De lastdieren van de Bled
Arme lieve kleine Marokkaanse ezeltjes met uw zachte triestig-hangende kopjes, altijd overladen, nooit eens gekamd, nooit eens gewassen, met rauwe wonden en brede onthaarde vlekken door het aldoor wrijven en wringen van dezelfde harde strengen op dezelfde pijnlijke plekken, o arme lieve geduldige ezeltjes, wat heb ik droevig medelijden met uw ongelukkig lot!
En ook met u, arme afgebeulde muildieren en paarden, zo zwak, zo mager, met al uw ribben als hoepels om uw afgejakkerd lijf waarop de zweep aanhoudend neerklettert, wat heb ik droevig medelijden!
En ook met u, o arme, ruige, stoïcijns-wijze kamelen, met u, eeuwige dorst- en hongerlijders, die men laat dorst en honger