| |
| |
| |
Eerste tafereel
Personen van het eerste tafereel
|
Jan Bron |
Berthier |
Tymans |
Van Veerdeghem |
Maclou |
Verghinst |
Verwee |
Ondereet |
Irma |
Mannen en Vrouwen |
Het tafereel stelt een kleine meeting-zaal voor. Een twintigtal mannen en vrouwen hier en daar verspreid. De meeste mannen dragen volle baarden. Enkelen baardeloos en heel jong. Een paar geestelijken. De vrouwen doorgaans zonder sierlijkheid gekleed. Een deur links. Een deur rechts. Tegen de achtergrond ontplooide leeuwenvlag met stok. Een kelner bedient als in een koffiehuis. Velen hebben glazen bier of kopjes koffie voor zich staan op tafeltjes. Op een verhoog een grote tafel, waar omheen Jan Bron met nog twee mannen en een vrouw. Bij het ophalen van 't gordijn rumoer van stemmen. Berthier staat, bij een van de kleinere tafeltjes, overeind en zet, met nu en dan grote gebaren, zijn rede voort.
(spreekt met enige moeite Nederlands) Iek herhaal het nog eens, dames en heren, iek bijn kontent en dankbaar, dat mijnheer de president...
(aan een der tafeltjes) Voorzitter!
(glimlachend) Best. Voorzitter. Dank u... Iek bijn kontent, zeg ik, dat mijnheer de voorzitter hier volle vrijheid van spreken heeft verloofd...
(ietwat kregel) Ja maar, meneer Maclou, als
| |
| |
ge mij voortdurend onderbreekt, dan komt er ook van die geroemde vrijheid niets terecht. Gij belet mij van te zijggen wat ik nog te zijggen heb.
(spottend) Zijg het dan maar. (
Gelach
)
(idem) Of zijg het liever niet; zwijg het! G'hebt al lang genoeg gezijijgd. (
Gelach
)
Gezaagd! (Bulderend gelach)
(met verwoede blik naar de verstoorders) Taisez-vous donc, nom d'un chien; laissez le parler!
Alij, alij!... (jouwend) Hoe-oe!... Hoe-oe! In Vlaanderen Vlaams!
(als boven. In plat Vlaams) In Vloanderen vrijheid!
(jouwend) Hoe-oe! Hoe-oe!
(opstaande; ernstig; gezagvoerend) Laat de heer Berthier uitspreken. Onderbreek niet meer. Wie wenst te antwoorden zal zijn beurt krijgen. (Gaat weer zitten. Gehoorzame stilte)
Laat ik dus met enkele woorden besluiten... die vrijheid van spreken dus, waarvoor ik de heer voorzitter zeer dankbaar ben, heeft mij de gelegenheid gegeven hier in volle oprechtheid uit te drukken wat ik voel en meen. Men heeft mij, en de partij waartoe ik behoor, afgeschilderd en zelfs uitgescholden als vijanden van alles wat Vlaams is. Dat is niet waar. Dat is niet rechtvaardig. Iek bijn immers Vlaming van geboorte en...
En franskiljon in de ziel!
Rumoer; st! st!.
(met nadruk) Vlaming van geboorte, zeg ik, maar vriend van Frankrijk; (met moed) Franskiljon, als ge wilt, zoals die meneer mij daar verwijt (rumoer; st... st...) omdat ik de grootheid van Frankrijk en de schoonheid van de Franse taal en van de Franse geest bewonder; omdat ik
| |
| |
weet wat wij, Vlamingen, aan Frankrijk, als algemene ontwikkeling te danken hebben. Frankrijk staat hoog in mijn waardering, héél hoog, daar kom ik rond voor uit; en ik zou het als een wereldramp beschouwen, een ramp voor heel de wereld en voor Vlaanderen in 't bijzonder, indien Frankrijk en de Franse beschaving moesten ten onder gaan.
Geweldig rumoer. Gezwaai van knuppels en armen. Stemmen heffen de ‘Vlaamse Leeuw’ aan. De vlag wordt heen en weer gezwaaid.
(verzoekt gebiedend om stilte) Verlangt ge nog iets meer te zeggen, meneer Berthier?
(gaat zitten) Neen, meneer de president. Iek heb gezegd wat iek te zeggen had.
Dan neem ik even het woord.
Leve, lang leve Jan Bron!
Ik zal kort zijn. (haalt even zijn horloge uit) Het is laat geworden. De tijd dringt. - De heer Berthier heeft ons daar gesproken over zijn liefde en bewondering voor Frankrijk en de Franse geest. Ik zal niet zeggen, dat ik onvoorwaardelijk zijn ‘liefde’ voor Frankrijk deel; maar wel deel ik zijn bewondering voor heel veel van wat de Franse geest in de loop der eeuwen heeft voortgebracht, voor heel veel schoons en groots in de Franse cultuur. Ik geloof, als ik Fransman was, dat ik, alles bij elkaar genomen, het goede en het slechte door elkaar, wel trots zou zijn op mijn, volk en mijn land, in vergelijking met veel andere volken en landen.
