goed zo? Geef ik wel aan de rechte personen die ons geholpen hebben? Die dikke man daar, kijkt mij niet bijzonder vriendelijk aan. Heb ik hem soms vergeten? Gauw; een wenk; een papiertje. De man tikt aan zijn uniformpet; hij schijnt tevreden. Eindelijk staan wij in de ‘Loegho’. Wij staan erin, maar zitten, en vooral liggen er nog niet in! Bagage wordt heen en weer gesjouwd, reizigers lopen elkaar tegen het lijf, beambten draven. De plaatsen worden ons tenslotte aangewezen. Twee van onze dames hebben een kajuit voor hen beiden; de derde moet haar kooi met iemand anders delen, evenals ik trouwens, die naar een hokje word geleid, waarin reeds een meneer staat, zó breed, zó dik, dat hij bijna de ganse kleine ruimte vult. Ik deponeer mijn bagage en vlucht naar de Spaanse conducteur toe.
- Señor, dat is onmogelijk! kerm ik. - Die meneer heeft het bovenste bed! Nooit kan hij daarin klauteren; en mocht het hem eindelijk toch gelukken dan rolt hij er onvermijdelijk in een of andere bocht uit en barst open op de grond!
- Het spijt me, señor, maar ik heb geen andere plaats. De trein is te vol! klinkt het ontmoedigend antwoord.
Zenuwachtig tast ik in mijn zak en begin weer met mijn Franse papiertjes te spelen.
- Ik zal zien, señor! Ik zal proberen! zegt de man ontroerd. De ‘loegho’ is al in beweging; ik ga eens naar mijn dames kijken. Ook dáár terneergedrukte ontevredenheid! Ook zij hebben de conducteur aangeklampt en smeken om een beter lot. Eensklaps zie ik, o wonder! o verlichting! de zware dikkerd met bagage uit mijn kooi verdwijnen! Hijgend komt de conducteur naar ons tragisch groepje toe en verklaart:
- Die kooi is voor u, señor, maar u moet ze met een van uw dames delen!
- Wat... wat zegt u, señor! stamel ik diep ontroerd.
- Ja, señor, anders gaat het niet, kán het niet!
Ik staar mijn dames aan en mijn dames staren mij aan. Kleurend sla ik de blik ten gronde. Kleurend en lachend wenden zij zich even van mij af. Ik speel nog even met Franse biljetten, maar het helpt niet; het gaat niet! Een ogenblik benauwde stilte. Ik heb geheel het spraakvermogen verloren;