| |
| |
| |
Derde bedrijf
Het toneel stelt voor een schildersatelier. Tegen de wanden veel tekeningen, olieverf-studies, blauwe borden. Verder gips-afgietsels van handen en armen. Rechts tegen de wand voorgrond een grote eiken kast waarop een stel Delfts. Vóór de kast, die openstaat, een divan met een paar kussens. Karpetten, een vel op de vloer. Op 'n piedestal staat een z.g. spiermens. Links en rechts achtergrond deuren; links voorgrond een tafel met allerlei flessen en potjes. Daartussen een open kist met sigaren. In het atelier staat in de nabijheid van de tafel met flessen links een schildersezel. In de achtergrond ook nog een kleine kast met pullen. Verder ouderwetse keukenstoelen. Ergens in 'n hoek staat een oud spinnewiel. Tegen de wanden op de grond bevinden zich vele schilderijlijsten; over enkele ligt slordig 'n doek heengegooid. Het atelier moet vooral vol schijnen.
Als het scherm opgaat zit Castro in gedachten voor de ezel, links met de rug naar het publiek. Op de ezel staat een half-afgewerkt landschap. Castro ziet er vervallen uit. Hij heeft een oude flambard vol verf achter op 't hoofd en is gekleed in een lange schildersjas, die hij open draagt. Stok en palet heeft hij in de handen. Er wordt geklopt. Castro hoort 't niet. Er wordt weer geklopt. Castro opstaand en over zijn schilderij heenziend zonder van zijn plaats te komen.
Ja!
Sientje op rechts.
| |
Eerste toneel
castro, sientje
| |
| |
(schrikkend en dan bewogen) U mot zó niet... tegen... me... spreke... meneer... (boos) daar ben ik niet op gehuurd! dat hoef ik niet te verdragen... (huilt half) Ik mot niks... ik...
Nou wat kom je dan hier doen...
(pruilend) Ik mot niks... versta uwe... ik... ik ben 'n fesoendelijke meid.
(kort) Ja... ja!... dat kennen we... wat is 't... is d'r iemand?
(snikkend) Ja... ja... meneer Raaks is d'r...
(weggaand, na met de voet op de grond gestampt te hebben) 't Is hier 'n fijne behandeling, fijn... dat mot ik zeggen... (Af rechts)
| |
Tweede toneel
Castro gaat nijdig zitten en begint overdreven ijverig te schilderen.
Raaks van rechts op binnengeleid door Sientje, die achter hem de deur dichtgooit.
| |
Derde toneel
raaks castro
Tjasses wat 'n meid... wat 'n beroerde spinnekop. Nou het ze me weer tweemaal late belle... Schop die meid toch vort... (midden in 't atelier met de handen in de zakken staan blijvend en naar Castro ziende, die door is blijven gaan met schilderen) Morge! An 't werk?
Morge!
Raaks komt achter Castro staan en beziet de schilderij. Castro bemerkt het en zit onbeweeglijk.
(loopt van de schilderij weg en wordt met de ogen door Castro gevolgd; hij gaat zacht fluitend naar de achtergrond. Hij haalt een portefeuille voor de dag, krijgt daar 'n
| |
| |
enveloppe uit en legt die ergens neer) Si vous!... je weet wat er in zit.
(opstaand, scherp) Waarom zeg je niks?
(op z'n stappen terugkomend) Waaróm?... van dát. (wijzend op de schilderij waarvoor Castro zit)
Raaks gaat wéér voor de schilderij staan en loopt dan naar de achtergrond met grote stappen.
Nou dat je 't vraagt... h'm hm... Zo!
Castro gooit met geweld zijn palet tegen de vloer en loopt naar de achtergrond.
H'm (Hij loopt naar 't palet, dat met de verf op de grond gevallen is, tilt 't op en legt 't weg) Zonde van de verf... Castro!
(loopt naar de schilderij, blijft er een ogenblik voor staan. Wild) Je hebt gelijk... je... (hij grijpt het doek met beide handen vast, scheurt 't door, 't met geweld tegen de knie slaande; dan gooit hij 't weg) ... Daar!... Daar! (hij gaat op de divan zitten, steunt 't hoofd met beide handen. Gesmoord) ... ik... ik... kan niet meer...
(de schilderij oprapend) Hou... zó beroerd is 't nou niet, 't is waarachtig zonde... kerel!... al was 't alleen maar om 't linnen!
Kerel hou op... hou toch op...
Nou, ik mot weg!... je bent vandaag weer niks in de stemming. Maar zó, (naar de kapotte schilderij doelend) zo schiet je niet op... vadertje... Maak nou 'n beetje vort... Wanneer krijg ik nou 't eerste schilderij, noem 'n datum, we hebben vandaag de... tweede.
Gauw!... ik... ik zal m'n best doen, geloof me toch!
(naar het gescheurde doek wijzend) Maar ánders dan zo!... begrijpt gij! m'n waarde! Als ik 't zo bekijk, dan zou ik zeggen, dat 'n beverige hand de boel erop gezet had...
(gaat staan en fluistert) Beverig?...
