plakkaat doorknipte. Toen ging er een goed gelach op, maar ik geloof toch dat hij mijn aardigheid maar half vond.
Zo speelde hij bij ons, als een kind dat in vakantie is. Maar hij had ook zijn ernstige momenten. Hij sprak soms over litteratuur en kunst en dan waren het geen grapjes meer.
Het is bij ons, buiten, dat ik hem voor 't eerst zijn eigen werk heb horen voorlezen en ik meen ook, dat hij het, vóór die tijd, nooit in 't publiek gedaan heeft.
Het was iets prachtigs, een openbaring voor ons allen. Hij las ons voor uit De Berg van Licht en het werd dadelijk iets geheel anders dan wat wij zelf eruit gelezen hadden. Het leefde, het trilde; hij deed er de mimiek bij en de diverse stembuigingen: men zag en hoorde en voelde het gebeuren. Het was niet enkel lezen; hij kwam erdoor in actie dat hij ervan transpireerde; men zag de aderen op zijn voorhoofd zwellen. De das moest los, het boord moest af en daar stond een Couperus die men niet vermoed zou hebben: een litterair atleet, die niets meer zag van zijn omgeving, die ‘weg’ was in zijn inspiratie, magnifiek om te aanschouwen. Tot het eensklaps uit was en hij in elkaar zakte met een glimlach van vermoeidheid, zuchtend met een matte stem:
- Nu kán ik niet meer.
Dit zijn nu alle ‘kleine’ herinneringen aan Couperus, slechts enkele intieme facetten van die zo grote, rijke kunstenaar; iets van de ‘mens’ Couperus zoals ik hem zo vaak vóór mij zag leven.
Léven!... Ik ken geen mens, die, onder zijn mom van vermoeide en elegante nonchalance, sterker en intenser leefde als Couperus. Kort geleden schreef Borel, dat hij aan Couperus' dood niet kon geloven. Ik ben het er helemaal mee eens: ook voor mij is Couperus niet dood. Niet alleen dat hij onsterfelijk zal blijven leven in zijn oeuvre; maar ik voel dat het mij niet verbazen zou als ik hem morgen aan de dag in levende wezen weer ontmoette; als ik hem daar ergens naar mij toe zag komen, glimlachend, elegant gekleed, met zijn stok onder de arm, op de Lange Voorhout of in het Haagse Bos, om het even waar hij gewoon was te wandelen en te flaneren.