| |
| |
| |
Een Amerikaanse verkiezing
De avond viel en 't sneeuwde...
Het sneeuwde op zijn Amerikaans. 't Is te zeggen dat er in de schemering een soort van nevel hing, niets dan een ietwat dichte nevel, waarin men zelfs geen enkel sneeuwvlokje ontwaarde, maar die in de lichtstraal van de pas ontstoken straatlantarens miljoenen en miljoenen kleine glinsterende puntjes deed tintelen. De nacht tevoren was de sneeuw aldus een voet dik gevallen, morgen zou er wellicht een voet bij liggen. Geen wind, gelukkiglijk, want dan wordt die nevel, thans schier zacht, volkomen onverdraaglijk. Hij vliegt u ijzig in het aangezicht en poogt u te verblinden; hij dringt u in de mond en in de neusgaten en snijdt u haast de adem af; hij wordt van lieverlede donkerder en werpt gehele hopen sneeuw, waarover gij soms struikelt, in grillige verwarring door de straten. En stormen?... O neen, dat zal het zeker niet, of moet het zo, dan beware ons God. Ja, hij beware ons van die sombere verwoesting, van die loodzwarte hemel, van die afschuwelijke chaos der elementen, van die nevel, alsdan in een handtastelijke vijand, in dat werktuig van onverbiddelijke dood veranderd, dat men de ‘blizzard’ noemt.
Het sneeuwde dus zeer zacht, integendeel, en langsheen de prachtige ‘Cass Avenue’, vol schone bomen en kasteeltjes, vergastte ik mijn ogen aan het heerlijk schouwspel van de ‘slies walk’, een echt ‘retour du bois’ in sleden, aldaar, elke winternamiddag, door de ‘high life’ van de stad Détroit aan de bewondering van het volk tentoon gegeven, toen de schetterende tonen van een muziek, die juist de hoek van de laan omdraaide, mijn aandacht trokken.
Ik zei de sledevaart vaarwel en liet mij door de nieuwe verrassing meeslepen. De muzikanten, daaromtrent veertig in getal, stapten zeer ras vooruit, door een dichtgeschaarde menigte
| |
| |
gevolgd. Ieder van hen droeg een klein, op het vizier van zijn pet bevestigd lampje, dat zijn muziekboekje verlichtte, en twee of drie jonge knapen, in de drom van het volk vermengd, hieven grote transparanten naar omhoog, waarop het afbeeldsel van een mansaangezicht stond, met een naam eronder, die ik vergeten heb. Gelach en geroep, een heel verward gejoel ging op uit de stoet.
Na een groot kwartier gaans, en in 't midden van ‘Madison square’, een der rijkste en der meest bevolkte plaatsen van de stad gekomen, hield men eindelijk stil. De muziek zweeg, de volksschaar spreidde zich open en in een oogwenk stond een man op een tafel recht, in gans de hoogte van zijn gestalte over de hem omringende drom uitstekend. Hij nam zijn hoed af en bekeek het volk. Ik bemerkte dadelijk dat hij sprekend op het afbeeldsel van de transparanten geleek. Enkele mannen, rond hem, schikten op kleine, daartoe gestelde tafeltjes, een aantal zonderlinge voorwerpen, waarvan ik de aard niet onderscheiden kon en die zij, met ongemene zorg, bij middel van een bruine deken, tegen de fijne, steeds vallende sneeuw beschermden. De man op de tafel had een redevoering aangevangen.
Het is verbazend, men mag nog tamelijk wel een vreemde taal kennen, zodra het een sermoen of een redevoering geldt, begrijpt men bijna niets meer. Is het aan de in zulk geval gewoonlijk aangewende overdrevenheid van toon en gebaren of aan de minder alledaagse keus der woorden toe te wijten? Ik weet het niet, maar bepaald stond ik daar reeds een groot kwartier met ogen, mond en oren te luisteren, zonder te begrijpen wat ik wel voorhanden had. Ik zag alleenlijk dat de spreker zeer ontsteld was; dat hij beurtelings smekend de handen naar 't publiek uitreikte of, in heilige gramschap ontvlamd, een onzichtbare vijand scheen te bevechten en, aldra overtuigd, dat ik het met een aanhanger van de ‘Salvation Army’ of iets dergelijks te doen had, begon ik met een aantal andere lieden achteruit te deinzen, toen een onverwacht verschijnsel mij ter plaats genageld hield. Een Romeinse kaars was eensklaps sissend in de lucht gevlogen en viel met trage majesteit, in een regen van rode en groene
| |
| |
sterretjes, waartussen men weer de myriaden gouden pijltjes van de fijne sneeuw zag tintelen, over de huizen neer. Verbaasd keek ik naar een der tafeltjes. Vandaar was de vuurpijl vertrokken en, nauwelijks had ik er mij van overtuigd, of daar siste er een tweede naar omhoog, ditmaal, in een doffe ontploffing, een tuil van blauwe en witte bolletjes uitstrooiend. Welke teleurstelling! De man was dus nog min dan een schreeuwer van de ‘Salvation Army’, het was blijkbaar een kwakzalver en ik bleef enkel nog enige stonden om te zien welke aard van zalf of flesjes hij uitstallen zou, toen mij vertrouwelijk op de schouder werd geklopt.