Ja... beverig of bibberend... onvast! zoals je 't noemen wilt...
| |
| |
Castro gaat weer zitten en kijkt voor zich uit.
Pauze.
(heen en weer lopend) Ik... zou es 'n dokter laten komen m'n waarde. Jij moet es onder de wol... transpireren... denk om 't grokkie; verstaan? (neemt z'n hoed) Apropos... ik heb vandaag contract getekend... je raadt nooit met wie? Nou? (Castro zwijgt) met Daal!
(is weer gaan staan) Dat had je niet moeten... doen... dat...
En waarom niet?... De jonge denkt niet aan reizen... geen haar op z'n kop... die reisplannen kwamen alleen in jou brein op... De jonge heeft talent... ik durf 't an... met jou heb ik 't ook aangedurfd... En... En... zeg! nou zou 'k maar ja! zeggen...
Kom... kerel je lijkt wel zo'n springveer!...
Nou... nou... de jongen heeft me alles verteld... hij heeft 't bar te pakken van je dochter... (hij geeft Castro met z'n stok 'n prik in de buik) kom ik zou die mensen nou maar hun nestje laten bouwen...
(fluisterend) Je... weet... niet... wat je zegt!
Nou ik wil je dát wel zeggen... dat al ben ik nou zakenman boven alles... ik heb toch ook met die contractmakerij wel gedacht dat de kansen van het huwelijk van die jongeman... er niet beroerder op werden... 't is een goeie ronde kerel. En daarbij Daal getrouwd met 'n dochter van 'n Castro... nou... nou dat is voor de markt toch ook nog wel wat waard. Ik had anders best nog 'n paar jaar kenne wachten. Maar je vrouw...
(opvliegend) Wat m'n vrouw....
Je vrouw... die had 't graag... die heeft me gevraagd 't nóú te doen... En... en... ik ben altijd zeer gevoelig als... h'm, de dames me wat vragen, h'm!
(in gedachten) Zo... zo...
Ja... zo... zo... klets verder nou niet... en zanik niet... Je mot 't toch goed vinden. De man is 't met de vrouw eens en... de vrouw met de man en ook.... de aanstaande schoonmama... Wat wou jij nou?... he... he...
| |
| |
(sterk) Dat... zullen we zien!
Nou meneer de iezegrim... saluut... tjesses kerel wat ben jij onuitstaanbaar taai... vandaag... Ga jij nou es 'n beetje onder de wol... dan raak je (naar de schilderij wijzend met z'n stok) die beverigheid vanzelf kwijt. Verder nog iets...?
Adieu... je weet de weg.
Raaks rechts af.
| |
Vierde toneel
(gaat met de stukkende schilderij naar de divan en bekijkt die. Dan gooit hij de schilderij woedend weg en trapt erop) Daar... daar!!... 't lijkt of 'n kind 't geschilderd heeft... Raaks heeft gelijk... 'n kind!... (in vertwijfeling) Komt er dan nooit 'n end an... nooit... nooit... Dat hou ik zo niet vol... dat houdt geen sterveling vol... niemand... niemand... de sterkste niet!
Elvire van links op.
| |
Vijfde toneel
elvire, castro
(op de divan gaande zitten) Ik vertrap m'n werk... 't is niks... niks!! ik ken 't niet meer... (met gebalde vuisten) Allemachtig!!
U maakt 't u ook zo moeilijk vader!
Ik! Ik!! Jullie maken 't me moeilijk... je moeder... die... die... Nou hoor ik, dat zij 't weer geweest is, die bij Raaks aangedrongen heeft op 't contract maken met Jacques...
(de schilderij oprapend en wegzettend) En is 't gebeurd?
| |
| |
Niet?... mama had mij... had zelfs aan Dora gezegd... dat... dat meneer Raaks 't doen zou...
Nee... nee... nee! hij doet 't niet! versta je?... (Gaat zitten)
Dat hoeft u mij zó niet te zeggen, vader... Vader... vader... 't gaat verkeerd... ik zeg 't u... Weet u dat Dora de hele morgen heeft gezeten met alle blinden potdicht... alleen 'n kaars brandde er... (huiverend) , 't leek wel 'n sterfkamer... En je hoorde niks, alleen kon je merken dat ze voor d'r orgel zat... zo nu en dan 'n toon!... En vannacht...
Vannacht hoorde ik 'r zingen... ik ben naar d'r kamer gegaan... doodstil stond ze voor 't open raam... en wuifde naar de wolken... Dag Jacques riep ze maar... Dag jonge! ik ben zo geschrokken! D'r gezicht stond akelig strak... Vader als je d'r zo had zien staan... je zou... 't niet hebben kunnen anzien... En je gaat er toch maar mee door... je ziet 't niet... vader... je begrijpt 't niet!!... Je wilt 't niet begrijpen.
Pauze.
(bewogen) Wie... wie... is nou bij... d'r?
Mama... daarnet is dokter Coertens gekomen.
Ze zijn nu samen bij d'r... Ze wou dokter Coertens eerst niet zien.