Maar ik ben geen Fransman;... ik ben Vlaming...
Handgeklap, gejuich, gezwaai met leeuwenvlag, gezang: ‘Zij zullen hem niet temmen’...
St...! St...! Laat spreken!
Ik ben Vlaming, en, als zodanig, kan ik ook niets meer voor Frankrijk voelen, dan wat ik voel voor onze andere grote buren: Engeland, Duitsland. En, ik voeg er onmiddellijk aan toe: als goed en rechtschapen Vlaming moet ik voor Frankrijk minder voelen dan voor welk ander land
| |
| |
ook (langzaam, met nadruk) omdat Frankrijk hier, in ons land, invloeden laat gelden, die van aard zijn ons bestaan als zelfstandig volk te oondermijnen. (Applaus)
(heftig) Volstrekt niet! Volstrekt niet!
C'est ridicule! C'est idiot!
Rumoer; protesten.
De heer Berthier heeft het gewaardeerd, dat men hem hier vrijuit heeft laten spreken. Hij zal het ook wel willen goedvinden, dat ik van diezelfde vrijheid gebruik maak om, van mijn kant, ook ronduit mijn mening te verkondigen. Welnu, ik meen, en ik beweer, dat mensen als de heer Berthier en zijn partij, - met andere woorden: de franskiljons, - een slechte dienst bewijzen én aan Frankrijk, én aan Vlaanderen.
Applaus. Heftig protest van Berthier en Tymans.
Ça c'est trop fort! (Rumoer; Hoe-geschreeuw)
Zij zijn, als ik het zo mag uitdrukken, nationale bastaards... (Geweldig applaus)
(verontwaardigd) Meneer!...
Vous nous insultez! (Geschreeuw; handgeklap)
Zij trachten, bewust of onbewust, ons ganse volk te verbasteren; en verwekken daardoor, onder de bewuste Vlamingen, een wantrouwen en zelfs een haat ten opzichte van Frankrijk, die Frankrijk zelf niet eens verdient. Het gevolg daarvan is, dat Frankrijk van zijn kant ons wantrouwt en minacht, terwijl het ons ook, vanwege die halfslachtigheid, als een karakterloos en minderwaardig volk, ja, eigenlijk als geen volk beschouwt. De Fransen drijven de spot met ons. Zij spotten met onze onbeholpen naäperij, met het slechte Frans dat wij spreken en dat zij ternauwernood verstaan.
Dat is schromelijk overdreven. De Fransen verstaan ons heel goed. Spreken wij misschien slechter dan de Marseillais en de Auvergnats!
(glimlachend) Ik constateer dat de heer Berthier zijn taalambities niet hoger stelt dan tot het peil waarop de Marseillais en Auvergnaten staan. (Gejuich; gelach) In zoverre moet ik toegeven dat de Vlaamse franskiljons over het algemeen voor die beide stammen niet behoeven onder te
| |
| |
doen (Heftig).
Maar dat voldoet ons niet als Vlaming! (Donderend en langdurig applaus. De vlag wordt heen en weer gezwaaid. Gezang: ‘Zij zullen hem niet temmen’) Wij willen ons zelf zijn. Wij willen, Frans kunnende spreken zo ongeveer als een Marseillais of een Auvergnaat, toch eerst en vooral Vlaams kunnen spreken als een Vlaming. Vlaams denken en Vlaams voelen, Vlaams zijn, met een woord, zoals de Fransman Frans is, de Duitser Duits, de Engelsman Engels.
Geweldig applaus en lawaai.
Meneer de voorzitter, ik vraag het woord.
(heftig gebarend) Goed. Heel goed. Maar in name der duizenden en duizenden vrienden van Frankrijk hier, in Vlaanderen, vragen wij, eisen wij van onze kant het recht op Fransgezind te mogen zijn, zoals ook onze voorouders in Vlaanderen dat waren, eeuwen lang, daarvan getuigt onze geschiedenis. Vlaanderen is een tweetalig land, dat is zo waar en zo sterk als een muur. Dat is door niets omver te redeneren.
Lawaai; hoongeschreeuw.
Il n'y a pas moyen de causer raisonnablement avec de pareils énergumènes. Je m'en vais. (Hij wil weg)
(woedend) Mais, reste donc, nom de Dieu! Ne me laisse pas seul dans cet antre. (Tymans blijft)
(uitdagend) In Vlaanderen Vlaams.
(insgelijks uitdagend) We zillen de toale klappen die we willen.
A la porte de franskiljons! Aan de deure! Vliegt de Blauwvoet?