Iemand die u in den vreemde op de schouder klopt! dat is, voor mij, een der grootste genoegens die ik ken. Verrukt wendde ik mij om en stond voor 't glimlachend en vriendelijk gelaat van mijn neef.
- Eiwel! wat dunkt u! Hebt gij ooit in België iets dergelijks gezien? vroeg hij mij opgeruimd, in 't Vlaams.
- Ja, antwoordde ik, ietwat verwonderd, - te Gent, op de foor, ziet men zulks nogal veel. Het is een kwakzalver, nietwaar?
Met ronde ogen zag mijn neef mij aan:
- Hoegenaamd niet, sprak hij; - hetgeen gij hier aanschouwt, is een begin van kiespropaganda in vooruitzicht van de aanstaande kiezingen.
Thans was het mijn beurt hem verbaasd aan te zien.
- Kiespropaganda! herhaalde ik, - maar die muziek, dat vuurwerk?...
- Zijn middelen om 't volk bijeen te houden; in Europa kent gij dat altemaal niet.
- En de spreker?
- Is John X., een der aanzienlijkste ‘republican’ kandidaten. Zie, daar houdt hij een wijl op van spreken. Het vuurwerk zal voortgaan en de muziek zal een concert geven.
Alles geschiedde zoals mijn neef het voorspeld had.
Sinds die dag, en naarmate de muren van de stad met kolossale plakkaten bedekt werden en de dagbladen van de twee partijen, ‘republican’ of ‘democrat’, elkaar die vriendelijke benamingen begonnen toe te zwaaien, die de wereld door,
| |
| |
geloof ik, in tijden van kiesstrijd uitgehaald worden, ging er aldra geen avond voorbij, die ons niet het een of ander feestje van dezelfde aard als 't eerste aanbracht. Althans, interessanter nog dan deze was het naleven - ik mag niet zeggen van de drukking, zulks bestaat daar in dat land van vrijheid niet - maar van de veelsoortige invloed, die dan ook op de kiezer, als individu, geoefend wordt. Aan mijn neef was niets te doen; die was en bleef een oud, onwankelbaar ‘republican’; maar in zijn magazijn had hij een bediende, een klein, bleek ventje, nauwelijks eenentwintig jaar oud, met name Fred en die thans voor de eerste maal zijn burgerrechten zou doen gelden. Het duurde niet lang of de kiesagenten hadden hem ontdekt. Dat begon op zekere morgen, bij middel van een brief, hem door een gewisse heer Jamison - een volkomen onbekende - gezonden, en waarin Fred, A. esq., verwittigd werd, dat voornoemde heer hem de volgende dag, op een bepaald uur, zou komen bezoeken, ten einde hem over allergewichtigste zaken te spreken. Dezelfde dag nog kwam er een tweede brief, deze van zekere Samuel Benson, waarin hem juist hetzelfde werd gevraagd.
Dan begon er, voor de gewoonlijk zo treurige Fred, weldra een echt vrolijk leven: ingangkaartjes tot de skating-rinks of de schouwburgen; noen- of avondmalen in de rijkste restaurants; ‘parties’ in rijtuigen of in sleden, alles viel hem tegelijk te beurt. Wij konden schier niet meer gaan wandelen, na het sluiten van de magazijnen, zonder hem op onze baan te ontmoeten, somtijds alleen met een lange, magere heer, die een reusachtige sigaar in de mond hield, maar meer nog te midden van een hele groep van heren, waaronder steeds een reus, in bruine overjas, die hoog en zwaar gelijk een bruine beer, hem, klein en mager, bij de arm hield. Sinds de eerste stond, overigens, had Fred de zaak als hoogst gewichtig opgenomen en wilde volstrekt in geen uitlegging treden, als mijn neef hem somtijds schertsend vroeg voor welke partij hij eindelijk zou stemmen.