Dus toch... (de vuisten gebald) ik kan d'r niet... tegenop! Is... is... Coertens d'r al lang.
Nee... ik geloof niet... 'n kwartier misschien...
(snel) Elvire... ik... ik moet 'n ogenblik weg... ik ik ben dadelijk terug... ik... zou... (lief) Haal m'n hoed... ja...? ik moet... (Loopt zenuwachtig heen en weer, wil z'n jas uitdoen)
(die hem onbeweeglijk heeft aangehoord) Wat... doet... u vreemd... vader... hebt... u...
Ja... ik moet... hier vandaan... ik. (Er wordt geklopt)
Pauze.
Elvire en Castro zien elkaar aan. Elvire wil naar de deur gaan.
| |
| |
Nee! (Elvire blijft staan. Er wordt geklopt)
(weifelend) Ja... ja... kijk es... wie d'r is...
Elvire gaat naar de deur rechts. Castro doet een pas en blijft als 'n standbeeld staan.
(Stem van Coertens) Dag juffrouw Elvire.
Coertens rechts op. Hij is even oud als Castro, draagt een lange grijze baard. Zijn haar is wit. Hij heeft een eerbiedwaardig voorkomen.
| |
Zesde toneel
castro, coertens, elvire
Is uw vader hier? (Hij komt wat naar voren. Castro is voor zijn schildersezel gaan staan om niet gezien te worden)
Elvire zegt niets, doch wijst naar de plaats waar Castro staat. Coertens ziet hem en gaat op hem toe.
Dag meneer Castro... hoe gaat 't. (Hij reikt hem de hand)
Elvire ziet hen beiden even aan daarna links af.
| |
Zevende toneel
castro, coertens
Ik kom u es in je heilige der heiligen opzoeken... (het atelier rondziende en een schets fixerend aan de wand) Ik benij jullie kunstenaars toch. Wat moet het heerlijk zijn zo dag aan dag in elk uur van je werken of je denken de verwezenlijking van je ideaal te zien ontstaan. (zich omkerend) Jullie ziet altijd het gezonde... het mooie leven... wij aldoor het zieke... het lijdende leven! Jullie hebben de werkelijkheid van 't ideaal voor je... wij zijn maar óf abstractie-schepsels óf de nederige erg kleine dienaars van 'n goddelijke macht, die haar innigste geheimen voor ons verborgen houdt...
| |
| |
Zwak zijn we allemaal... artiesten misschien wel het zwakst... óns leven is heus niet zo mooi... zo gezond! 't Is dikwijls ontmoedigend... 't is dikwijls moeilijk te dragen dokter...
Jullie leven...! Het leven in 't algemeen heeft zo veel moois! als de mensen maar 't goeie en mooie wilden zien... inplaats van te koketteren met allerlei pessimistische beschouwingen... (van toon veranderend) U is wat gedrukt door het droevige geval met uw dochter... maar dat komt wel weer terecht...
(met kracht) Ik geloof het zeker... maar u moet 'n handje meehelpen... Niet ik... niet ik, maar voornamelijk u.... U kunt haar - zo God wil - genezen...
(in gedachten) 't Is niet zo... 't is niet zo.
Ja... dat is wél zo! Uw vrouw heeft mij alles verteld... ik ben van alles haarfijn op de hoogte. Ik heb uw dochter onderzocht... haar toestand is ernstig... zelfs zeer ernstig... maar niet hopeloos!... Ik kan haar niet genezen zonder uw hulp... Begrijpt u me? (Gaat staan)
Ja! ik begrijp u... en... en... M'n dochter moet zich dat uit 't hoofd zetten... Ieder mens moet de kracht hebben zich over een ongelukkige liefde heen te zetten... Wie dat niet kan... is niet voor de levensstrijd gewapend...
En als die iemand nu eenmaal niet voor de strijd gewapend is... wat dán?... Moet... zo... iemand... dan sterven ook al... is die iemand... uw eigen kind?... Ik praat nu niet als dokter... maar als iemand, die u al zoveel jaren kent, als iemand die 'n grote bewondering heeft voor uw talenten. Ik weet 't!... men geeft niet graag z'n dochter aan een onwettig-geboren kind ten huwelijk. Zo zijn nu eenmaal de begrippen. Het zijn kreupele ongezonde begrippen, die bij 'n artiest, die toch zoveel vrijer staat ten opzichte van onze levensbeginselen, niet zo in tel moesten zijn... meneer Castro!! Help liever mee om de zonde, die de ouders van de jongen in hun hartstocht bedreven hebben... goed te maken!
U... weet niet wat je zegt!!
Dat weet ik wel! U hebt 'n ontzettende verantwoording op u geladen. U hebt die jonge levenslustige
| |
| |
man, u hebt hem in de nabijheid van uw dochter gebracht. U hebt hem gezet in de intimiteit van je gezin! U is toch geen kind meneer Castro... U wist toch wat u deed...
(krachtig) Ik was zó doordrongen van de onmogelijkheid zó... dat ik dacht dat Jacques en m'n dochter er zelfs niet aan zouden denken! Dat kan toch... wat? dat is toch logisch. Je kunt toch zelf van iets zó doordrongen zijn, dat je denkt, dat je nááste omgeving dat óók is!