(jouwend) Hoe... oe! Hoe... oe!
Meneer de voorzitter, ik vraag voor de tweede maal het woord.
Het woord is aan de heer Van Veerdeghem.
| |
| |
Dames en heren, ik hoor hier voortdurend spreken van Vlaanderen en Frankrijk, maar nooit van België. Bestaat België misschien niet meer?
Leve Vlaanderen! Leve Vlaanderen!
Het begrip België berust op een etnografische dwaling.
Geweldige opschudding. Handgeklap; protestkreten.
Vous êtes des anti-patriotes. C'est une honte!
(gedecideerd) Het Belgisch patriottisme heeft hier voor 't ogenblik met onze discussie niets te maken.
Pardon, meneer de voorzitter; ik protesteer zeer beslist. De algemene politieke toestand in Europa is tegenwoordig van die aard, dat wij geen dag verzekerd zijn van wat er 't volgend uur gebeuren kan. Ieder ogenblik kan een wereldoorlog uitbreken. Zullen wij daar buiten blijven? Zal België zich niet met alle krachten aaneen moeten sluiten om zijn bestaan als onafhankelijke staat tegen een of andere partij te verdedigen? Is het nu wel het meest geschikte ogenblik om besprekingen te houden over wat ons van elkander scheidt en verwijdert, in plaats van pogingen aan te wenden om de banden te versterken, die als Belgen ons verenigen? Ik ben Vlaamsgezind in de ziel, meneer de voorzitter, maar ik zie met angst en leed, dat onze nationale eendracht gevaar loopt.
Gebrom, gemurmel.
(in plat dialect) Os er nen oorlog uitbreekt, 't zal de schuld zijn van 't kapitalisme. En 't kapitalisme zal deur den oorlog vernietigd worden, eerst in de landen die de nederloage zullen lijen en doarachter in de landen die zullen overwonnen hên. En huel ulderen toalstrijd zal in de verwarringe als 'n streutjen in den eurkoan meegesleept worden. (Handgeklap en luid protest)
Dat zullen we zien. Dat zullen we afwachten. Intussen zetten ‘wij’ onvermoeid ‘onze’ strijd voort. Die strijd is onbaatzuchtig, zuiver en heilig. Het is de strijd om 't zijn of niet zijn van een volk. Dames en heren, verlangt er nog iemand het woord? (Dof rumoer) Niemand meer? Dan verklaar ik de meeting gesloten.
| |
| |
Voorafgegaan door hun vlag, zingend en armzwaaiend; verlaten de Vlaamsgezinden de zaal. Irma klimt op het verhoog en spreekt met Jan Bron.
(apart met Tymans naar de uitgang) C'est du temps perdu, que de parler avec ces gens-là.
Je te l'ai dit d'avance, n'est-ce pas!
Tout ça c'est de la rhétorique, du romantisme, du sentimentalisme.
(die onder het stille praten met Irma naar het gesprek van de twee aftrekkende franskiljons geluisterd heeft; op hen afkomend; in zeer mooi Frans) De la rhétorique, très peu, messieurs. Du romantisme, peut-être. (met trots) Du sentimentalisme, ou, plutôt, du sentiment... de l'amour... énormément! J'aime, j'adore mon pays, ma belle et forte et malheureuse Flandre. J'idolâtre son étendard, son lion noir sur champ d'or, que j'embrasse parfois avec passion, avec des larmes de tendresse dans les yeux, comme on embrasse une femme. J'aime son sol (stampvoet) son terreau fertile, où je me sens comme une plante vivace, nourrie dans son sein, gonflée de son suc, ne pouvant vivre et fleurir et porter des fruits que là-même où la nature l'a fait naître. Un arbre flamand, messieurs, flamand jusqu'à la moëlle et non pas une plante de serre-chaude française. Adieu, messieurs! (Opgewonden terug bij Irma)
Mais il parle bien le français, ce cochon!
Comme tous les flamingants outrés.
Ah! non de Dieu, comme on voit que tout ça c'est du bluff, du chiqué, de la comédie! Viens, nous allons prendre un verre au Bodega. (Beiden af)
(tot Jan Bron) Ach, man, wat hebt ge mooi gesproken! Wat hebt ge 't hun goed gezegd! (Omhelst hem)
(als 't ware geïnspireerd) Mijn hart, mijn ziel heeft gesproken. Kom, laten we nu samen naar buiten gaan wandelen. Ik moet Vlaanderen zien, Vlaanderen ruiken, Vlaanderen omarmen!
(strelend).
Ge moogt mij ook wel eens omarmen. Ben ‘ik’ nu helemaal niets meer voor u?
| |
| |
(omhelst haar) Gij zijt álles voor mij. Gij zijt de schoonheid van mijn ziel, de essentie van mijn liefde. Gij zijt Vlaanderen-zelf voor mij!
doek
|
|