komst, liggen in de kille schoot der aarde begraven, of slepen hun verminkte ledematen langs de straten voort; maar de politiek leeft en tiert; nooit is zij springlevender en tieriger geweest!
De dames waren in de winkel! De dames waren ‘shopping’. Wanneer ik eventjes mijn ogen van de boeiende courant oprichtte en door de heldere spiegelruiten naar binnen keek zag ik daar vagelijk de dames staan, over de toonbank heengebogen, waar aan de overzijde ook de winkeljuffer als een neutraal en schimmig wezen stond te buigen: de dames allen heel dicht bij elkaar gedrongen, als in trillende spanning van nieuwsgierigheid, nu eens omgeven, als in hulde, door een lichte, witte wolk, dan weer door een lichte, blauwe, paarse, gele of roze wolk. Zij hadden daar blijkbaar de wereld en al haar narigheid vergeten, evenals zij tijd en stond en auto en chauffeur vergeten hadden; zij ‘genoten’ diep, intens, geweldig, met al hun zintuigen. Zij konden duidelijk het besef ‘realiseren’ dat de oorlog nu wel degelijk ten einde was, aangezien de winkel reeds zulk een overweldigende voorraad van nieuwe en oude ‘nouveauté's’ ten toon kon spreiden.
Ik plooide de zo diep interessante krant weer dicht, wendde mijn ogen van de spiegelramen af en keek eens om mij heen.
Ik stond op een grote plaats waar markt gehouden werd. Allerlei tenten en kramen vulden de uitgestrekte ruimte en het was er vol met boeren en boerinnen, die er op hun manier ook ‘shopping’ waren en er hun inkopen deden.
Wat hadden ze veel nodig, al die boeren en boerinnen! Zij torsten grote pakken en lijvige manden, die vol en overvol waren met allerlei. Zij stapelden ze op wagens en karren, en gingen er dan naast zitten, en reden ermee weg, breed-uit gezeten, met rood-blakende gezichten en ogen, die lachten van de pret. Zij leken geenszins onderkomen of geruïneerd na meer dan vier jaar oorlog. Integendeel: men kreeg de indruk van een overstelpende weelde; en het trof mij, dat veel van die boerinnen zijden kleren droegen en zwaar waren behangen met gouden sieraden en kostbare juwelen. En ik dacht aan een boer, wie ik tijdens de oorlog eens meewarig vroeg hoe hij het