Zó... heb ik gedacht... maar ik heb me vergist... vreselijk vergist... Ik hield van de jongen... veel, zielsveel! Maar toen ik me op 'n middag van de ware toestand rekenschap gaf, toen heb ik van schrik geduizeld... Ik heb gewenst om dood te zijn dokter... en dat wens ik nóg!
Och... wat zijn we toch 'n kleinzielige schepsels... Als je nu toch eens zuiver en objectief over deze zaak kon redeneren... Als je je maar even kon voorstellen dat niet u, maar 'n ander in uw positie was... wat zou u dan uw eigen manier van doen... afkeuren...
Dat zou u wél... Twee mensen, 'n jongen en een meisje hebben elkaar zielslief; 'n huwelijk heeft alle waarborgen tot geluk! maar de jongen is 'n onwettig geboren kind! Het kind van een moeder die model was bij... 'n schilder... en van een vader.. die wat was hij ook... meneer Castro?
die meubelmaker is. Het geeft niet of de jongen knap en intelligent is, dat hij misschien 'n geniaal artiest wordt... dat geeft allemaal niks! Hij is en blijft voor ons domme, bekrompen blinde slachtoffers van onze begrippen, het kind van 't verdachte schildersmodelletje... (Wanhopig gebaar van Castro) Ik weet... dat zit ons in 't bloed... wij kunnen er niet meer tegenop... tegen dat standsbegrip! Want zo'n jongeman staat toch niet geheel alleen op de wereld... men zou om moeten gaan met de vader van de meubelmaker, met neven en nichten... met... met werklui... dienstmeisjes... Is 't eigenlijk een gruwel?! dat 'n kind op die manier in de wereld geschopt, nagewezen wordt als... als... Kan hij 't
| |
| |
helpen, dat z'n vader... z'n moeder.
(gillend) Om Gods wil... hou op!
(met waardigheid) Zie mij aan... meneer Castro... durf u het grote vooroordeel van de wereld steunen en durft u dat te doen als ik... als ik u zeg, dat 't gevolg daarvan de dood van uw dochter betekent? Durft... u dat?!
Als ik geen... toe... toestemming geef... als...
Dan is je kind... reddeloos verloren. Ik waarschuw je... Als je niet doet wat ik je zeg... zal je je kind hier binnen 'n week uit huis moeten dragen... Het is thans aan u... ik heb niets meer te zeggen.
Castro barst in huilen uit en valt in 'n stoel.
(legt hem de hand op de schouder) Denk aan... 't verschrikkelijke verwijt dat u in je verdere leven zal... en móét vervolgen... wanneer uw kind... door uw schuld... sterft!
't Is verschrikkelijk... wat je daar zegt!
Het is 'n zaak van leven en dood... De voorzienigheid geeft u de beslissing... Aanvaardt ge die niet... denk dan aan de gevolgen... ik sta hier als dokter die de dood in de nabijheid ziet... van je lief kind...
(huilend) Ik kan... ik wil 't niet geloven... ik kan 't niet geloven... Toe zeg dat 't niet zo is... dat 't alles nog goed zal komen... ik bid je... ik smeek je erom...
Het is 'n zaak van leven... of dood.
(uitbarstend) Zweer dat dan... zweer 't... ik wil dat je 'n eed doet...
Er heeft nog nooit iemand getwijfeld aan wat ik zei...
(door 't vertrek) 't Is goed... 't is goed... Nou is 't aan mij... ik zal 't zeggen... ik... ik... o... Dora... Jacques... sluit de deuren af... sluit af zeg ik, je zult er van ijzen ha-ha... sluit de deuren af...
(tandenknarsend) Dat is wel nodig... dat is 't wel! (hij sluit de deuren af en blijft staan) Nee... nee... nee! ik doe 't niet... ik mag 't niet... Zal je me niet vervloeken?... ik waarschuw je... doe dat niet!! Want...
Wat voor verschrikkelijke dingen hebt u me
| |
| |
Verschrikkelijke dingen! ha... ha!... Zie me an! Zie ik eruit als een schurk... Nee nietwaar... en toch ben ik 't... Zie ik eruit als 'n dief, en toch ben ik 't... Ik heb m'n eigen geluk gestolen... twintig jaren... twintig jaren lang... Kom hier... kom bij me... (Beide mannen staan midden in het vertrek naast elkaar. Castro legt Coertens de rechterhand op de schouder) De... de... moeder van... van Jacques... was 'n model... dat heb ik je gezegd... dokter. Zij... was... model... bij mij... die vrouw is mijn... mijn maîtresse geweest...
(Coertens duwt hem van zich af)
Pauze.
