige, fel-schitterende ogen en vroeg mij wat ik ervan dacht.