schooierig rond. Bij ons komt een zeldzaam type bedelen. Hij is ruigharig bruin, met gele snor en gele wenkbrauwen. Hij kijkt ons kritisch en, naar het mij voorkomt, enigszins geringschattend aan. Ik reik hem een stukje vlees. ‘Pour qui me prenez-vous?’ heeft hij het air te zeggen. Hij ruikt er niet eens aan en keert ons de rug toe.
Na het diner naar de ‘lounge’. Pijpen, sigaretten, bij uitzondering een sigaar. Koffie, likeur, hier en daar een kaarttafeltje, en verdere gesprekken over tea, tennis en golf. Er heerst een zware depressie.
Tien uur! Er komt beweging in de zaal. Een meneer staat op, neemt afscheid van dames. Hij verlaat de zaal in een soort stille wanhoop; en men krijgt de vreemde indruk of hij zich van kant gaat maken. Andere heren volgen. Zij doen allen strak en plechtig en telkens krij men weer de indruk dat ze zich fatsoenlijk en correct van kant gaan maken. De dames zitten nog een ogenblik te zeuren en te staren, of strelen de miauwende poes en staan ook eindelijk op.
Lichten worden minder; bedienden ruimen op. De oude hond met gele snor en gele wenkbrauwen gaat nog eens kritisch rond. 't Is uit voor vandaag. Morgen weer tennis, golf en tea en eten van de kok uit Engeland. Good night! Het Engels hotel in Spanje gaat slapen.