Jacques... is mijn zoon! (snikt) mijn jongen... (wild) vloek me niet... kijk me niet zo an! ik kan d'r niet tegen... Ik ben 'n huichelaar geweest m'n leven lang! Ze... was lief... ze was eerlijk... ik heb van d'r gehoude... Toen 't kind most komme... toen... toen... ik had d'r genoeg van... ik heb d'r geld gegeven... verkocht haar aan 'n meubelmaker... dat is 't woord... Die kon 't niks schelen om 'r te trouwen, als die 't geld maar had... Ze ging weg... uren sporens hier vandaan... ik wou die vrouw weg hebben... weg... ver weg!...
Die vrouw... stierf... toen Jacques twee jaar oud was... ik was toen al... getrouwd! toen... ben ik erheen geweest... wat me dreef... ik weet 't niet... maar ik most erheen... Ik ging erheen... toen heb ik de jongen voor 't eerst gezien... hij... hij... (barst in huilen uit) hij kroop op m'n knieën, hij... sloeg z'n armpjes om m'n hals... hij... hij gaf me 'n zoen... Ik was wég... ik was kapot! ik... ik kon dat jongske niet bij die man laten, dat was me onmogelijk! 't vervolgde me dag en nacht... Ik wou 't kind van die kerel wég hebben maar hij wou niet... 't was zijn kind zei die... de vent wist... dat er van mij nog wel wat te halen was... ik gaf die kerel telkens geld.. veel geld... maar de vent verzoop 't. Ik... wist me op 't laatst geen raad... totdat... er aan die vreselijke toestand 'n eind kwam... en de kerel stierf... Ze vonden hem op 'n morgen dood... hij was in de jenever gestikt... Ik... ik zorgde stilletjes voor de opvoeding van... Jacques, en toen ik zag, dat hij talent had... groot talent! veel groter dan ik, toen was ik gek van geluk... ik
| |
| |
hielp hem voort... ik hielp ook anderen voort... alleen omdat 't met hem niet in 't oog zou lopen... (Pauze) Nou... nou zeg ik 't voor 't eerst... voor 't eerst... in twintig... twintig lange aren...
Het heeft me diep gegriefd... wat u me daar hebt verteld... maar één ding begrijp ik niet! U hebt in 't begin álles gedaan om dat kind ver... vér van uw huisgezin te houden... ik... begrijp niet... dat u die jongen later... hier!... hebt gebracht...
(hartstochtelijk) Ik begrijp 't ook... niet!... 't is vanzelf gegaan... Als je twintig jaar met 't gevaar omgaat, dan zie je 't niet meer... ik dacht ook... breng ik hem hier!... hier... dan zal nooit iemand 't weten, nooit... nooit! Ik zag geen gevaar... totdat... totdat... weg ermee!... M... Maak... 't nou verder kort...
Ik sta hier niet als rechter... ik zal u niet oordelen... U bent uw huwelijk begonnen met... 'n leugen, met 'n geheim... Zo iets doet men niet ongestraft! Een zonde welke ook eist 'n boete! Het is eenvoudig een kwestie van evenwicht! Twintig jaar heeft uw zonde op haar offer gewacht... al zou 't vijftig jaar geduurd hebben, dat offer kwam haar toe, en zij zou het gekregen hebben!!... Het evenwicht is nu hersteld! U wordt getroffen in 't liefste wat u hebt... in uw kinderen... Uw kinderen, die iets vreselijks zullen hebben door te maken door uw schuld! Ik heb aan zo menig ziekbed gestaan meneer Castro... zo menige biecht heb ik aangehoord! Ik heb altijd in het latere leven de sporen gezien van wat men in z'n jeugd misdreef!
Het is goed... dat 't zo is... maar men is er niet genoeg van doordrongen... Was dat zó... dan zou men meer denken bij wát men deed. Men zou voorzichtiger zijn... men zou meer te rade gaan met zijn geweten... Mag ik u eens 'n vraag doen... meneer Castro?
Waarom hebt u uw vrouw toen u ze trouwde niet gezegd wat u gedaan had... Is... is nooit bij u opgekomen, dat dat uw plicht was?
Waarom hebt u 't dan niet gedaan?
| |
| |
Dat is niet waar! U wilde niet!
Ik dorst niet!... ik zag tegen m'n vrouw op! ik... ik...
Het is uw egoïsme geweest... niets anders! U hebt de risico niet willen lopen... dat uw meisje u uw woord teruggaf! U hebt gedacht: die zonde... die moffel ik wel weg... Het is óns niet gegeven iets ongedaan te maken... dat is niet voor óns weggelegd!
U moet 'n ontzettende kracht in uw zelf gehad hebben meneer Castro... Dat u zoveel jaren rond hebt kunnen lopen... met zulk een geheim!
Ik... ik... had... m'n... werk! Ik heb veel gewerkt... De gedachten aan mijn kunst waren veel sterker dan welk gevoel van angst óók... Misschien heb ik dáárom wel zo veel gewerkt in m'n leven om die angst!... En laat ik eerlijk zijn... toen Jacques hier aan huis kwam toen kreeg ik 'n gevoel van rust! 't is gek... 't is dwaas maar 't is zo! Hij hóórde toch hier!... Hij...
