aan één stuk door, om te blaffen, zoals een mens die spreekt om te vertellen. Eens heb ik hem gezien bij maanlicht. Hij blafte naar de maan en 't was een zot gezicht. Met uitgerekte hals en blinkend-natte neus stond hij roerloos te huilblaffen, alsof de ganse wereld van smart zou vergaan. Ik sprak hem aan en hij kwispelstaartte even. Ik wou hem troosten en hij scheen mij te begrijpen. Maar dadelijk had hij genoeg van mijn meewarigheid: hij wendde zich van mij af, rekte weer zijn hals uit en blafte, met koud-natte neus en triestig-blikkerende ogen in de maneglans, aanhoudend, telkens vier herhaalde tonen, van hoog naar laag, en van een melancholie om er ziek van te worden.
Die hond, de hond, spreekt natuurlijk een taal en ik zou wel willen weten wat hij vertelt. Soms vraag ik mij af welke sociale betekenis hij in de hondenwereld wel heeft. Is hij een advocaat, een predikant, een beroemd politiek redenaar? Hoe dan ook, hij beheerst de buurt; hij is de hond, het lawaai, de onrust, de abominabele beproeving van de ganse omtrek.
Mobilisatie. Soldaten lopen niet op sokken door de straten en dat hoort men wel wanneer een regiment voorbijtrekt. O, dat schurend-dreunen van de spijkerzolen op de stenen, wat heb ik het gehoord, zonder onderbreking, gedurende dagen en nachten, in Vlaanderen, in Engeland, in Frankrijk, alsof de ganse wereld kermend en klagend leegstroomde!
En dan de muziek: de militaire muziek! Slagersjongens op fietsen voorop, meelopend gepeupel langs de trottoirs, bijna tot in de ramen van de huizen; en dan de schetterende ‘clairons,’ abominabel vals, en de akelig roffelende trommen en de muziek, opruierig en oorverscheurend.
En dan de paardehoeven die kletterend trappelen en de kanonnen die bonzen en schokken; en de fourgons die denderen en ratelen, en al de opgehouden rijtuigen en auto's in de versperde straten, waar zij staan te puffen en te stampen en te toeteren; en al die elektrische trams alweer, die elkaar opvolgen en moeten wachten... o, wat een hel van stof en van gedruis in warme zon langs de lentestraten van een grote stad! Doch laten wij hier wel betreuren, maar niet klagen. 't Is niet voor hun plezier dat al die arme soldaatjes zoveel rumoer en