Verzameld werk. Deel 7
(1982)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
LafheidHet is een kras woord, dat ik niet gaarne gebruik, maar ik kan er geen ander vinden, dat een duidelijker beeld weergeeft van de daad, waarop ik hier de aandacht wens te vestigen. In de november-aflevering van het tijdschrift Neerlandia, orgaan van het Algemeen Nederlands Verbond, komt een, ongetekend, artikel voor, dat tot titel draagt: ‘Groot-Nederland en de Oorlog’. 't Begint als volgt: ‘Rechtstreeks of zijdelings is heel Groot-Nederland, zijn al de landen waar onze taal wordt gesproken in den oorlog betrokken geworden. Vlaanderen het meest, Vlaanderen nog alleen rechtstreeks, en volkomen. Van Oost naar West over zijn heele breedte is de oorlog het Vlaamsche deel van België doorgetrokken. En ook het Fransch-Vlaanderen werd niet gespaard. Overal waar de zoete Vlaamsche spraak gehoord wordt, is er gevochten of wordt er gevochten. En Vlaanderen is schier geheel in handen van den “Duts”. Neerlandia uitkomende in een neutraal land, moet dus ook neutraal zijnGa naar voetnoot1.. Het kiest geen partij, het doet niet mee aan den oorlog op papier. Nu Nederland niet meevecht, moet het Nederlandsche volk zich ook in woord en geschrift van aanvallen onthouden. Maar ten opzichte van België, voor het grootste deel bewoond door een volk van Nederlandschen stam en Nederlandsche taal, dus uit het oogpunt van ons Verbond en van Neerlandia bewoond door ons volk, moeten wij, in alle kalmte en ernst, een woord van beklag laten hooren over deze overweldiging. Trouwens, Duitschland zelf heeft bij monde van zijn rijkskanselier gezegd, dat het België onrecht aandeed. Wij treden hier niet in een onderzoek, welke mogendheid of welke mo- | |
[pagina 351]
| |
gendheden de schuld van het uitbreken van dezen wereldoorlog dragen. Ook laten wij de vraag terzijde, of Duitschland goede reden heeft te zeggen, dat het strijd voert om zijn bestaan en niet ten aanval, en dat het om lijfsbehoud den weg door België nemen moest, goedschiks of kwaadschiks. Het deed onrecht.’ Dan komt er wat flauw gewauwel van een ‘wreeden oorlog, waarbij veel verbrand en verwoest is en waarin België door een overmachtigen vijand met geweld werd neergeworpen’, enz. enz. En eindelijk besluit de schrijver: ‘Maar wij hebben vertrouwen in het Duitsche volk. Het zal, zoo het den oorlog wint, goed maken zooveel het goed te maken is, wat het België heeft aangedaan. En het zal het land zijn vrijheid en zijn onafhankelijkheid laten. Het zal, als de toorn en de roes van den oorlog voorbij zijn, bewondering en eerbied hebben voor het kleine volk, dat te fier was om zijn grondgebied te laten schenden, en ter verdediging van zijn eer en onafhankelijk bestaan den oorlog met een machtigen vijand aandorst. En het zal begrijpen, dat het Nederlandsche volk, voor een deel zijn broedervolk, meevoelt en aan zijn bewondering en zijn deernis uiting geeft.’ Die flauwe, laffe woorden hebben mij gegriefd, ten diepste. Een land kan neutraal zijn, een mens is dat niet, althans in dit geval niet. Persoonlijke neutraliteit in deze oorlog zou gelijk staan met onverschilligheid; en wie is nu werkelijk, wie kan nu werkelijk in deze schrikkelijke en afschuwwekkende wereldstrijd gans onverschillig blijven? Men zou, als mens, neutraal kunnen voelen in een oorlog tussen Liberia en Portugal b.v. om maar eens iets te noemen, maar nu, in déze strijd, onmogelijk, onmógelijk! Men kan neutraal doen, of willen doen, maar met zijn gevoel, met zijn innigste wensen, is men voor of tegen een der twee partijen. Dat kán niet anders. Nederland, als politieke natie, bleef neutraal, en bleef het op een eerlijke en waardige wijze, en bewees daardoor onschatbare diensten aan wat er nog van de beschaafde wereld overblijft en wel in de eerste plaats aan ons, ongelukkige Belgen. Maar geen enkele Nederlander, géén enkele, zo hoop ik althans, kan, als mens, in deze strijd neutraal, dat is: onverschillig blijven. Hij kiest partij, bewust of onbewust, | |