De morgen van een verkiezing in een grote Amerikaanse stad is voorwaar geen kleurloos schouwspel. Evenals bij ons is, sinds de vroege morgen, alles op de been, doch welk verschil
| |
| |
in de aard der beweging! In Vlaanderen is het vooral de boerenkudde, met haar verdierlijkte wezens en haar verbazende sjezen, die de lokale en oorspronkelijke kleur geeft; ginds is het enkel nog de ‘reclame’, de gekke, de woeste, de ongehoorde ‘reclame’ van het laatste uur.
- Zie eens daar! lachte mijn neef, door het venster van het magazijn, waar wij nauwelijks aangekomen waren, naar de straat wijzend.
Een man ijlde voorbij, met een plakkaat - dit van de democraten - op de rug, door een joelende bende, die de oproep van de tegenpartij droeg, achtervolgd. Ik waande een gevecht te zien. Integendeel, 't was enkel een reclame. Wij wandelden in de straten. Al de paarden, al de sleden, bijna al de mannen, die wij ontmoetten, waren met plakbrieven bedekt, in plakbrieven verkleed, en zelfs honden, schone, zwarte New-foundlandse honden wipten naast de gespannen heen, het lijf, de kop, de poten met plakkaten overtrokken. Wij draaiden een hoek om. Twee prachtige sleden, ieder met twee rijkgetooide paarden bespannen, kwamen als schichten door de laan gevlogen. Een match? Bepaald. De ene droeg de lijst van de ‘democrats’ op de zijkant; de tweede die van de ‘republicans’. De schitterende sterrenvlag wapperde boven beide; de sneeuw stoof als een lichte rookwolk achter de paarden op.
- Hier is 't bureel waar ik en Fred moeten gaan stemmen, sprak mijn neef, voor een hoog gebouw stilhoudend, waarrond het volk krioelde. - Zie, daar is hij reeds.
Ik zag de bleke Fred, stap op stap door de lange, zwarte heer gevolgd en beiden met een kolossale sigaar in de mond, ernstig koutend heen en weer wandelen. De grote bruine beer, zwetend en hijgend, en voor het ogenblik met twee andere jonge heertjes bezig, bekeek hem ter sluip, zonder hem een stond uit het oog te verliezen.
En overal ging het zo. Men zag niets dan gejaagde heren, die, gewichtig de ruggen op stekend of vol overtuiging de handen uitstrekkend, met een onrust van schapershonden van de ene groep tot de andere liepen en onophoudelijk, in het gekriel van 't mierennest van het bureel, jonge lieden tot aan de stembus vergezelden, aan welke zij, na het gekend briefje in de bus te hebben zien vallen, de voorop bepaalde som, het
| |
| |
goudstuk of het bankbiljet, in de hand stopten.
Dezer dagen las ik in een Belgisch-Frans dagblad, de Etoile Beige, dat de jongste verkiezing van Harrison als voorzitter van de Verenigde-Staten, grotendeels bij middel van kiesbedrog bekomen was. ‘Ces derniers (de overwinnaars) malheureusement, - zo schreef bovengemeld blad - avaient pour eux le moyen de la corruption par excellence, l'argent. C'est surtout dans l'Etat d'Indiana que l'achat des votes s'est pratiqué de la façon la plus cynique Certaines dépêches disaient qu'on a vu, non pas des misérables sans ressources, mais de riches fermiers, désireux de gagner une bonne somme, vendre leurs votes, 15, 20 et 25 dollars. Dans cet Etat, il était évident que la majorité serait au parti le plus riche. Ce parti était, nous l'avons dit, le parti républicain.’
Wat hier van de staat Indiana gezegd wordt, heb ik in die van Michigan bij gewoond; en ik ben overtuigd, dat het er heel de Amerikaanse republiek door, in al de Staten en voor al de partijen, aldus gaat. De kalme schaamteloosheid, die men daar, inzake van kiesbedrog, publiek en onder het oog van de medeplichtige overheid aan de dag ziet leggen, is iets ongehoords. Nooit heb ik de maatschappelijke wetten en voorwaarden, die de uitslag van de stemopnemingen als de uitdrukking van de vrije en oprechte wil van het volk vaststellen, een honender schop in de nek zien krijgen. Ik repte aan mijn neef een woord daarover. Hij kon mijn nauwgezetheid van geweten niet begrijpen.
