tastisch. Een blinde sukkelt tastend met zijn stok door modder en vuilnis heen, gebeden prevelend als een monnik. Wat verder, de waterdrager voortdravend, met de zware waterzak op de rug, gebogen, zich haastend, de ogen hol, het smalle bruine gelaat diep gegroefd door de ellende van zijn uitputtende arbeid. Dan elegante jongelui, de felrode fez koketscheef op 't hoofd, de sierlijke boernoes gedrapeerd over de fijne schouders, de bontgeborduurde muiltjes plassend in 't slijk, vrolijk lachend. Dan voorbij sluipende vrouwen gehuld in 't wit. En dáár, bij een deur, een gehurkte reus, als uit
brons gegoten, een enorme, krachtige, naakte neger. En ginds verder tegen een bruine muur, een profeet met witte baard, met fijn ivoren gezicht, schrandere, wilde, donkere ogen, en handen teer, bijna doorzichtig, rustend op zijn lange stok. Daar nog drie wilde Berbers, komend uit de bergen, de krachtige benen gespierd, de woeste hoofden gretig, als roofvogels begerig-buigend over een gehurkte man, die messen verkoopt in gedamasceerde scheden. Zij lachen; de witte tanden flitsen op in hun woest gelaat en hun handen grijpen naar de wapens. Men voelt als 't ware hun vechtersaard. Weer verder verkoopt een grijsaard witte boernoessen. Gezeten en als omwolkt door 't witte goed, hijzelf in 't wit met zilverwit haar en baard, lijkt hij wel een sneeuwman, levend geworden, of de beminde Santa Claus. Dan een rij winkeltjes van bontkleurig leer; dan de kaarsenmaker, de Arabische schel gekleurde kaarsen voor de moskee. Daarna het gerinkel en daverend geraas van de koperslagers die in hun sombere winkeltjes het rode koper bewerken met vuur en hamer, en de tapijtenhandelaar. Het is een bedrijvigheid van alle ambachten, grote ijver en grote traagheid. Hier een man die mager en uitgehongerd ijverig voort werkt; naast hem één die staart, dromend voor zich uit, niets doende. Het is een doolhof van leven, een doolhof van miserie, een doolhof van kleur, contrasten, schaduw en zon, schoonheid en vuil zoals nergens ter wereld. En dan opeens daagt uit de benauwing van de soeks een grote heerlijke moskee op. Haar bronzen deuren met prachtige kloppers staan open. De ingang is versierd met het fijnste, schoonste beeldhouwwerk en haar mozaïek-tegels glinsteren als duizenden edelstenen. Een luisterrijke praal hier te mid-