Afsnee
Ik ken maar weinig plekjes op de wereld, die zó innig tot mij spreken als dat dierbaar hoekje uit ons dierbaar Vlaanderen. Dat klein dorpje, met zijn ouderwets, poëtisch uit het groen opduikend kerktorentje, - een der laatste mooie, oude, witte torentjes die Vlaanderen nog bezit - die vreedzaam kronkelende Leie, stil spiegelglanzend tussen haar vruchtbare oevers, die uitgestrekte weilanden, door lange, lange bomenrijen omzoomd, die wijdgolvende korenvelden, blond-golvend in de zachte deining der gebogen aren, tot de verre donkere woudenlijn in het verschiet, het spreekt er alles van rust en van teerheid, van zacht en kalm gelukkig zijn, in de eenvoudige, gemoedelijke intimiteit van de Natuur.
Het is er, als 't ware de rijke, milde schoot van Moeder-Vlaanderen. Van de kloeke, goede moeder, die ons aldoor strelend en beschermend aanlacht, omdat zij weet dat wij toch, ondanks alles, haar hechte, trouwe kinderen zijn, die zonder haar niet kunnen leven.
Wij zijn er de vrucht van haar bodem, 't produkt van haar grond gelijk de planten en de bloemen, gelijk de geur van haar gezonde atmosfeer, gelijk de kleur en de schakering van haar lucht.
Wie heeft er nooit, bij 't zicht van klaprozen en korenbloemen in de rijke gerst- en roggevelden, aan blonde boerinnen met blozende wangen en blauwe ogen gedacht?
Wie heeft er nooit bij ideale zomerochtenden, als 't gras in bloei stond, als elke vogel kweelde, als ieder blaadje leefde en trilde, de zachte Leie zelf als een bezield wezen horen zingen? Wie heeft ze ooit gezien, bij ideale zomeravonden, zwaar, stil van wazig-gouden tinten met somber-grijze bomenrijen in 't verschiet, zonder te voelen dat zij rustte en mijmerde, in heilig-plechtige zelfbespiegeling?