bloesems; een andere is als 't ware diep bedolven onder een blauwe draperie van bloeiende convolvulus. Aan de voet van een der torens ligt een bed van purperen, geurende viooltjes en verder rankt een rand van freesia's, wit als ivoor, tegen het donker rossig-bruin van een vervallen schans. In een hoek bij een deur, waarvan het zware slot geheel verroest is, kleurt een tapijt van kleine tulpen, wiegelend op hun tengere stengels; en daarboven klampt zich vast een klimmende, zacht-paarse heliotropen-struik; en tussen de verbrokkelde stenen kruipen varentjes als teer-smaragden veertjes. Op de vermolmde balustrade van een oude trap ligt glinsterend groen en donzig het weelderige mos.
Wat is het alles rustig in die tuin van dromen, rustig en vredig, een kleine wereld op zichzelf, waar alleen de geesten van 't verleden schijnen rond te dolen en waar de herinnering nog kan heersen, even levend als voorheen! En toch beuken daarbuiten, tegen die forse wallen, de krachtige golven van de Atlantische Oceaan en achter die zware poorten wemelt het van drukke mensenlevens, zijn er rumoerige straten en huizen, - heel de macht van de moderne stad. - Maar de tuin der Oudaya blijft verzonken in zijn droom van eeuwen, bloeiend, geurend, kalm en heerlijk, in zijn weelde ongestoord.