Franse vriend, die naast mij zat.
- Wat ze noemen ‘rouler à tombeau ouvert’, antwoordde ik.
De fantastische renwagen was reeds uit het zicht verdwenen; maar wij ‘roken’ hem nog kilometers ver. Eerst anderhalf uur later vonden wij hem terug, reeds afgekoeld te Reims, in de garage van het hotel, waar wij zelf afstapten.
Die wagen was het ren-monster van Pierre Marie, waarin hij, met enkele vrienden, uit Parijs kwam, om de volgende ochtend, in de buurt van Reims, te vliegen.
Die ochtend, aan de ontbijttafel van 't hotel, heb ik ze van dichtbij gezien en goed bekeken.
Drie heren en een dame, jong alle vier. Bekende, ja, beroemde namen in de vliegwereld: Aubrun, Pierre Marie, Lindpaintner en madame Lindpaintner. Zij hadden plaatsgenomen aan een tafeltje naast het onze. Pierre Marie zat vlak tegenover mij en ik zie nog heel duidelijk zijn knap en energiek gezicht, eenkleurig bruin getaand door hoge zon en forse winden, als de gelaatskleur van een zeeman, met heldere grijsgroene ogen en schitter-witte, gave tanden. 't Was wel de wilde stormvogel der hoge luchten, even, voor een rustpoos, op de aarde neergedaald.
Hij sprak, en de anderen luisterden. En onder 't spreken maakte hij gebaren met zijn handen en zijn armen: drijvende, zwevende gebaren, gebaren van iets dat opstijgt en neerdaalt, met af en toe kort-wringende bewegingen, een gans apart en nog nergens gezien manuaal, dat de drie anderen hem soms nadeden en dat de pittoreske en overtuigende mimiek scheen te zijn, waarmee aviators die dingen trachten te verduidelijken, waar nog geen toepasselijke termen voor gevonden zijn. Was het de dood-impressie van de vorige avond, toen ze mij in dolle vaart met hun ren-monster voorbijstoven?... In 't koele daglicht van die vroege meimorgen, in die banale, witte ontbijtkamer, waar de kelners in gestreepte jasjes 't stof afnamen en waar alles zo gewoon en nuchter leek, was het mij eensklaps te moede of ik daar vier lijken aan dat tafeltje zag zitten. De drie anderen kon ik slechts op de rug of van terzijde zien; maar Pierre Marie, die tegenover mij zat, zag ik zo duidelijk als mijn eigen beeld in een heldere spiegel en ik kon