(in gedachten) Hij hoorde toch... hier... (fluisterend) Ik heb 't eens op m'n lippen gehad om 't te zeggen... Ik zag hoe m'n vrouw van die jongen hield... hoe m'n dochters h'm graag zagen... Ja... Ja... maar ik dórst 't toch niet... ik... ik... en nou... wat nou! ik weet 't niet meer... ik weet niet waarheen ik me wenden of keren mot... Ze komen allemaal op me an... M'n vrouw... Dora... Jacques... Elvire... ik weet me geen raad...
U hebt zoveel kracht getoond twintig jaar lang... twintig jaar hebt u met alles wat er in u was gestaan tussen uw zonde en het offer... dat haar toekwam. U zult nu toch ook wel de kracht hebben om terug te treden...
(wild) Man... je bent gek!... moet ik m'n toestemming geven aan... aan... ik kan 't niet uitspreken...
Dat is natuurlijk buitengesloten.
(snel) Wat... ben ik verplicht... spreek op...
Zo kan ik niet met u spreken... U moet kalmer
| |
| |
O, pijnig me zo niet... martel me zo niet... ik... zal... kalm... zijn...
U bent verplicht
het aan uw dochter te zeggen!!
(uitbarstend) Ik... snij me liever de strot af...
Ik had me u sterker voorgesteld...
Je hebt geen kinderen... Je weet 't niet... je... je... Het is 't vreselijkste voor 'n vader wanneer ie z'n zonde moet... versta je... móét vertellen aan z'n eigen kind... Ik... kan... ik kan dat niet doen... ik...
Omdat ik 't niet durf... niet durf... niet durf.
U... wilt 't dus zo laten... tussen die twee mensen... U... ik vind 't afgrijselijk. (Staat op, neemt z'n hoed)
Ja!... U moet weten wát u doet... ik heb u gewaarschuwd! het kome dan alles op uw eigen... hoofd...
Wat ik je bidden mag... ga niet weg... laat me niet alleen... ik... (zacht) luister naar me... luister... (gaat weer vlak naast Coertens staan) Iedere zonde vraagt om haar offer... om haar boete... heb je gezegd... en 't zal wel zo wezen... Maar... (wilder) wie... wie zegt me dat wanneer ik 't aan m'n dochter zeg... dat er van 'n huwelijk niets komen kan... dat Jacques... haar broer is... wie zegt me dan... dat m'n dochter zélf niet 't offer wezen zal!! Het is toch immers 'n zaak... waarmee de... de dood! is gemoeid... dat heb je toch zelf gezegd!!
U stelt u 't ergste voor... Als die twee mensen, die zielsveel van elkaar houden elkaar niet kunnen krijgen, is dan de straf voor u al niet groot genoeg? Zo kan... zo mag 't niet blijven... zo wordt 't 'n verlangen tot krankzinnigwordens toe... dat met de dood eindigt...
Geef me de zekerheid... geef me de rust, jij... jij gelovige man! en ik zal 't doen, ik zal 't doen...
Die zekerheid kan ik u niet geven; ik heb het leven en de dood niet in m'n macht... Maar zo waar ik geloof in een bestuur, dat ons ieders leven regelt... zo waar geloof
| |
| |
ik... dat u genoeg is gestraft... dat uw dochter niet sterven zal... wanneer u haar de waarheid brengt... Meer kan ik u niet zeggen...
Ik heb... geen geloof!... 't is me nooit geleerd... ik heb niks dan m'n kunst... om me aan vast te houden...
(met kracht) O ik benij jullie zo... jullie met je geloof... met je kinderlijk vertrouwen... Janning, die ken je wel! die verloor z'n vrouw en z'n twee kinderen binnen een maand... Wat God doet... is wel gedaan zei d'ie me... en hij ging met hetzelfde vertrouwen z'n leven verder... Ik heb 'm uitgelachen... ik kon me zo iets niet indenken... Als... als ik (wild) m'n dochter verlies... dan... dan is 't uit met me... dan kan je me net even goed achter 'n kruiwagen zetten... dan is 't uit met m'n kunst... weg, wég!... Maak... 't me toch niet zo vreselijk moeilijk... Laat me 'n ogenblik...
Castro loopt het vertrek 'n paar maal met grote stappen op en neer... blijft weer staan, is aan een hevige ontroering ten prooi. Men hoort hem zeggen... ik durf niet... ja... nee... Dora... Jacques.
(blijft staan achter in 't toneel) Coertens!... ik... ik... zal 't doen... ja ja!... onder... onder één voorwaarde.
Dat... Dat... je er bij bent...
U kunt op me rekenen...
Pauze.
(loopt heen en weer) Ik... ik zal 't doen... ik... maar... m'n zoon zeg ik 't niet... eis dat niet... ik waarschuw je... want dat doe ik niet... niet!... Hij is ook wég... hij is op reis... hij...
(ijskoud) Uw zoon is hier...
(opvliegend) Hier? je bent gek!... Ik heb hem zelf... op reis gestuurd...
Hij is niet gegaan... meneer Castro... Uw zoon is hier... in dit huis... Uw vrouw heeft 't vandaag voor haar kind op één kaart willen zetten...