- Ik bezit mijn overtuiging, sprak hij, - en deze is voor geen geld om te kopen; maar een aantal lieden, zoals Fred, b.v., hebben hoegenaamd geen politieke mening en van dan af wordt hun stem een veilbare waar, die aan diegene te beurt valt, die er het meest voor biedt; ik vind dat maar zeer billijk.
Ik knikte met het hoofd. ‘Goed’, dacht ik; ‘zeer goed geredeneerd voor een Amerikaan’.
Van al de bijzonderheden van een Amerikaanse verkiezing is de proclamatie van de uitslag buiten kijf nog de interessantste. Gelijk in al de landen, waar het algemeen stemrecht heerst, geschiedt zulks, uit hoofde van de grote hoeveelheid werk, door een dergelijk kiesstelsel aangebracht, eerst laat in de
| |
| |
avond. Mijn neef en ik gingen dit schouwspel bijwonen. Op een van de zijwanden van de ‘City-Hall’ - het stadhuis - was een groot, wit, vierkant stuk linnen gespannen. In een gebouw daar rechtover, ook aan de stad behorende, bevond zich een toverlantaarn. Het licht van de lantaarn zou op het wit linnen een heldere cirkel verspreiden en daarin zouden één voor één, in schaduwletters, de namen van de gekozenen, benevens het getal bekomen stemmen, verschijnen. Een praktisch, echt Amerikaans verzinsel, zoals men oordelen kan. De grote marktplaats, voor het stadhuis, was reeds zwart van 't volk, toen wij er aankwamen.
Eensklaps stijgt een lang en dof gejoel uit de dicht-saamgepakte menigte. Een groot lichtgevend rond, helder als een zon, en waarin een soort van wemeling speelt, is in het midden van 't linnen verschenen. Welke naam gaat zich daar het eerst op vertonen? Republican of Democrat, wat zal het zijn?
Een nieuw en luid geschreeuw weergalmt, terstond in een reusachtig gelach veranderd.
Iets zwarts is eensklaps in het witte rond gesprongen en vooraleer mijn verstand, om zo te zeggen, beseft wat het is, ziet mijn verbaasd oog, in 't midden van het helder licht, het afbeeldsel van een kachel, ja, van een grote, zwarte, ronde kachel, met de zonneklaar er onder geprinte woorden:
The Garland stoves and ranges of the Garland Stove Works Company are the Worlds best.
Een handelsreclame op zulk een plaats!!!
O Amerikaan, ik neem mijn hoed voor u af en groet u. Ik vraag, ik spreek, ik kijk niet meer; ik buig en groet. Beter zult gij het niet doen. Hoger zal uw geest van ‘reclame’ niet reiken. Consummatum est. Ik heb op de muren van uw steden annonces gelezen, waarvan een enkele de ganse zijgevel van een gebouw van zes verdiepen hoog bedekte; ik heb in een van uw grootste schouwburgen, op de schermen van een toneelstuk - een drama - en de ogen van de toeschouwers uitstekend, een aantal gele, groene en rode, allerhande koopwaren aanbevelende plakbrieven zien hangen; doch ik wist nog van niets, ik kende u nog niet, ik had u nog, op de officiële, voorbehouden plaats, waar de namen van uw volks- | |
| |
vertegenwoordigers, nevens de uitgedrukte wil van het volk moesten verschijnen, geen stoven zien recommanderen.
Stom en als begoocheld zag ik toe. Een naam en cijfers, door een oorverdovend gedruis, door verward gejuich en gefluit begroet, waren nu, in plaats van de kachel, in het helder wit rond verschenen. Na enkele stonden verdwenen zij en ditmaal sprong een geldkoffer, ook door een aanbeveling onderlijnd, in de klare lichtstraal.
En aldus voort, afgewisseld met afbeeldsels van kachels en van geldkoffers, met aanbevelingen van kleren en van eetwaren, met ontelbare uitdagingen en oproepen aan allerhande handelsconcurrentie, verschenen ook, op hun beurt, de namen van de uitverkoren mannen, die ginds, te Washington, de enen het ‘republican’ de anderen het ‘democrat’ princiep, en allen dit van een onbepaalde vrijheid zouden gaan vertegenwoordigen.
- Eiwel! is een Amerikaanse verkiezing niet zienswaard? vroeg mijn neef, terwijl wij heengingen.
- 'k Geloof het wel, antwoordde ik, - 't is typisch... typisch.
Nevele, november 1888.
|
|