ik heb 'n logée, weet u, en...
- Louchiée, verbeterde ik.
- Louchiée dan, glimlachte zij flauwtjes; - en, het is een vriendelijk en aardig meisje, dat ons grote diensten heeft bewezen; maar, ik begrijp er niets van, zij schijnt bij ons niet te aarden, en we doen toch ons best, en u weet hoe we gewend waren mensen te ontvangen en hoe...
- Maar geen Hollandse ‘louchiée!’ viel ik haar in de rede.
- Neen, antwoordde ze heel rad, - geen Hollandse ‘louchiée’ en daarover kwam ik u juist raadplegen, u die dit land al vele jaren kent, wat we eigenlijk moeten doen om het dat meisje naar de zin te maken.
Ik verzocht mijn vriendin te gaan zitten, om daar eens rustig over na te denken en te praten.
- 't Is jammer, zei ze, in een gemakkelijke stoel plaatsnemend, - dat u het meisje niet kent; dan zou u misschien beter begrijpen wat ze zoal gewend is of verlangt.
- Helemaal niet nodig, mevrouw, verzekerde ik haar. - De ‘louchiée’ in Holland is 'n algemeen bekende, nationale institutie, een beroep, zou ik haast zeggen. Er bestaan vaste regels en gebruiken voor. Is uw ‘louchiée’ soms een beroepslouchiée?
- Ik zou het heus niet kunnen zeggen, aarzelde zij.
- Maar u kent toch wel de codex van de rechten en de plichten der ‘louchiées!’ drong ik aan.
Mijn voorname vriendin twijfelde, weifelde.
- De ‘louchiée’ heeft rechten, maar geen plichten. Wie de ‘louchiée’ in huis neemt heeft plichten maar geen rechten: die vaste grondregel is u toch wel bekend!
Mijn goede vriendin haalde wanhopig haar schouders op.
- U weet toch, dat de ‘louchiée’ in de eerste plaats bij u is om te ‘genieten?’ ging ik onmeedogend voort.
- Wij doen ons best daarvoor, maar ik vrees erg dat het niet lukt, klonk het ontmoedigd antwoord.
- Is de ‘louchiée’ dikwijls moe? vroeg ik nog.
- Altijd moe! zuchtte mijn vriendin.
- Dus ‘geniet’ ze niet, was mijn besluit. - Dit is heel erg, mevrouw; dat zondigt tegen de eerste wetten van 't louchiëren. De ‘louchiée’ móét aldoor ‘genieten’ of anders wordt ze