Spreek niet in raadsels....
Uw vrouw wist, dat ik na uw dochter onder-
| |
| |
zocht te hebben, niet bang was om u te zeggen waar 't op stond... Zij wist na mijn verklaring als dokter... dat u móést toestemmen... wilde u geen móórd op uw geweten hebben... Ze... bracht Jacques hier... ze... hoopte... dat u vandaag de handen van die twee mensen zélf ineen had kunnen leggen...
Het komt alles... alles tegelijk!... Ik zeg 't 'm niet... ik doe 't niet... ik schiet me liever voor de kop...
Dan zal ik 't doen... er moet een eind aan komen... 't is om uw eigen best!
Er... moet... ook... een einde aan komen... ik verbied 't je niet... Coertens... ik heb er de kracht niet meer toe... Hij zal me vervloeken... ik... wil er niet bij zijn... versta je...
(valt in 'n stoel) Ik... kan... niet meer... doe 't... er moet 'n eind aan komen... ik kan d'r niet... meer tegenop!
Coertens gaat naar de deur en belt.
Ik... zal laten vragen of uw zoon hier wil komen...
(in vertwijfeling) W... wacht nog even?... zeg hem... (zich aan Coertens vastklampend) ik ben zo bang... zo verschrikkelijk bang!... Zeg... hem... dat...
(zich losmakend) Wees nou sterk... meneer Castro... ik moet 't ook zijn!!
Sientje van rechts op.
| |
Negende toneel
sientje, coertens, castro
(kort) Meisje... wil jij es even vragen of meneer Daal hier wil komen... Weet je ook waar meneer is?
Ja... meneer... bij onze Mevrouw...
Roep hem dan even... wil je... vraag of meneer bij mij komt... niet bij meneer Castro... begrijp je...?
| |
| |
| |
Tiende toneel
Castro gaat bij de deur staan en luistert, verschrikkelijk zenuwachtig. Men ziet aan hem, dat hij Jacques hoort naderen, dan wankelt hij snikkend naar de deur, links af.
| |
Elfde toneel
Jacques van rechts op.
coertens, jacques
Dag dokter... U hebt me laten roepen... Hebt u iets kunnen bereiken bij meneer Castro? O! dokter, ze ziet er zo vreselijk uit... Het is niet om aan te zien... ik geloof...
(hem onderbrekend) Gaat u zitten... ik heb u iets te zeggen... Zie mij aan meneer Daal... ik heb u iets ernstigs te zeggen... U bent jong... U bent sterk!... Wanneer ik u.. 'n verschrikkelijke, voor u verschrikkelijke mededeling deed... zoudt u daartegen kunnen?
(gaat staan) Ik... heb... al zo... veel gehad... in de laatste tijd... en ik heb 't doorstaan, (beslist) ik zal dit dus ook kunnen doormaken... U kunt spreken dokter!
Je bent flink... geef me je, hand!
(toonloos) Zeg 't zo gauw... zeg 't zo kort mogelijk... Is 't met Dora...
Hebt u uw vader gekend... Jacques?...
(met een zucht van verlichting) Dat is 'n pak van m'n hart... Dokter ik dacht dat 't wat anders was... dat 't met Dora... niet goed was... dat... u spreekt over m'n vader... die heb ik ternauwernood gekend... Hij was geloof ik... meubelmaker... Ik ging vroeg van huis... meneer Castro heeft...
(hem onderbrekend) Meneer Daal... die meubelmaker was uw vader niet!
Pauze.
| |
| |
(heen en weer lopend) Het kan me ook... niet schelen... ik heb geen eerbied voor m'n vader! Heeft men eerbied voor 'n vader, die zich niks aan z'n kind laat gelegen liggen... niks! Ik herinner me nauwelijks hoe m'n vader... of dan niet m'n vader... er uitzag!! (scherper) Is... dat alles wat u me hebt te zeggen?...
(met nadruk en hem de hand op de schouder leggend) Neen... zie mij aan... meneer Daal... Niet alleen... omdat u talent... heeft (hapert) heeft meneer Castro zich uwer aangetrokken.
Pauze.
(brengt de hand naar 't voorhoofd, niet begrijpend) Ik... ik (lacht melancholiek) begrijp... u niet goed... ik...
Niet... die meubelmaker was uw vader... maar
(onderbrekend) Nee! nee! ik... ik voel, dat je me iets vreselijks gaat zeggen... ik weet niet (valt in 'n stoel) wat me overkomt. (Hij brengt vol vertwijfeling de handen tegen het hoofd en blijft steunend zitten)
Pauze, Coertens staart hem aan.
(Lacht) Er zijn in de laatste tijd zoveel dingen gebeurd... die ik niet begrepen heb... ik heb me er stomp op gedacht... zoveel dingen... die me 'n verschrikkelijke angst hebben bezorgd... 'n angst, 'n angst... die ik alleen heb doorgemaakt, 'n angst... die niemand begrijpen kan, niemand...
Er zijn ook anderen Jacques! behalve jou, die zich die angst kunnen voorstellen.
