Zijne Excellentie ‘el general Sanjurjo!’ Wondere en plotselinge uitwerking! De twee gendarmen hebben nauwelijks de brief gezien of stellen eensklaps niet het minste belang meer in onze ‘pasaporte’. Alles is in orde; wij mogen gaan en onder een stram-militair saluut snorren wij verder door.
Wij rijden een paar uren. Weinig afwisseling in het verlaten landschap. Hier en daar een zeer armzalig huttendorp; en verder steeds de gewapende herders met hun kudden, en de gewapende boeren op hun akkers; en ook de hoge bergen rechts die al hoger en woester worden, naarmate men het destijds zo onrustig en gevaarlijk Rif-gebied nadert. Opnieuw een teken dat wij moeten stoppen. Wij zijn bij de ingang van een bouwvallig dorp van leem en stro; en daar staat een menigte Spaanse soldaten, met aan hun hoofd een officier, die dadelijk op onze chauffeur toetreedt. Een palaber heeft plaats, waarvan wij niets begrijpen. Mogen we niet verder? De chauffeur keert zich enigszins verlegen tot ons om en zegt, naar de officier wijzend:
- El señor capitan moet naar Tetouan op een receptie bij general Sanjurjo en vraagt of hij met ons mee mag rijden. Mooier kon het waarlijk niet! De señor capitan wordt terstond opgeladen en verder reden wij, onder de stramme militaire groeten van het ganse escorte. De officier sprak enige woorden Frans; ik sprak enkele woorden Spaans; wij begrepen elkander uitstekend en toen wij eindelijk in Tetouan aankwamen, was het de Spaanse kapitein, die ons naar het paleis van de Hoge Commissaris begeleidde.
Ik vrees dat wij daar wel zeer ongelegen aankwamen. Er stond een prachtige eregarde opgesteld: mooie, grote kerels met witte tulbanden en schitterende oranje mantels over sneeuwwitte boernoessen! Niet ter onzer ere, maar ter ontvangst van de Franse gezant in Madrid, die juist die dag en op 't zelfde uur verwacht werd! Wij traden binnen in het wit paleis en stonden voor de generaal omringd door zijn staf. Hij is klein van gestalte, van iets meer dan middelbare leeftijd, een beetje zwaarlijvig. Ik liet mijn brief zien. Een moeilijk bedwongen uitdrukking van consternatie kwam op zijn gezicht. Ja, we waren welkom, zeer welkom, maar de Franse gezant