[pagina 352]
| |
door redenering of gevoel, voor of tegen. Neerlandia is geen politiek lichaam, Neerlandia is het orgaan van het Algemeen Nederlands Verbond, en moet, als zodanig, onvoorwaardelijk en onbewimpeld, tegen alle mogelijke vijanden: Duitsers, Fransen, Engelsen, of hoe ze mogen heten, met alle kracht de heilige levensbelangen van de Nederlandse stam verdedigen. Dat geheel Vlaams België een gedeelte van die stam uitmaakt, behoeft geen nader betoog. Neerlandia moest dus ook, en nu wel in de eerste plaats, met zijn volste kracht, de belangen van het Vlaamse volk behartigen en steunen. En daarom ook is Neerlandia niet neutraal, kan niet, mag niet neutraal zijn, of het beantwoordt aan zijn roeping niet. Neerlandia was onze moeder, en een moeder blijft niet neutraal als men haar kinderen vermoordt. Neerlandia moest openlijk met en voor ons strijden, of, als 't niet durfde, dan maar zwijgen en meteen zijn reden van bestaan verliezen. Want Neerlandia, in de persoon van de onbekende schrijver van hoger bedoeld artikel belichaamd, weet natuurlijk zo goed en wellicht beter dan iemand wat er in geheel België gebeurd is: de schandelijke schending van het volkenrecht, de wandaden, de plunderingen, de brandstichtingen, de moorden, de verkrachtingen, al de onnoemlijke gruwelen waaronder het onschuldig volk te niet ging en waarvan zelfs in de somberste geschiedenis der middeleeuwse barbarie geen weerga is te vinden. Hij weet dat alles, die man, en hij weet ook heel goed, wie de schuldigen zijn. En wat brengt hij aan tot troost, tot hulp, tot steun? Dat hij vertrouwen heeft in het Duitse volk, en dat Duitsland, zo het de oorlog wint, weer goed zal maken wat het verkeerd deed!!! Dat is alles. Die flauwe, laffe grap moet ons tot pleister dienen voor de afgrijselijke wonden, die de vijand ons geslagen heeft. Meer weet hij niet, die man. Hoe Duitsland alles goed zal maken als het soms niet overwint, vergeet hij ons mee te delen. Dat gaat hem niet aan. Hij is en blijft immers neutraal, 't is te zeggen onverschillig, terwijl zijn volk, een groot gedeelte van zijn eigen stam, dat hij met alle kracht diende te beschermen, ter dood gemarteld wordt. Onverwijld, toen ik dat walgelijk stuk gelezen had, heb ik | |
[pagina 353]
| |
mijn ontslag als lid van het Algemeen Nederlands Verbond ingediend en ik hoop dat velen mijn voorbeeld zullen volgen. Moet Duitsland eindelijk overwinnen, het zij zo. Het recht van de sterkste is ook al een recht, bij gebrek aan beter recht. Het is zelfs, in de dood van alle beschaving, het enig recht dat nog bestaat, en dat ook eeuwen lang, in vroegere tijden, als enig recht gegolden heeft. Wij zullen dus sterven als het moet, maar dan in waardigheid, omdat wij niet langer zelfstandig leven kúnnen. Wij willen sterven, maar stervende willen wij niet beledigd worden, door de lafhartige troost van wie de moed niet had, de plicht, die hij op zich genomen heeft, met open vizier te volbrengen. België verwerpt hooghartig de onterende aalmoes, waarmee Neerlandia het tracht op te beuren. België heeft zijn plicht, méér dan zijn plicht gedaan. België, geheel onschuldig door een onbarmhartige vijand vermoord, door zijn bondgenoten wekenlang ellendig in de steek gelaten en door wie het moest verdedigen herhaaldelijk bedrogen en belogen en verraden, sterft, in laatste trots en laatste glorie, stug en nobel, zoals het voor zijn heilig recht van bestaan heeft gestreden en geleden, de heldendood!... |
|