Pauze.
(opvliegend en wild) Zeg 't me... zeg 't!! U spreekt hier niet namens u zelf... ik voel 't... d'r staat iemand achter u... u handelt in opdracht... van... van...
(invallend) Ja... ik handel in opdracht.
(hijgend) Van... van... ja! ja!!
Van uw vader... van meneer Castro.
Jacques tuimelt achteruit, ziet Coertens verschrikkelijk aan, dan stoot hij 'n gil uit.
U hebt me gezegd... flink te zullen wezen...
(beide armen omhoog) Je liegt... 't... je liegt... ik kan 't... toch niet geloven... je liegt! (Coertens schudt
| |
| |
van neen) Jawel... zeg ik... Jawel... hij liegt niet... ik voel 't... O... hoe wreed... hoe!... En dat juist vandaag, vandaag... dat alles goed moest komen... Doortje... Doortje... 't is goed... 't is wel... ik... Hoe is 't mogelijk... dat zó iets kan gebeuren... U staat daar zo koud... zo.... zonder medelijden...
Ik heb zo veel van 't leven gezien (hapert) Jacques, zo veel... (als Coertens Jacques bij de naam noemt begint hij zacht te snikken) Ik heb zoveel meegemaakt... ik... ik ben te oud om gevoelig te worden...
(met moeite opstaand) Ik... ik stel me ook aan... as 'n gek... Wat geeft 't nou nog... wat geeft 't? (in huilen uitbarstend en op 'n stoel vallend) 't geeft ommers niks meer... niks... niks...!! (Plots een besluit nemend gaat hij naar de deur links, Coertens gaat voor hem staan)
(wild) Ik wil naar d'r toe... hou me niet tegen...
Dat doe ik wel... U gaat vandaag niet naar haar toe... ik verbied u dat als dokter... Hebt u me begrepen?
't Is goed... Nee... nee niet vandaag... 't is goed... 't is best... 't is net of ik niks meer voel... ik ben zo vreemd... ik zal... wel gaan... ik mót immers... Nee... niet vandaag... Niet vandaag... (Hij gaat langzaam, door Coertens gevolgd naar de achtergrond. Castro wankelend in de deur links. Jacques en Castro zien elkaar lang aan)
| |
Twaalfde toneel
castro, coertens, jacques
(bewogen) Jacques!!
Jacques schudt 'n paar maal met 't hoofd, bergt z'n gezicht in een zakdoek en gaat langzaam rechts af.
| |
| |
| |
Dertiende toneel
castro, coertens
(hem een paar stappen volgend) Ga... niet weg... Jacques, m'n jongen... kom... kom terug... (Met geweld wordt de deur links achter Castro opengegooid en mevrouw Castro verschijnt)
| |
Veertiende toneel
castro, coertens, mevrouw
Pauze.
(de toestand beheersend) Ik geloof, dat meneer Castro u iets heeft te zeggen Mevrouw...
Langzaam af, rechts.
| |
Vijftiende toneel
mevrouw, castro
(jubelend) Ja?!... ik wachtte al zo lang... Henri!... ik kon 't langer niet uithouden... Och... toe!... maak 't nu in orde...
(razend) Ik... ik zal 't in orde maken... maar laat me nou met rust (valt in 'n stoel) ik moet... ik zal 't in orde maken...
(jubelend op haar knieën voor de stoel waar Castro zit) Ik wist 't wel... ik wist... dat je zo hard... zo wreed niet zou blijven Henri... Man... waarom heb je 't ons zo moeilijk gemaakt... waarom heb jij je 't zelf zo zwaar gemaakt! Kom... kom nu (wil hem uit de stoel trekken) Kom laten we nu samen naar d'r toe gaan... samen... (Castro heeft zich losgerukt en kijkt haar verbijsterd aan)
(sidderend) Wat... wat bedoel je?!
't Is nou immers alles goed? Je hebt 't toch zelf
| |
| |
gezegd... ik heb zo lang... gewacht... je kind heeft zo lang gewacht. Jacques is ook hier... (jubelend) dat is 'n mooie dag vandaag Henri... 'n mooie dag... na zo veel verdriet... (hem mee willende tronen naar de deur rechts) Kom... kom... laten we samen... kom...
(zich losrukkend) Je... je bent gek... je... je... ha!... ha!... Je begrijpt 't niet... je... Zeg jij 't er niet... ik... ik waarschuw je... ik zal 't doen... ik... ik moet 't doen... ik heb 't beloofd... vandaag... niet! vandaag niet!! versta je... morgen!... morgen! (Blijft hijgend staan)
(vertwijfeld) Nee... nee...
(statig) Waarom niet, Henri?
Omdat... om... Nee! nee!! nee!!!
(naar 'n stoel bij de tafel gaand en neervallend) Vandaag niet... van... daag niet... ik had er zo op gehoopt... (Bergt het hoofd snikkend in de armen op tafel)
(aan 'n hevige ontroering ten prooi staart haar wezenloos aan) Ik... weet 't niet meer... ik... (gesmoord) morgen! morgen!!
doek
|
|